‘In deze site vindt u alle uitgaven van Paidos. U kunt deze boeken online bestellen. Verder vindt u hier interessante achtergondinformatie en artikelen over het vrijeschoolonderwijs.’
Hoe ik hierbij kwam? Door de ‘Stichting voor Rudolf Steiner Pedagogie’:
‘De Stichting voor Rudolf Steiner Pedagogie verzamelt schenkgeld om vrije initiatieven in en om vrijescholen te kunnen ondersteunen. Bij projecten is te lezen aan welke initiatieven in de afgelopen tijd is bijgedragen.
Onze prioriteiten liggen vooral bij:
– initiatieven voor het Kleine Kind
– onderzoeken ter verrijking van de vrijeschoolpedagogie
– ondersteuning van het werk van de Pädagogische Sektion in Dornach (Zw)De Stichting heeft de ANBI-status waardoor schenkingen – binnen de gestelde grenzen – aftrekbaar zijn. Oud-vrijeschoolleerlingen, ouders en grootouders, iedereen met hart voor kinderen: bent u al donateur? Helpt u mee om de vrijeschoolpedagogie te ondersteunen?’
Een beetje vreemd is die link naar ‘projecten’ wel, omdat die leidt naar ondersteunde initiatieven van en vóór 2006. Terwijl er genoeg daarná is gedaan; maar dat is te vinden in het menu bovenaan, namelijk onder ‘Proj. ’10 | Proj. ’09 | Proj. ’08 | Proj. ’07’. Bij de meest recente, die van dit jaar, staat ook deze:
‘Paidos website
Reeds vanaf 1998 geeft Magchiel Matthijsen werkmappen uit voor vrijeschoolleraren. Deze werkmappen vormen een gedegen ondersteuning van de periodelessen in de verschillende vakken. Om de mappen wat meer bekendheid te geven was het nodig om een eigen website in te richten: www.paidos-boeken.nl. De Stichting voor Rudolf Steiner Pedagogie heeft dit project ondersteund met een schenking van € 500’
Mooi zo! Magchiel Matthijsen is dus degene die hier achter zit. Hoewel zijn website vol staat met ‘© Uitgeverij Paidos 2000-2010’, heb ik zo’n donkerbruin vermoeden dat hij het niet zo erg zal vinden als ik het een en ander ervan hier aanhaal. Mijn blik werd namelijk onmiddellijk getroffen door de pagina met daarop ‘Historie Waldorfschool. Geschiedenis van de vrijeschool / Waldorfschool’:
‘Op deze pagina vindt u artikelen en voordrachten over de geschiedenis van de Waldorfschool. U kunt ze als PDF-bestand downloaden en lezen.’
Ik geef ze hier allemaal weer:
‘Chronologische beschrijving van de gebeurtenissen die leidden tot de oprichting van de Waldorfschool
Samengesteld door Magchiel C. Matthijsen
Een chronologie moet ergens beginnen. In dit geval niet met de in deze bundel elders beschreven eerste aanzetten van Rudolf Steiner, maar met de impuls van Emil Molt tot het stichten van een school. Ook Molts betrokkenheid heeft natuurlijk zijn voorgeschiedenis. Deze ligt voornamelijk op het gebied van de driegeleding.
In zijn autobiografie beschrijft hij hoe hij door het lezen van een van de Memoranda van Rudolf Steiner over de driegeleding van juli 1917, dat strikt vertrouwelijk was en dat hem toevallig via officiële (militaire) zijde ter hand werd gesteld, een schok ervaart. Hij voelt hierbij dat de inhoud van deze tekst bepalend voor zijn verdere leven zal zijn. Vanaf dat moment werkt hij met Hans Kühn, die dezelfde ervaring had, onafgebroken voor de driegeleding. Daaruit bloeit de gedachte van een school op.
matthijsen_chronologie.pdf
Herbert Hahn
Gedachten over schoolproblemen (1919)
Herbert Hahn (1890-1970) was de pionier die aan de bron stond van de Waldorf-schoolbeweging. Hij was leraar aan de fabrieksschool van de Waldorf-Astoria-sigarettenfabriek van Emil Molt de zgn. “Arbeiter-Bildungsschule”. Hij moet daar eind 1918, begin 1919 zijn aangesteld als enige docent die deze sociale vormingscursussen aan de arbeiders moest geven. Dat betrof cultuurgeschiedenis en vooral ook het onderwijs in de vreemde talen. De aanstelling vond plaats in eerste maanden van het ontstaan van de beweging van de “sociale driegeleding”.
