Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

dinsdag 4 mei 2010

Weerwoord

Gisteren had ik in ‘Nieuwsredactie’ op de valreep een bericht waarbij we via Medisch Contact en de Vereniging tegen de Kwakzalverij ten slotte bij Triodos Bank belandden. Luc Bonneux speelde hier een hoofdrol in, die tegen complementaire behandelwijzen tekeer ging. Hoofdredacteur Ben Crul van Medisch Contact kwam op deze weblog op 17 december 2009 aan bod in ‘Medium’, terwijl eerder, op 4 december 2009 Luc Bonneux optrad in ‘Paniek’. In dat laatste bericht figureerde ook ons aller Jan Keppel Hesselink van Iocob, de ‘Stichting voor Innovatief Onderzoek en Onderwijs van Complementaire Behandelwijzen’. Ik heb hem en Iocob de laatste tijd wat verwaarloosd. Er was ook weinig concrete aanleiding. Voorheen waren zij hier zo prominent aanwezig, dat ik ze graag wat rust gunde. Maar door gisteren is mijn aandacht opnieuw erdoor getrokken. Dus ga ik er vandaag weer eens op in. Met een artikel op de website van Iocob van 14 april dat ik integraal ga weergeven. Daar zal Iocob zeker geen bezwaar tegen maken. Reden om dit te doen is tevens dat ik alleen al van de stijl en het taalgebruik geniet. Dat vind ik ook een belangrijk argument voor opname. Heel anders van stijl dan wat Jan Keppel Hesselink zelf meestal schrijft, dat heeft een andere toon. Het stuk spreekt voor zichzelf, en draagt als titel ‘Weerwoord aan de Vereniging tegen de Kwakzalverij’. Het is wel lang, dus gaat u er even voor zitten. Het beantwoordt in dat opzicht niet aan de criteria voor een eventuele ‘Antroposofie Monitor’, zoals gisteren ter sprake kwam: korte en makkelijk leesbare stukken. Maar zo’n beschouwing als deze moet ook kunnen. Ik houd er in ieder geval wel van:

‘Dit weerwoord richt zich met het oog op de komende verkiezingen tot het grote publiek, de diverse beroepsverenigingen in de zorg, de instellingen die belast zijn met toezicht op de kwaliteitshandhaving van de geleverde zorg zoals de Gezondheidsraad, de Inspectie van de Gezondheidszorg en de Medische Tuchtcolleges, de koepel van patiëntenorganisaties, de pers en andere media, en bij uitstek tevens tot de politiek.

De politici worden in dit weerwoord in het bijzonder aangesproken omdat de Vereniging tegen de Kwakzalverij (hierna: VtdK) zich blijkens haar publicatie op haar website www.antikwak.nl dd 27 maart 2010 onder de titel “De doelstellingen van de VtdK” eveneens tot het publiek en de politiek heeft gewend met de onzinnige boodschap dat alle complementaire behandelvormen louter als kwakzalverij zijn te bestempelen en daarom krachtig bestreden moeten worden. De VtdK schuwt daarbij geen middel om de beoefenaren van complementaire geneeswijzen met naam en toenaam publiekelijk belachelijk te maken en te beschimpen in het kader waarvan de voorzitter van de VtdK zelfs voorstander is voor een algeheel beroepsverbod voor complementair werkende artsen en het instellen van een psychiatrisch onderzoek naar de geestesgesteldheid van deze dokters. Het is maar dat u het weet.

De VtdK draagt daardoor een totalitaire geneeskunde uit omdat zij de klok wenst eigenlijk terug te zetten naar de periode van voor de inwerkingtreding van de Wet BIG toen uitsluitend de reguliere dokters de dienst uitmaakten op het gehele terrein van de geneeskunde. Waar de maatschappelijke ontwikkeling er destijds echter toe noodzaakte om de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid voor een belangrijk deel tevens bij de patiënt te leggen, werd het de patiënt aldus mogelijk werd gemaakt om met het oog op zijn/haar gezondheidsproblemen die vorm(en) van therapie – en de daarbij passende arts of therapeut – te (ver)kiezen welke hij/zij in zijn/haar specifieke situatie daarvoor het meest geëigend achtte.