Hoewel deze tekst dus vooral de vorm van de directe voorloper van de Waldorfschool betrof, de arbeidersschool, liggen er toch wat de sociale instelling en het talen- en geschiedenisonderwijs betreft eerste duidelijke aanwijzingen die enkele maanden later ook in het leerplan van de Waldorfschool naar voren zullen komen.
Dit verslag is waarschijnlijk opgeschreven door Herbert Hahn na een gesprek met Rudolf Steiner. De tekst verscheen oorspronkelijk in de Lehrerrundbrief No.6 1972.
hahn_schoolproblemen_1919.pdf
Erich Schwebsch
Toespraak tot de leerlingen van de 12e klas, bij de gedwongen sluiting van de Waldorfschool (1938)
Erich Schwebsch was musicoloog en trad nog ten tijde van het schoolleiderschap van Rudolf Steiner tot het college toe. Hij was degene die het leerplan voor de kunstvakken (de vier kunstperiodes in klas 9-12 ontwikkelde).
De tekst komt uit der ‘Lehrerrundbrief’ No.20 uit 1979.
schwebsch_sluiting.pdf
Graf von Bothmer
Afsluitende toespraak tot de leerlingen en medewerkers van de Waldorfschool bij de gedwongen sluiting (1938)
Graf von Bothmer was de leraar die de Bothmer-gymnastiek in de school ontwikkelde. De dag van de sluiting van de school (30 maart) was ook de sterfdag van Rudolf Steiner. Daar wordt in de toespraak van Bothmer uitgebreid naar verwezen.
botmer_toespraak_1938.pdf
Frits Julius
Vernietiging en opbouw van de Vrije School (1946)
De Haagse vrijeschool kort vóór en na de tweede wereldoorlog
julius_vernietiging.pdf’
Ik kan het niet laten, nadat ik al dit moois gevonden heb, om deze laatste tekst van Frits Julius hier in zijn geheel weer te geven.
‘Het is een eigenaardige ervaring om nu terug te blikken op een tijdperk van een jaar of tien, nu, waar ons gebouw in hoofdzaak hersteld is, waar weer enig leermateriaal verkrijgbaar is, waar wij een sterkere toevloed van kinderen hebben dan ooit tevoren.
Wij leefden toen te midden van dreigende donderkoppen aan de politieke hemel. In Duitsland werden onze zusterscholen steeds meer gewurgd, doordat de opname van kinderen verboden werd. Eindelijk kwam het bevel tot opheffing van de Waldorfschool, onze moederschool. Verschillenden van ons trokken naar Stuttgart en woonden de aangrijpende sluitingsbijeenkomst bij. Hier hadden wij tezelfder tijd een bijeenkomst van leraren en kinderen. Als een vlam sloeg het over op ons, wat er daar gebeurde, als een geestelijke vlam met zulk een gloed dat men weten kon: een van beiden zal nu gebeuren, of wij worden er door verteerd of er gaat uit dit vuur iets geheel nieuws ontstaan.
Daarna kwam een tijd waarin onze school langzamerhand kleiner werd. Ook elders scheen er een neiging te bestaan om van de bijzondere scholen terug te gaan naar de gewone scholen, zoals er nu algemeen de omgekeerde richting bestaat, maar in diezelfde tijd kwam het ook een stoot tot vernieuwing en verjonging uit een onverwachte hoek. Er kwamen telkens oud-leerlingen die mee wilden werken als leerkracht. Zij werden door ons met warmte begroet en een hele reeks van hen werd langzamerhand opgenomen in de gemeenschap van leraren.
In die tijd moet het ook geweest zijn, dat een van onze oudere buitenlandse vrienden zei: De vernietiging van een instituut of van een beweging die door de hoogste idealen gedragen wordt is steeds een aangrijpend iets, maar van de wijze waarop de afsluiting voltrokken wordt, hangt het af of er een werkelijke ondergang plaats vindt of dat er alleen een ingrijpend ontwikkelingsstadium wordt doorgemaakt.
Dat was een opmerking die als een ster de weg kan wijzen door de grote duisternis heen, die ons later overviel.
Steeds naderbij kwam het onweer.
1939: oorlogsverklaring, mobilisatie, in beslagname van het gebouw. Het was niet gemakkelijk om plotseling verspreid te zijn over allerlei huizen. Gelukkig duurde dat niet al te lang.
Mei 1940: overval. Schuin achter de school werden de kazernes gebombardeerd. Toch was er nog een groepje kinderen dat om half negen naar school kwam. Ongekende gevaren roepen soms onverwachte moed en trouw uit de ziel omhoog. Diezelfde dag nog werd de school bezet door troepen uit de beschadigde kazerne. Na de capitulatie moesten wij ons bedrijf dus weer verspreiden. Maar gelukkig, gedurende de hele herfst konden wij vrij over ons hele gebouw beschikken.
Vlak voor de kerstvakantie een nieuwe schok. In twee uur de school ontruimen! Alleen dat wat in de grote zaal is wordt met rust gelaten. En jawel, iedereen hielp mee, van de kleinste kinderen tot de oudste leraren toe had iedereen zijn vrachtje. Dezelfde dag nog trokken de Duitsers de school binnen. Daarna heeft onze school nog een half jaar bestaan, gastvrij opgenomen in de gebouwen van de Nijenrodeschool en de Woltersschool.
Vlak voor Pasen een telefoontje van de politie: Duitse autoriteiten hadden bevel gegeven onze school te sluiten samen met het Leger des Heils, Vrijmetselaarsvereeniging en andere “Logenähnliche Gesellschaften”. Wij leefden voort alsof er niets gebeurd was, met achter de coulissen eindeloze onderhandelingen die nu eens dreigend verliepen en dan weer hoop gaven.
10 Juli: stralend schoolfeest vlak voor de afsluiting van het schooljaar.
11 Juli: zou er een groot sportfeest zijn. ’s Morgens vroeg bracht de post mij het bericht dat alles definitief beëindigd werd. Wat moest ik doen? Daar was Klein-Zwitserland en een menigte blije kinderen die er van alle kanten heen trok. Dat kon toch niet gestoord worden. Onmiddellijk moest een ouderbijeenkomst uitgeschreven en moesten er allerlei uitnodigingen verzonden worden. Slechts enkelen hoorden wat er die morgen gebeurd was, de anderen genoten van sport en spel in de heerlijke zonneschijn.
De volgende morgen: laatste samenzijn. Mijn taak was het te zeggen dat dit de allerlaatste keer was. Met grote kracht en zekerheid wist ik te moeten zeggen: “Het uiterlijk kan vernietigd worden door machten die de geest bestrijden, maar de geest is onvernietigbaar en zal groeien in kracht en eens zal hij tot in het uiterlijke leven toe de overwinning behalen.” Toen gingen wij uiteen voor de uitreiking van de getuigschriften.
Daarna kwamen wij weer samen. Leraren spraken, vrienden spraken, allen getuigden: de geest is onvernietigbaar.
Toen kwam wat onze herinnering behoedt als een van de grootste schatten van ons leven. Van de vier hoogste klassen traden kinderen naar voren en spraken sterke woorden van dankbaarheid en trouw. Geen tijd was er van voorbereiding, maar ze wisten woorden te vinden, omdat de geest tegenwoordig was. En elk riep alle anderen op nimmer onze school te vergeten, om het beste daarvan uit te dragen, waar zij ook heen gingen. Toen stonden wij allen op en droegen het hoogste wat ons verbonden had bijeen en lieten het wegvlammen in een innerlijk vuur. Na afloop wisten wij: ook een school kan sterven als een levend wezen.
In de gang stond daarna een lange rij, leraren en vrienden, en de kinderen trokken voorbij om iedereen een hand tot afscheid te geven.
Slechts weinigen waren er die morgen bij wie niet telkens de tranen over de wangen stroomden, maar niemand was er die zich daarvoor schaamde.
’s Avonds grote gedragen ouderbijeenkomst. Wie speelt het klaar om van ons allen de beste vrienden te maken, dan de vijand alleen? Een van de oudste leerlingen sprak nog: een oproep was het tot de ouders, dat zij in hun kinderen de trouw aan het schoolwezen zouden behoeden.
Al spoedig bleek het in de volgende dagen dat wij nu pas echt bekend waren geworden. En allen wilden helpen. Slechts zelden hoefden onze kinderen [op een nieuwe school] examen te doen. Bijna steeds werden zij geplaatst in de klas die wij aanwezen.
Eigenlijk was het een groot experiment. Hoe zullen zij meekomen bij een overgang in de meest ongunstige vorm? Vaak kostte het aanvankelijk veel strijd en inspanning, maar meestal was er slechts weinig tijdverlies door zittenblijven e.d.
Eigenlijk zou eens bijeen gedragen moeten worden wat er al niet aan initiatief van onze kinderen op andere scholen uitging.