De VtdK is echter niet in staat gebleken om haar verstikkende moederbinding met de toestand in de voorperiode van de Wet BIG te verbreken. De VtdK is daardoor niet alleen blijven steken in een gedateerd beeld omtrent de mondigheid van de hedendaagse patiënt maar zij heeft zich tevens onmachtig betoond het maatschappelijke feit te erkennen dat buiten de gangbare geneeskunde een diversiteit van complementaire behandelvormen beschikbaar is waaraan talloze patiënten met dankbaarheid steun, uitzicht en verlichting hebben ontleend en vaak ook genezing hebben ondervonden.(*1)

IOCOB stelt zich dan ook op goede gronden ten doel om de effectiviteit en veiligheid van complementaire behandelvormen door middel van onderzoek van een wetenschappelijke grondslag te voorzien en haar bewezen resultaten dusdoende te integreren in de gangbare geneeskunde. Een totalitaire geneeskunde a la de VtdK is immers niet meer van deze tijd. Stichting IOCOB rekent het tot haar taak in dit weerwoord indringend te waarschuwen tegen het fundamentalistische gedachtengoed van de VtdK dat beoogt om tot schade van de patiënt de totstandkoming van deze waarlijk eigentijdse en geïntegreerde geneeskunde te verhinderen.

Stichting IOCOB zal thans nader ingaan op de negatieve boodschap van de VtdK zoals deze op 27 maart 2010 van de VtdK-website is verspreid.

De VtdK is tegen de financiering van wetenschappelijk onderzoek naar veelbelovende complementaire therapieën

De VtdK betoogt op haar website dat de gezondheidszorg een samenhangend systeem is en dat “iedere uitzonderingspositie voor niet-reguliere behandelwijzen uit den boze is”. Ook geeft de VtdK hier het volgende te kennen: “Onderzoeksprioriteiten dienen bepaald te worden door regulier-wetenschappelijke instanties. Aparte fondsen en/of aparte instituten voor onderzoek naar niet-reguliere dagnostiek en behandeling die zich onttrekken aan het reguliere peer review proces zijn derhalve niet wenselijk”.

Hier manifesteert zich reeds de ware en totalitaire aard van de VtdK. Waar het haar uitkomt plaatst de VtdK de niet-reguliere behandelwijzen immers zelf in een uitzonderingspositie doordat zij in strijd met de vrijheid van wetenschapsbeoefening zich fel verzet tegen het vrijmaken van financiële middelen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek naar veelbelovende complementaire therapieën. Zo heeft een aantal Cochrane meta-analyses naar bepaalde complementaire behandelvormen geleid tot publicaties in diverse peer reviewed wetenschappelijke vaktijdschriften waarvan de hoopgevende resultaten nader onderzoek vergen. De VtdK poogt dergelijk noodzakelijk onderzoek echter consequent te dwarsbomen omdat zij de mogelijk gunstige resultaten ervan bij voorbaat wenst te uit te sluiten met behulp van de repeterende oneliner: “Alles is placebo”. Omdat de VtdK volkomen gevangen zit in haar fundamentalistische gedachtegoed is deze splintergroep geheel onmachtig tot het innemen van een onbevangen standpunt ten aanzien van complementaire geneeskunde.

Op deze plaats zij nog vermeld dat een overheidsinstelling als ZonMw – waar ondermeer wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar complementaire geneeswijzen hetgeen voor de VtdK aanleiding was om ZonMw hiervoor in 2006 de kwakzalvers-Kackadorisprijs toe te kennen – en het private Nationaal Fonds tegen Kanker – alwaar reeds een drietal dissertaties tot universitaire promoties heeft geleid – maatschappelijk uitermate relevant onderzoek verrichten naar diverse complementaire behandelvormen. Ook Stichting IOCOB ligt uiteraard voortdurend bij de VtdK onder vuur.

Ook in het recente BWT-debat heeft de VtdK gepoogd om de complementaire geneeskunde (“kermisgeneeskunde”) in een uitzonderingspositie te plaatsen doordat zij vurig heeft gepleit om uitsluitend aan complementaire werkende artsen de BTW-vrijstelling te ontnemen terwijl de reguliere artsen vrijgesteld van BTW zouden blijven. Deze poging is mede dankzij IOCOB volledig mislukt.

Het pleidooi van de VtdK tegen een uitzonderingspositie voor niet-reguliere behandelwijzen is dus louter op vooringenomenheid terug te voeren en kan om die reden niet serieus worden genomen.

Misbruik Evidence Based Medicine (EBM) door de VtdK voor verenigingspolitieke doeleinden

Volgens de VtdK dient de gezondheidszorg bewezen effectief te zijn, dat wil zeggen dat diagnostiek en behandeling gebaseerd moeten zijn op zogeheten Evidence Based Medicine (EBM). Uiteraard is ook IOCOB volgens haar doelstelling ook van oordeel dat toepassing van bewezen geneeskunde de voorkeur verdient boven de praktisering van onbewezen geneeskunde. In dit kader misbruikt de VtdK haar standpunt inzake EBM echter om louter verenigingspolitieke redenen. De VtdK brengt de EBM namelijk uitsluitend ter sprake om het publiek te doen geloven dat alleen de reguliere geneeskunde als bewezen (EBM) geldt terwijl complementaire geneeskunde niet-EBM zou zijn, en dus per definitie kwakzalverij is. De VtdK zou beter moeten weten.

In gezaghebbende reguliere kringen (zie hierna) is het namelijk een vaststaand feit dat het overgrote deel van het gangbare medisch-reguliere handelen juist niet EBM is zodat alsdan volgens de eigen definitie van de VtdK ook de reguliere geneeskunde goeddeels op (reguliere) kwakzalverij berust. De VtdK wenst bovendien niet te erkennen dat voor een aantal complementaire behandelvormen wel degelijk wetenschappelijk bewijs voorhanden is, waartoe men de desbetreffende publicaties op de website van IOCOB kan raadplegen. De op basis van het EBM-criterium door de VtdK gesuggereerde tegenstelling tussen reguliere geneeskunde en complementaire geneeskunde is dus volstrekt ondeugdelijk. De EBM-mythe is bovendien niet geworteld in de praktijk van de regulier-medische beroepsuitoefening maar wordt door de VtdK uitsluitend misbruikt ter rechtvaardiging van haar omstreden verenigingsideologie. Bezien wij daarom deze EBM-mythe nader.

De EBM-mythe nader bezien

Aan het feit dat het merendeel van het regulier-medisch handelen niet-EBM is, moet worden toegevoegd dat het door de VtdK aanbeden EBM-criterium zich veelal niet leent voor toepassing in de dagelijkse praktijk omdat sprake is van een niet op de individuele patiënt toegesneden wetenschappelijke abstractie. EBM bestrijkt namelijk slechts een fragmentarische werkelijkheid waardoor duidelijk beperkingen worden gesteld aan het door de VtdK zo fanatiek geproclameerde karakter van onaantastbare waarheid.

Ter adstructie hiervan zij met nadruk verwezen naar de website van IOCOB waartoe men in het zoekvenster slechts de term EBM behoeft in te tikken waarna verwijzing volgt naar een lange lijst van artikelen waarin ook gezaghebbende reguliere medici over dit onderwerp aan het woord komen.

Uit de IOCOB-website volgt hierna een kleine selectie van citaten over de slechts beperkte actieradius der EBM-geneeskunde.

Dr. L. Wigersma, directeur Beleid KNMG: “Ja, van alle dingen die je als arts doet is hoogstens 30% evidence based. Als je je daartoe zou beperken zou je de patiënt te kort doen. In ons standpunt over professionaliteit staat dan ook dat je primair het belang van de patiënt voor ogen moet houden. Ook als je daarvoor af moet wijken van EBM”. (Bron: KNMG over Vereniging tegen de Kwakzalverij.)

Dr. L. Wigersma, directeur Beleid KNMG: “Wij artsen verrichten binnen dat algemeen geaccepteerde medische domein vaak handelingen die niet door bewijsvoering ondersteund worden en ook niet strikt medisch zijn, maar wel zinvol en professioneel”. (Bron: Bewijskracht geneeskunde.)

Ben Crul, arts en hoofdredacteur Medisch Contact: “Onze evidence based-richtlijnen worden volkomen uit hun verband gerukt. Alsof het bewijs waterdicht is en ze op elke patiënt zijn uitgetest. Was het maar zo. Het is een veilige gedachte voor een controlfreak, maar de patiënt als eenheidsworst bestaat niet”. (Bron: patiënt geen eenheidsworst.)

Prof. dr. Y.M. Smulders, hoogleraar en internist: “Veel klinische handelingen worden niet onderbouwd met epidemiologisch onderzoek. Naar schatting ontbreekt bij bijna de helft van veelgebruikte behandelingen het klinisch epidemiologische bewijs geheel. Is er wel epidemiologisch bewijs voor een behandeling dan is dat doorgaans verkregen met streng geselecteerde patiënten. Vaak kan minder dan 10 procent, soms zelfs minder dan 1 procent van de patiënten meedoen aan klinische trials. De meeste patiënten uit de klinische praktijk worden derhalve nimmer in trials geïncludeerd”.

Verder stelt professor Smulders: “Het merendeel van de gepubliceerde medische literatuur is mogelijk zelfs onjuist”. (Bron: Vrijheid voor artsen.)

Dr. G.J.D. Hengstman, neuroloog: “Literatuurreferenties en de creatie van de waarheid”. (Bron: Evidence Biased Medicine 3.)

Gezondheidsraad: “Maatschappelijk belangrijk onderzoek zonder winstvooruitzicht blijft hierdoor op de plank liggen”. (Bron: Industrie betaalt en bepaalt.)

Ben Crul, arts en hoofdredacteur Medisch Contact: “Het heilige geloof in EBM is doorgeslagen”. (Bron: Medisch Contact 18 maart 2010.)

Ook IOCOB leverde haar bijdrage over zin en onzin betreffende EBM. Zie daaromtrent:

Prof. dr. J.M. Keppel Hesselink, arts: “Evidence Biased Medicine”, nummers 1 tot en met 4.

De conclusie uit dit alles is dat het wetenschappelijke bewijs van de reguliere geneeskunde grotendeels ontbreekt. Er is dus geen enkele aanleiding om uitsluitend de reguliere geneeskunde te verheerlijken en de complementaire behandelvormen te verketteren, zoals de VtdK doet. Voorts lenen de therapievormen die wel EBM zijn zich vaak niet voor concrete toepassing in de klinische praktijk omdat elke patiënt een individu is met zijn eigen persoonsspecifieke eigenschappen welke in het EBM-onderzoek niet worden meegenomen.

Het register voor gekwalificeerde, niet-BIG-geregistreerde complementaire therapeuten

De recente wetswijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 heeft ertoe geleid dat met ingang van 2010 voor complementair werkzame therapeuten die niet-BIG-geregistreerd zijn en die lid zijn van een beroepsvereniging die voldoet aan de door de minister van VWS gestelde vereisten voor (na)scholing (tenminste HBO-niveau plus medische basiskennis) en beroepsuitoefening harer leden (waaronder een valide klacht- en tuchtregeling) voor het eerst de mogelijkheid is geopend voor het verkrijgen van een vrijstelling van BTW over de door hun als zodanig verrichte gezondheidskundige diensten. Ook is daarbij de bestaande BTW-vrijstelling voor complementair werkende artsen behouden gebleven. Deze wetswijziging heeft zijn beslag pas gekregen na de mede door IOCOB ondernomen publieksactie GA VOOR CAM welke actie zich in een Kamerbrede steun mocht verheugen.

Uiteraard werpt ook hier weer de VtdK luidruchtige bezwaren op tegen toepassing van de BTW-vrijstelling voor dergelijke niet-BIG-geregistreerde therapeuten. De VtdK ziet echter over het hoofd dat deze fiscale vrijstelling niets van doen heeft met een blijk van welwillendheid of vrijgevigheid van dan wel “erkenning” door de bewindslieden van VWS en Financiën van complementaire geneeswijzen. De wettelijke regeling is namelijk niets meer dan een door de Europese belastingrechter aan Nederland opgelegde verplichting om het beginsel van de fiscale neutraliteit in haar omzetbelastingwetgeving alsnog gestalte te geven door daarin het gelijke gelijk te behandelen. De BTW-vrijstelling is dan ook alleen weggelegd voor niet-BIG-geregistreerde complementaire therapeuten die gezondheidskundige diensten verrichten welke kwalitatief gelijkwaardig zijn aan die van wel-BIG-geregistreerde complementaire zorgaanbieders. Ten einde het neutraliteitsbeginsel in een omschrijving te vatten heeft de minister van VWS thans in de Wet OB 1968 doen opnemen dat voor de leden van daarvoor in aanmerking komende beroepsverenigingen van niet-BIG-geregistreerde therapeuten een register in het leven wordt geroepen dat door de minister van VWS wordt bijgehouden.

Ook hier weer manifesteert zich weer de fobie voor complementaire geneeswijzen van de VtdK die de instelling van dit register “onwenselijk” vindt. Dit nieuwe register is immers – anders dan het BIG-register dat bij een afzonderlijke wet in het leven is geroepen, in tegenstelling tot het nieuwe register dat in de bestaande omzetbelastingwet is opgenomen – vooral van fiscale betekenis voor de desbetreffende beroepsbeoefenaar – vrijwaring van de heffing van BTW – en voegt overigens niets toe aan diens professionele bekwaamheden die ook reeds voor de inschrijving in het register bestonden. Primair is dan ook geen sprake van een register ten dienste van patiënten. Overigens kan geen zinnig mens er bezwaar tegen hebben om, zoals de minister van VWS heeft gedaan, specifieke scholings- en beroepseisen aan deze categorie van complementaire zorgaanbieders te stellen die in overeenstemming zijn met de wijze waarop de Europese belastingrechter de Nederlandse belastingwetgever daartoe verplichtte.

Verzekering van complementaire geneeswijzen

Aan dit eveneens door de VtdK aan de orde gestelde onderwerp gaat IOCOB voorbij omdat dat IOCOB zich niet uitlaat over commerciële zaken.

Wettelijk toezicht op de zorg

In tegenstelling tot de VtdK is IOCOB van mening dat het wettelijke instrumentarium ten dienste van toezicht op de geleverde zorg in Nederland toereikend is. Voor toekenning van grotere bevoegdheden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg bestaat dan ook geen behoefte. Wel bestaat in het medische tuchtrecht behoefte aan een grotere inbreng van rechters/niet artsen die over generieke medische kennis beschikken, dit om de schijn te vermijden dat deze thans nog door artsen gedomineerde tuchtcolleges onvoldoende oog hebben voor de veelal kwetsbare positie van de leken/klagers. Gespecialiseerde gezondheidsjuristen en/of ervaren letselschade-advocaten zouden deze rol in de medische tuchtcolleges zeer wel kunnen vervullen.

Ter afsluiting. De discussie moet gaan over goede tegenover slechte geneeskunde

Zoals haar gewoonte is, poogt ook thans de VtdK weer in haar boodschap de complementaire geneeskunde en haar beoefenaars in een ongunstig daglicht te stellen. IOCOB komt daartegen in dit weerwoord in het geweer.

Indien de VtdK zich zou realiseren dat in de reguliere sector jaarlijks vele duizenden patiënten het (dodelijk) slachtoffer zijn van fouten van artsen, ziekenhuizen en andere zorginstellingen, zou dit onweerlegbare feit de VtdK er reeds toe moeten noodzaken niet zo’n hoge toon aan te slaan over de complementaire geneeskunde en haar beoefenaren. Zo buit de VtdK het drama-Sylvia Millecam nu reeds jarenlang publicitair uit op een onsmakelijke wijze terwijl zij zich stekeblind betoont als het gaat om de vele misstanden in de reguliere sector. Vergeleken met de reguliere sector is het complementaire domein echter een oase van rust. De discussie over de Nederlandse geneeskunde behoort dan ook niet, zoals de VtdK steeds weer probeert, te gaan over reguliere tegenover complementaire geneeskunde, maar over goede tegenover slechte geneeskunde. Als dat laatste voor ogen wordt gehouden, is duidelijk waarom IOCOB zich zal blijven inzetten voor de totstandkoming van een geïntegreerde geneeskunde. Moge een serieuze lezing van dit weerwoord daartoe eveneens bijdragen.

(*1). Volgens een enquête in april 2010 onder de abonnees van het tijdschrift Arts en Auto waren 4.000 respondenten (medici en andere hoog opgeleide zorgprofessionals) van mening dat 86% van de alternatieve geneeswijzen wel werken.’

Dank, Iocob, voor deze heldere uiteenzetting!

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Reacties op de website van IOCOB

wilmamazone op 29 april om 17.20 uur
"Het duurde even voordat ik die 86% gevonden had. Het is pure manipulatie en verdraaiing. Ik zou bijna zeggen: ze liegen opzettelijk dat ze barsten.
Is de rest dan wel geloofwaardig of mag/moet dat óók met een korreltje/een hele kilo zout genomen worden?

Het gaat om dit stukje:

Wat vindt u van alternatieve geneeswijzen?
Werken alternatieve geneeswijzen? was de strekking van een volgende vraag, waarbij respondenten konden kiezen uit zes verschillende stellingen. 5% van de respondenten vindt zonder meer dat alternatieve geneeswijzen niet werken, en 9% meent dat ze zelfs schadelijk kunnen zijn. 33% meent dat als alternatieve geneeswijzen al iets doen, dit op psychisch niveau gebeurt, via een placebo-effect. 18% vindt dat ze wel werken bij sommige aandoeningen, maar dan minder goed dan de reguliere geneeswijze. 33% vindt dat ze bij sommige aandoeningen even goed werken als de reguliere geneeswijzen, en 2% meent dat dit bij alle aandoeningen het geval is.

33+18+33+2 =86

12% van de respondenten kwam zowiezo uit de alternatieve hoek ect..

Er vallen nog wel meer kanttekeningen te plaatsen:

http://www.artsenauto.nl/professioneel/themavandemaand/Pages/Watvindtu.aspx

Ook hier bakt het IOCOB ze weer èrg bruin:
http://www.iocob.nl/gezondheidscolumn/voorzitter-iocob-kapittelt-knmg.html

Polariseren op vileine wijze en inderdaad geen/weinig zelfreflectie.
Zo worden er geen bruggen gebouwd IOCOB!

wilmamazone op 3 mei om 19.00 uur

"Zomaar wat weggehaald zonder daar melding van te maken?
Dit stond er eerst met ook een verwijzing in het artikel:
(*1). Volgens een enquete in april 2010 onder de abonnees van het tijdschrift Arts en Auto waren 4.000 respondenten (medici en andere hoog opgeleide zorgprofessionals) van mening dat 86% van de alternatieve geneeswijzen wel werken.

14 april 2010: Het kernbestuur van de Stichting IOCOB

Laat ik maar niet meer zeggen dan dat ook ik hoop dat er met spoed wat aan het geluid gedaan wordt."

Michel Gastkemper zei

Interessante reactie van deze Anonymus. Die hebben we hier trouwens al een hele tijd niet meer gehad. Uit de aard van de reactie zou ik bijna afleiden dat de heer Frits van Dam zelf weer langsgeweest is, zoals op 6 december 2008 in ‘Voorman’. Maar die ondertekende wél.
Hoe dan ook, uit deze wat onduidelijke reactie valt toch het een en ander op te maken. Eerst maar dit: op 14 april vond ik bovenstaand artikel op de website van Iocob en kopieerde hem meteen voor eventueel gebruik later. Maar daar kwam het voorlopig niet van. Tot vandaag dus. Ik diepte het artikel uit mijn archief op, haalde de vele spelfouten eruit (vaste prik bij Iocob, daar zijn ze geen held in) en plaatste het hier. Maar er blijkt in de tussentijd het nodige gebeurd te zijn. Het artikel heeft verschillende wijzigingen ondergaan. In het commentaardeel bij het artikel op de Iocob-website kwam er ook kritiek. Waarschijnlijk vonden de wijzigingen om die reden plaats. Zoek de verschillen, is nu de opdracht. Als u de link naar het artikel volgt, kunt u zelf aan de slag.
Het begint met extra tussenkopjes: ‘Speciaal voor politici’, ‘De Vereniging tegen de Kwakzalverij: totalitaire geneeskunde...’ en ‘IOCOB versus de VtdK’. Bij het citaat van prof. Smulders een eind verderop is het volgende toegevoegd:
‘Het epidemiologische bewijs voor in de geneeskunde veelgebruikte handelingen is als volgt:
Werkzaamheid onbekend 46 %
Waarschijnlijk niet werkzaam of schadelijk 4 %
Werkzaamheid onwaarschijnlijk 6 %
Fifty-fifty kans op baat en schade 8 %
Waarschijnlijk werkzaam 23 %
Bewezen werkzaam 13 %.
(Bron: Oratie VU 2008, getiteld: Hoezo bewijs?, vermeld in Vrijheid voor artsen).’
Dan is er bij het vervolg onder deze citaten ook iets toegevoegd (cursief):
‘De conclusie uit dit alles is dat het wetenschappelijke bewijs van de reguliere geneeskunde grotendeels ontbreekt. Slechts voor 13% van de reguliere behandelingen bestaat epidemiologisch bewijs, terwijl voor 23% der reguliere behandelingen geldt dat slechts bewezen kan worden dat zij waarschijnlijk werkzaam zijn. Er is dus wat de mate van bewezenheid betreft geen enkele aanleiding om uitsluitend de reguliere geneeskunde te verheerlijken en de complementaire behandelvormen te verketteren, zoals de VtdK doet.’
En weggelaten is, zoals in het commentaar van Anonymus hierboven aangegeven, de voetnoot over de enquête in april 2010 onder de abonnees van het tijdschrift Arts en Auto.
Dat zijn zo de verschillen, wijzigingen, aanpassingen of verbeteringen, hoe u het ook noemen wilt, die ik in de gauwigheid heb kunnen vinden. Dan snapt u tenminste weer waarover het gaat.

John Wervenbos zei

Het bovenstaande commentaar van Anoniem is een beetje verwarrend. Waarschijnlijk door de opmaak, de verbrokkelde context en de complexheid van de materie. Maar ik zie nu dat Michel Gastkemper inmiddels heeft gereageerd om één en ander te verduidelijken en toe te lichten

Het IOCOB weerwoord is interessant maar roept natuurlijk weer een tegen weerwoord van de andere partij op. Dat kun je (al) uittekenen uiteraard. Een belangrijke kwestie uiteraard.


Wat betreft het voorstel van een Antroposofische Monitor (internet; digitaal) een paar ideeën van mijn kant:
1. Frequentie van verschijning
Kan dagelijks of tweedagelijks met een speciale zaterdag of zondag editie
2. Zaterdag- of zondag editie
Zou meer nieuwsitems kunnen bevatten. (A) Een resumé van de afgelopen week (korte tekstdelen met een snelkoppeling naar webpagina volledige versie met commentaren van afgelopen week) en (B) andere nieuws de afgelopen week nog niet verschenen. (C) Plus commentaren/ columns.
3. PDF-document
Die zaterdag- of zondag editie zou een pdf-document kunnen zijn, tot een pdf-document omgevormd nadat eerst meervoudig nieuws werd opgemaakt in bijvoorbeeld een programma als Publisher, sjabloon Nieuwsbrieven (omvang technisch gesproken geen limiet).
4. Publicatie zaterdag- of zondageditie
Dat PDF-document kan dan én op internet worden geplaatst en op de e-mail deurmat van geïnteresseerden kunnen vallen. Valt nog meer over te zeggen natuurlijk.
5. Doelgroep(en)
Doelgroep (lezers en reactanten) niet tot antroposofen beperken.
6. Gastchrijvers
Ook met gastschrijvers werken. (Hoeven niet persé antroposofen te zijn.)
7. Periferie
Uiterst belang natuurlijk. Naast lezers, schrijvers en reactanten óók uitgeverijen, bladen, instituten, instellingen, bedrijven, (belangen)organisaties, adverteerders; een ieder die er cultureel/ economisch (oei) garen bij kan spinnen.
8. Kern
Redactie en medewerkers en eventueel … afhankelijk van organisatievorm (bestuur, stichting enzovoort, althans als je daarvoor zou kiezen)
8. Geldschieters
Kun je voor kiezen. Kunnen uiteraard haken en ogen aan zitten
9. Mijn tijd
Heb geen tijd voor een intensieve rol/ functie. Kan indien gewenst zo nu en dan ideeën aandragen en misschien af en toe, zo men zou willen, een tekst (nieuwsitem) aanleveren. Meer niet in mijn huidige situatie.
10. E-mailadres
Mijn e-mailadres is inmiddels gewijzigd in: j.wervenbos@upcmail.nl

Voorts denk ik dat Michel Gastkemper gelijk heeft met de opmerking dat het met een Antroposofie Monitor raadzaam is om krachten te bundelen. (AntroVista, Driegonaal, uitgeverijen enzovoort). Denk daarbij ook aan expertise, middelen, taakverdeling, netwerken enzovoort.

In het webblogartikel van vandaag van Hugo Verbrugh verwijs ik naar dit artikel van Antroposofie in de pers.

John Wervenbos zei

In iets gewijzigde/ bijgestelde vorm heb ik vanochtend mijn gedachten over een eventuele Antroposofie Monitor in Hugo Verbrughs blogartikel van afgelopen maandag aangegeven: De Antroposofie Monitor: een digitaal dagblad.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)