Na een half jaar reeds begonnen wij ons voor te bereiden op wat later misschien gebeuren kon. Het had veel van een samenzwering. Wij kwamen in klein verband bijeen en wisten in elkaar de belofte: alles wilden wij doen wat mogelijk is, want wat heeft ons leven voor een zin wanneer wij dit grote vuur niet verder kunnen dragen. Al spoedig richtten wij groepjes in voor studie en oefening. Een kring wilden wij vormen die eens helpen kon.
Al die tijd had onze opleidingscursus van leerkrachten een bescheiden maar taai volgehouden bestaan geleid. In 1943 begonnen wij geld te verzamelen voor een fonds ter bevordering van onze hele schoolbeweging. Daarmee is heel wat in beweging gebracht. Enkele studiebeurzen werden uitgereikt, de opleidingscursus werd groter en grondiger opgezet. Onder de 14 vaste leerlingen en vele “losse” leefde een stemming van intimiteit en geestdrift als nooit te voren.
Die winter zetten wij samen met onze zusterscholen uit Amsterdam en Zeist een bijeenkomst in Amsterdam op touw, om nieuwe leerkrachten te vinden. Wonderlijke sensatie: met zijn zestigen in een grote keuken om te horen over de geestelijke grondslagen van ons werk en om diepgaande gesprekken daarover te voeren.
De zomer daarop was er een bijeenkomst voor al onze leraren in het land.
Zo bloeide langzamerhand onze arbeid weer op. Maar toen gebeurden er dingen waardoor het leek, dat zelfs dit intieme diep gefundeerde werk weer vernietigd kon worden. Alles wat volgde op de “Dolle Dinsdag” sloeg ons werk bijna geheel uiteen. De mensen waren verspreid en wij konden elkaar nauwelijks meer bereiken. Toch ging de voorbereiding door op verschillende plaatsen en vaak onder verschrikkelijke ontberingen. En ons schoolgebouw werd wel door inslaande bommen bedreigd en zelfs wat beschadigd, maar ten slotte bleef het toch staan.
Toen kwam de bevrijding en onmiddellijk begon de uiterlijke organisatie. Ontzaglijke weerstanden moesten wij eerst overwinnen, maar toch was het mogelijk in September op normale tijd te beginnen. Eerst moesten wij bouwen op niets anders dan de heel vaste wil van enkelen. Wij hadden geen gebouw, al het geld was verbruikt, wij wisten niet of er kinderen genoeg zouden komen, de inventaris was gestolen en met de leraren zag het er niet al te best uit. Maar stap voor stap brachten wij bijeen wat wij nodig hadden. Na elke vakantie van dat eerste jaar waren wij uitgegroeid en leken we meer op een volwaardige school. Ontroerend was het vaak, maar ook heel smartelijk met deze kinderen te werken. Aanvankelijk zo nerveus dat zij niet rustig konden luisteren, zelfs niet naar verhalen die heel boeiend zijn. En het spel van de jongens: sluipen en schieten, vliegtuigen nabootsen. Is het wonder dat deze kinderen een hopeloze vernielzucht vertoonden en een gebrek aan eerbied voor al het materiaal? En toch, wie dieper keek, ontmoette in de ondergrond een tere hulpeloosheid als misschien nimmer te voren. Goddank dat het ons lukken mocht reeds heel wat harmonie en genezing te verspreiden.
Ja, dit moet gezien worden. Opvoeding zal meer en meer ook genezing moeten zijn. Van welk kind uit de steden kan men zeggen dat het onbeschadigd gebleven is? Gelukkig zien reeds velen dit in. Waarom zou er anders zulk een aandrang naar onze scholen zijn, die mede uit deze wil tot genezing ontstaan zijn?
Zo staan wij nu aan het begin van een nieuw ontwikkelingsstadium. Wij weten dat van vele kanten de blikken op ons gericht zijn. Er zijn velen die iets van ons verwachten. Wij hebben een ernstige ontmoeting gehad met vijandige machten. Wij zien de mogelijkheid een goed en belangrijk werk te verrichten aan de ons toevertrouwde kinderen. Maar in volle mate tonen wat er van ons werk uit kan gaan, zal pas mogelijk zijn wanneer wij dezelfde voorrechten van steun en erkenning van diploma’s genieten als de gesubsidieerde scholen en wanneer het geheel aan ons overgelaten wordt om te beoordelen of een leerkracht als een bruikbare pedagoog beschouwd kan worden of niet. Wanneer krijgt onze schoolbeweging de gelegenheid voor dit experiment?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten