Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zondag 31 oktober 2010

Ekonomische krisis

Nu is Harry Mulisch dan toch overleden, gisteren. Een paar dagen geleden werd zijn naderende dood al min of meer aangekondigd. Zeer ernstig ziek was hij. En nu is het verlies natuurlijk groot, zoals iedereen niet nalaat te zeggen. Mulisch werd 83 jaar. Hij was een succesvol auteur. Hij zal de komende maanden uiteraard alleen maar succesvoller worden. Zijn hele leven zat hij bij De Bezige Bij, bijna zestig jaar lang. – Zo kom ik bij het thema van de uitgever. Het is wat goedkoop en heeft niets met het voorgaande te maken. Ik wil het hebben over ‘Perun Boeken’, een van die heel kleine antroposofische uitgevers. Ton Jansen is daar de drijvende kracht achter, en ook de enige kracht, geloof ik. Over hem had ik het op zondag 7 december 2008 in ‘Wereld’, met een speciale vermelding van zijn nieuwe digitale tijdschrift ‘Mens en wereld’. Op 2 mei 2009 kon ik in ‘Geheim’ de afsluiting van de eerste jaargang ervan melden, terwijl ik op 5 maart van dit jaar in ‘Verdienen’ een recensie had door Martje Klok van het boek van Ton Jansen, De kredietcrisis. En wat dies meer zij, dat hieruit is voortgekomen. Van dat internettijdschrift is nu geen spoor meer te vinden op zijn website, of het moet die ene link zijn, die deze volledig onjuiste informatie geeft:
‘Mens en wereld
Tijdschrift voor antroposofie en sociale driegeleding
Met ingang van vrijdag 24 oktober j.l. is Perun Boeken een nieuw initiatief gestart, het digitale tijdschrift mens en wereld. Hierin zal elke week een artikel over een actueel onderwerp verschijnen, belicht vanuit de antroposofie, met speciale aandacht voor de driegeleding van het sociale leven. Indien U interesse in onderwerpen als deze hebt, nodigen wij U van harte uit een kijkje te nemen op de website van Mens en wereld.
Daar klopt dus geen barst van. En waarom niet; dat lees ik in het ‘Jaarverslag 2009’, dat op dezelfde website is te vinden. In de ‘Samenvatting’ van het ‘Jaarverslag Perun Boeken van 1.1.2009 tot en met 31.12.2009’ op bladzijde 1 staat dit:
‘2009 is voor Perun Boeken een heel slecht jaar geweest, in die zin dat de verkoop dit jaar veel en veel lager uitviel dan in voorgaande jaren. Alles bij elkaar was de verkoop dit jaar bijna de helft minder dan normaal, terwijl de omzet ongeveer 40 procent lager lag. Oorzaak van deze enorme daling is naar alle waarschijnlijkheid de financiële en ekonomische krisis, die in het najaar van 2008 heeft toegeslagen. Zoals ook in eerdere jaren al bleek zijn met name de uitgaven van Perun Boeken uitermate gevoelig voor dergelijke conjuncturele schommelingen.

Na jarenlange overwegingen is in 2009 uiteindelijk besloten om de resterende voorraad van het boek «Christuservaringen heden» als ramsj te verkopen, dit vooral om plaats te maken voor opslag van andere uitgaven. De financiële opbrengst van deze actie was evenwel dermate gering, dat in de toekomst overwogen moet worden om slechtlopende uitgaven zelf tegen gereduceerde prijs uit te verkopen.

Gezien het wankele ondernemersklimaat, maar ook uit tijdgebrek, is in 2009 maar 1 nieuwe uitgave verschenen. Dit betrof het boek «De Kredietkrisis» van Ton Jansen, een verzameling van de opstellen die tussen oktober 2008 en april 2009 in het webtijdschrift Mens&Wereld waren verschenen. Verder verscheen in 2009 de dichtbundel «Spreek Michaël» van Theo van Leeuwen, het vervolg op de in 2008 verschenen bundel «Rafaël spreekt». Plannen om het boek over «De kredietkrisis» als luister-CD uit te brengen of om een nieuwe artikelenserie te beginnen, konden – zowel vanwege het financiële risico als vanwege tijdgebrek – niet worden gerealiseerd. Ook op het gebied van publiciteit, distributie, samenwerking, vormgeving of wat dan ook was 2009 voor Perun Boeken een rustig jaar. Op geen van deze gebieden zijn nieuwe initiatieven genomen.

Hoewel de verkoop buitengewoon tegenviel, is de financiële positie van Perun Boeken niet slecht te noemen. Dit komt vooral doordat in 2009 met nieuwe uitgaven pas op de plaats werd gemaakt, zodat de aanwezige middelen niet hoefden te worden aangesproken. Deze blijven dus voor toekomstige uitgaven beschikbaar.

Aangezien het ondernemersklimaat ook in 2010 onverminderd slecht is, bestaan er voor het eerst in de geschiedenis van Perun Boeken dit jaar geen plannen voor nieuwe uitgaven. Als enige uitgaven zal in september 2010 de derde dichtbundel van Theo van Leeuwen verschijnen, getiteld «Ik Gabriël ». De financiële verantwoordelijkheid voor deze uitgave berust evenwel niet bij Perun Boeken, maar bij de auteur. Verder zal met name verder worden gewerkt aan de vertaling van Prokofieffs boek over «De kringloop van het jaar als inwijdingsweg», die in 2008 is begonnen (in samenwerking met vertaler Jelle van der Schuijt).

Vanwege vertraging in de vertaling is de uitgave van dit boek een jaar uitgesteld; naar verwachting zal het nu in september 2011 verschijnen. Daarnaast wordt overwogen de website van Perun Boeken geheel te moderniseren, dit ondanks de relatief hoge kosten die hieraan verbonden zijn. Om uit het dal te komen is een impuls voor de verkoop echter absoluut noodzakelijk.’
Het jaarverslag gaat nog negen pagina’s verder, maar hier is de hoofdzaak wel mee getekend: financiële en ekonomische krisis (in precies deze spelling, jawel). Wie meer details wil weten, cijfermateriaal van boekverkopen bijvoorbeeld, die door Ton Jansen met bewonderenswaardige openheid op zijn website zijn geplaatst, leze rustig daarin verder. Of het moet dit feit op bladzijde 2 zijn, over ‘Webtijdschrift Mens&Wereld’, dat ik graag voor alle duidelijkheid nog even wil toevoegen:
‘De reeks artikelen die vanaf oktober 2008 in het digitale webtijdschrift Mens&Wereld verscheen, is in april 2009 afgerond, waarna deze artikelen onder de titel «De kredietkrisis» als boek werden uitgebracht (zie boven). Het plan om in 2009 met een nieuwe artikelenserie te beginnen kon door tijdgebrek helaas niet worden gerealiseerd. Ook inhoudelijke redenen speelden hierbij een rol.’

zaterdag 30 oktober 2010

Vermenging


Vorige week zaterdag schreef ik in ‘Verborgen wetenschap’ over de herfstvakantie en dat het daardoor wellicht zo rustig is aan het publicitaire front. Me echter niet realiserend dat die vakantie alleen de regio’s midden en zuid betrof. Noord heeft deze week zijn vakantie. Dus het is op het moment nog niet echt beter. Dat merk je aan ‘officiële’ websites, zoals die van de Antroposofische Vereniging, de Vereniging van Vrijescholen, Demeter en bd-vereniging, om maar een paar van die vaste ankerpunten te noemen. De NVAZ heb ik al een hele tijd helemaal niet meer genoemd, hoewel die sinds een tijdje, naast De Digitale Verbreding (de laatste is van 17 juni notabene), nu ook een eigen nieuwspagina heeft waar nog weinig bijzonders op staat.

Wat echter wel onverdroten voortgaat, is de economie en het dagelijks voedsel. En dan kom ik toch weer uit bij mijn twee hofleveranciers voor mooie berichten en teksten: Odin en Proef. Het blijft een genot wat die weten te leveren in hun Odinieuws en Vitatas Wetenswaardigheden. Bovendien kan ik me daar geen buil aan vallen met auteursrechten en zo, want die vinden een beetje extra reclame alleen maar prettig. Dus ook nu grijp ik daar weer op terug. Gaat u mee op werkbezoek naar Italië?’ heet het Odinieuws van deze week. En dat doen we natuurlijk meteen:
‘Het zal je werk maar zijn...
In een oude Fiat, hobbelend langs de velden met citrusbomen van Isola della Natura, de bloemkool en broccoli bekijken voor de Odin-abonnementen bij Bio Apulia, wat strubbelingen gladstrijken bij een volgende leverancier, de mogelijkheden onderzoeken voor afname van nieuwe producten bij Agrinatura etc etc. Kortom een intensieve week op Sicilië en het vaste land van Italië voor de assortimentsmanager AGF (aardappelen, groente en fruit), Jeroen Moolenaar, en directeur Koos Bakker van Odin. Bij het “takenpakket” van beide mannen hoort ook het onderhouden van de contacten met belangrijke, vaste leveranciers. Daarvoor reizen zij één maal per jaar naar Italië. Wij nemen u in dit Odinieuws graag even mee.

Laatste “check” in Italië
In deze week bezochten Jeroen en Koos acht leveranciers van biologische en biologisch-dynamische groenten en fruit voor de Odin-abonnementen. Voor het aanbod van de groenten en fruit zitten we nu in de omschakeling van het Hollandse seizoen naar het importseizoen. Jeroen en Koos waren zodoende net op tijd om nog even de broccoli en bloemkool te bekijken die nu klaar staan voor de abonnees. En nog een laatste “check” op de andijvie en bospeen. De sinaasappels, deze week voor het eerst in een aantal Odin-tassen, hingen toen nog aan de bomen. De schil was nog overwegend groen en het verkleuren naar oranje gaat langzaam bij zachte temperaturen zoals het geval was op Sicilië. De sinaasappels hebben koude nachten nodig met temperaturen onder de 6 graden, om het verkleuren naar oranje sneller te laten verlopen. Een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van sinaasappels is het sapgehalte: dat moet minimaal 40% bedragen van het totale gewicht van de vrucht. Dit was ruimschoots het geval bij de bezochte citrusplantages en dat belooft veel goeds voor de Odin-abonnementen.

Bij alle bezoeken komen de lopende zaken aan de orde en bespreekt men de toekomstplannen. Aspecten als aanbod, vraag, prijzen en kwaliteit komen allemaal aan bod. Met een aantal leveranciers bespreken Jeroen en Koos de teeltplannen voor het volgend seizoen. Salamita, bijvoorbeeld, produceert soorten groenten en fruit en aantallen in opdracht van Odin. Naast deze verswaren levert Salamita ook al jarenlang de overheerlijke amandelkoekjes, wijnen en pasta.

Al met al hebben Jeroen en Koos hard gewerkt in een mooie omgeving. Overigens willen we niet vergeten te melden dat het de eerste dagen op Sicilië voortdurend regende. Niks mediterraans dus. Toch hadden we best even willen ruilen met hen, toch?

De concrete vertaling van alle indrukken en afspraken gemaakt tijdens het bezoek, vinden al snel plaats nadat Jeroen weer op kantoor is. Hij informeert de collega's van de afdeling Inkoop en Voorraadbeheer over de gang van zaken en er vindt afstemming plaats over de inkoop voor de komende periode.

Aantal kilometers in de vrachtwagen...
Odin werkt al jaren met hetzelfde Italiaanse transportbedrijf. Vanuit Italië naar Geldermalsen is een tocht van 2400 km. De vrachtwagens vanaf Sicilië gaan op de boot tot Midden-Italië. In Noord-Italië gaat de vrachtwagen op de trein voor het stuk door de Alpen. Door het gebruik van de boot en trein wordt er 1000 kilometer minder met de vrachtwagen afgelegd. Dat betekent minder brandstofverbruik en minder CO2-uitstoot. En dat past natuurlijk helemaal bij de biologische en biologisch-dynamische Odin-abonnementen!’
En ook bij de Vitatas Wetenswaardigheden is er weer een uitstekend verhaal. Op een heel andere manier weliswaar, maar met ‘Dierenpolitie’ toont men een mooi staaltje van actualiteit vermengd met de eigen opvattingen:
‘Het nieuwe kabinet is een feit. En jawel, er komt een echte dierenpolitie. Maar waarschijnlijk kan je die niet bellen als je langs de schappen met gangbaar vlees in de supermarkt loopt. En ook niet als je langs een stal rijdt waar vierduizend varkens niet naar buiten mogen. Dat is vreemd. Vooral omdat je ze waarschijnlijk wel kunt bellen als je één hond signaleert die niet naar buiten mag. Het blijft natuurlijk ontoelaatbaar wat daar gebeurt in die varkensstallen. Het vorige kabinet heeft de eerste stappen gezet naar een beter kippenleven door een verbod op legbatterijen aan te kondigen. Ook naar de varkens toe is een gebaar gemaakt; het verdoofd castreren is er door. Poep- en pieslucht is echter nog steeds gewoon in de stallen, het afknippen van staarten behoort nog tot de mogelijkheden, ook krachtvoer en antibiotica doen het goed en de met varkens volgepropte vrachtwagens zijn nog steeds niet uit het straatbeeld verdwenen. De beesten worden gestrest naar de slachthuizen gejaagd. Wat zou zo’n dierenpolitie doen als hij onderweg is naar een verwaarloosde hond en een vrachtwagen met vetgemeste varkens of te zwaar gefokte kippen moet inhalen? Of als hij langs een kweekvijver rijdt waarin vissen tussen hun eigen uitwerpselen moeten zwemmen? Waarschijnlijk doorrijden naar de hond. Wellicht is het een suggestie voor onze nieuwe overheid om in navolging van de legbatterijen de vee-industrie eens tegen het daglicht te houden.

Vooralsnog hoeven we niet op de dierenpolitie te rekenen en doen we zelf wat we kunnen doen. Met ons merk Proef bieden wij een zeer uitgebreid assortiment biologisch vlees, vleeswaren en gevogelte aan. Dieren op een biologische boerderij krijgen voldoende bewegingsruimte, komen buiten en krijgen biologisch voer dat van nature bij ze past. Hierdoor zullen de dieren minder snel ziektes op elkaar overdragen en is er minder vaak medicatie nodig wat de hoeveelheid antistoffen in het vlees beperkt houdt. Al ons vlees is eerlijk vlees, vrij van schadelijke stoffen, wat beter is voor de gezondheid van zowel het dier als de consument. Daarnaast biedt Proef een uitgebreide keuze aan duurzame gevangen vis.

Voor mensen die ervoor kiezen om helemaal geen vlees te eten hebben we onder de merknaam Healthy Planet een uitgebreid en smakelijk assortiment vegetarische en veganistische producten die 100% biologisch zijn. Zij worden ook wel vleesvervangers genoemd omdat ze ons de benodigde vitamines en proteïnes leveren.’
Dat is nog eens een mooie vorm van realisme en idealisme met elkaar vermengen!
.

vrijdag 29 oktober 2010

Cultuur

Een zijvleugel van het Louvre in Parijs. Welke schatten daarin wel niet verborgen liggen... (Die niet scheef staat of op instorten; het is alleen die in dit geval vermaledijde groothoeklens die deze vertekening geeft.)

Het is eigenlijk reclame. Maar ook gewoon cultuur. En die heeft het al zwaar genoeg. Dus dit moet kunnen. Het Rudolf Steiner Verlag geeft een nieuwsbrief uit; ik schreef er al een keer over op 12 juli in ‘Persen’. Die nieuwsbrief bevat soms zulke interessante informatie, dat het zonde is dat die niet gewoon op de website van deze uitgeverij wordt geplaatst. Zo liet men gisteren weten, en ik laat de tekst integraal volgen, dan kunt u er meteen ook kennis van nemen:
‘Ein neuer Band der Rudolf Steiner Gesamtausgabe ist erschienen mit bisher noch unveröffentlichten Vorträgen zum Thema Anthroposophie und Wissenschaft. Zu diesem Anlass stellen wir Ihnen noch weitere Bände und drei Hefte der Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe vor. Durchwegs geht es um das spannende Thema der Verbindung von Esoterik und Rationalität, von Erschautem und Durchdachtem, von Wesenhaftem und Erscheinendem – eine Polarität, die nur Rudolf Steiner so konsequent erkannte und so produktiv vereinte. Ein brisantes und hochaktuelles Thema, geht es doch bei vielen gegenwärtigen Fragen genau darum, ob Wissenschaft und Technik nur unter Ausschluss ethischer und spiritueller Gesichtspunkte funktionieren oder ob beide auf einer höheren Ebene des erkennenden Handelns zu vereinen sind.

Neuerscheinung: Anthroposophie als exakter Erkenntnisweg
Die in diesem Band versammelten öffentlichen Vorträge für Akademiker entwickeln Anthroposophie nicht als Lehrgebäude, sondern als ein Weg zur Erkenntnis spiritueller Welten, der vor der wissenschaftlichen Methodik bestehen kann. Ein guter Einstieg für Skeptiker, eine klärende Darstellung für das Einbringen anthroposophischer Gesichtspunkte an der Schnittstelle von etablierter Wissenschaft und komplementären Entwürfen.

Rudolf Steiner, Das Verhältnis der Anthroposophie zur Naturwissenschaft: Grundlagen und Methoden
Fünf öffentliche Vorträge und ein Disputationsabend, gehalten in verschiedenen Städten in der Schweiz und in Deutschland zwischen dem 17. Juni 1920 und dem 11. Mai 1922
Rudolf Steiner Gesamtausgabe
GA 075, Seiten: 277, Leinen
978-3-7274-0750-5
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 66.00 / EUR 47.00

In den Jahren 1920 bis 1922 hielt Rudolf Steiner eine Reihe von öffentlichen Vorträgen an verschiedenen Orten, in denen er sich an ein akademisch geschultes Publikum wandte, nicht zuletzt auch deshalb, weil es damals bereits einige ernstzunehmende Stimmen aus der akademischen Wissenschaft gab, die Steiner die wissenschaftliche Redlichkeit abzusprechen und die von ihm vertretene Geisteswissenschaft als psychopathologisches Phänomen zu diffamieren versuchten.

Die im vorliegenden Band vereinigten Vorträge vor Akademikern in der Schweiz und Leipzig zeigen, mit welch hohem Grad an Sachlichkeit und Empathie Steiner der Skepsis seitens der Wissenschaft zu begegnen vermochte. Schritt für Schritt vermittelte er seinen Zuhörern die Grundzüge des anthroposophischen Erkenntnisweges. Dabei ging es ihm weniger darum, Ergebnisse aus der geisteswissenschaftlichen Forschung zu präsentieren, als den akademischen Hörer in propädeutischer, begrifflich transparenter Form an ein sachliches Verständnis der Geisteswissenschaft heranzuführen.
(Aus dem Vorwort des Herausgebers)

Vom Geist der Wissenschaft zur Wissenschaft des Geistes
Im «Darmstädter Hochschulkurs», einer von Studenten veranstalteten Tagung, entwickelte Rudolf Steiner einmal mehr gegenüber angehenden Wissenschaftlern, was Anthroposophie im Verbund mit der universitären Forschung zu einem Gesamtbild der Weltwirklichkeit beitragen kann. Die Vorträge fanden während einem der heißesten Sommer statt, was die zahlreiche Zuhörerschaft nicht davon abhielt, diesen lebendigen und thematisch vielfältigen Vorträgen zu lauschen. Der Band enthält im Anhang einige zeitgenössische Dokumente, darunter die Notizbucheintragungen Rudolf Steiners zum Kurs, ein Zeitdokument, das die Vorträge sinnvoll ergänzt.

Rudolf Steiner, Die Aufgabe der Anthroposophie gegenüber Wissenschaft und Leben. Darmstädter Hochschulkurs.
Drei Vorträge und mehrere Ansprachen und Fragenbeantwortungen, Darmstadt 1921. zahlr. Handschriftenfaks., 2 schw.-w. Abb.
Rudolf Steiner Gesamtausgabe
GA 77a, Seiten: 262, Leinen
978-3-7274-0771-0
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 52.00 / EUR 34.50

Inhalt: Natur-Erkennen und Geist-Erkennen / Schlußwort nach dem Vortrag von Carl Unger über «Technik als freie Kunst» / Die geistige Signatur der Gegenwart / Fragenbeantwortung am Pädagogischen Abend / Ergänzende Bemerkungen und Fragenbeantwortung nach dem Vortrag von Alexander Strakosch über «Geschichte der Architektur und einzelner technischer Zweige» / Die Aufgabe der Anthroposophie gegenüber Wissenschaft und Leben / Schlußrede / Anhang mit Briefen, Notizbucheintragungen und Pressestimmen

Durch Ergänzungen zur Ganzheitlichkeit
In diesem Zyklus konzentriert sich Rudolf Steiner auf die Ergebnisse der Geisteswissenschaft, die er, wie der Titel sagt, als Ergänzung dessen betrachtet, was der Wissenschaftsbetrieb hervorbringt. Dazu gehört aber noch ein anderer Aspekt, den er wie folgt formuliert: «Nicht um andere Wissenschaften zu bekämpfen oder irgendwie anzufechten, habe ich diese Vorträge gehalten, sondern um zu zeigen [...], daß ich sie zu schätzen weiß, indem ich nicht bloß den Glauben habe, sie seien groß in dem, was sie schon sind, sondern den Glauben, sie seien auch groß in dem, was aus ihnen hervorwachsen kann.» (S. 208 f.) Ein geistiges Abenteuer besonderer Art.

Rudolf Steiner, Die Ergänzung heutiger Wissenschaften durch Anthroposophie
8 öffentliche Vorträge, Zürich 1917/1918
Rudolf Steiner Gesamtausgabe
GA 073, Seiten: 400, Leinen
978-3-7274-0730-7
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 62.00 / EUR 41.00

Die Forschungsmethoden und -ergebnisse der anthroposophischen Geisteswissenschaft sind – wie aus diesen Ausführungen von Rudolf Steiner überzeugend hervorgeht – auch im Bereich der akademischen Wissenschaften als entscheidender Beitrag zu werten. Die Steigerung des menschlichen Erkenntnisvermögens über die dem bloßen Intellekt gesetzten Grenzen hinaus ist als zentrales Anliegen der Anthroposophie auch für die wissenschaftliche Problematik unserer Zeit von ausschlaggebener Bedeutung. Die entsprechenden Aussagen Steiners haben an ihrer Geltung nichts eingebüßt; im Gegenteil: sie gewinnen im Hinblick auf die Weiterentwicklung der Wissenschaften in den letzten Jahrzehnten an Tragweite und Dringlichkeit.

Befruchtung der Wissenschaft durch die Anthroposophie
Rudolf Steiner beschreibt die verschiedenen Phasen, die die anthroposophische Bewegung im Verlauf von 20 Jahren durchlebt hat. Nach den grundlegenden anthroposophischen Darstellungen über Philosophie, Kosmologie und Religion und den vielfältigen Impulsen auf dem Gebiet der Kunst wurde nach dem Ersten Weltkrieg versucht, anthroposophische Impulse auch auf sozialem, medizinischem, pädagogischem und wissenschaftlichem Gebiet zur Wirksamkeit zu bringen. Die im vorliegenden Band zusammengefassten Vorträge und Fragenbeantwortungen geben einen vielfältigen Eindruck von dieser Phase der anthroposophischen Bewegung.

Rudolf Steiner, Fachwissenschaften und Anthroposophie
Acht Vorträge, zwölf Fragenbeantwortungen und ein Schlusswort in Dornach und Stuttgart 1920 sowie ein Diskussionsbeitrag in Stuttgart 1921
Rudolf Steiner Gesamtausgabe
GA 073a, Seiten: 584, Leinen
978-3-7274-0735-2
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 78.00 / EUR 52.00

Aus dem Inhalt: Anthroposophie und gegenwärtige Wissenschaften / Das Weltbild der neueren Naturwissenschaft / Die Hygiene als soziale Frage / Proben für die Beziehungen der Geisteswissenschaft zu den einzelnen Fachgebieten (vier Vorträge) / Geisteswissenschaft, Naturwissenschaft und Technik

Einblicke in eine geistige Forschungsstätte
Wie ein Gang durch das Labor geistiger Forschungen erweisen sich die spannenden Auszüge aus Notizen Rudolf Steiners, die in diesem Heft abgedruckt sind. Sie zeigen, wie hinter den Vorträgen viel Vorbereitungsarbeit steckt, spirituelle Gesichtspunkte in eine klare, übersichtliche Form zu bringen, gewissermaßen zu einem Samen zu verdichten, der dann in der Darstellung ausführlich entfaltet werden kann.

Beiträge Heft 22
Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe
Broschur
978-3-7274-8022-5
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 10.00 / EUR 6.00

Inhalt:
– Wahrspruch von Rudolf Steiner. Notizblatt
– Aufzeichnungen von Rudolf Steiner, undatiertes Konzept
– Aus Notizbüchern von Rudolf Steiner (Aufzeichnungen aus den Jahren 1904, 1907, 1908, 1921)
– Rudolf Steiner: Die tragende Kraft des deutschen Geistes. Inhaltsübersicht des öffentlichen Vortrages Düsseldorf, 16. Juni 1915
– Walter Abendroth: Vom missverstandenen Goetheanismus
– Zu neuen Bänden der Rudolf Steiner Gesamtausgabe (Zur Neuauflage der «Wahrspruchworte» – «Anthroposophie, ihre Erkenntniswurzeln und Lebensfrüchte» – «Der Zusammenhang des Menschen mit der elementarischen Welt» – «Nordische und mitteleuropäische Geistimpulse / Das Fest der Erscheinung Christi»)
– Edwin Froböse: Marie Groddeck. 1891-1958. Zum zehnten Todestag
– Die «Pathographie der Tantaliden». Ein ergänzender Hinweis zum Vortrag Dornach, 6. Januar 1916
– Berichtigungen und Ergänzungen zu Bänden der Gesamtausgabe

Eine philosophische Meisterleistung des jungen Rudolf Steiner
In diesem Heft finden sich zwei Aufsätze des jungen Rudolf Steiner, in denen er den Atomismus als Grundlage der damaligen Naturwissenschaft souverän widerlegt. Was der 21-Jährige damals formulierte, wurde für die Atomphysiker nach und nach Wirklichkeit, die erkennen mussten, wie ihnen eine substanziell gedachte Partikelwelt förmlich aus den Händen glitt.

Beiträge Heft 63
Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe
Broschur
978-3-7274-8063-8
Rudolf Steiner Verlag
Preis: CHF 10.00 / EUR 6.00

Inhalt:
– Rudolf Steiner: Wahrspruch. Wir Menschen der Gegenwart. Faksimile
– Zum Inhalt des Heftes
– Rudolf Steiner:
– Einzig mögliche Kritik der atomistischen Begriffe
– Brief an Friedrich Theodor Vischer. Wien, 20. Juni 1882
– Aus dem Vortrag Leipzig, 11. Juni 1917
– Aus der Vorrede zur zweiten Auflage de Buches «Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung mit besonderer Rücksicht auf Schiller»
– Die Atomistik und ihre Widerlegung. 23. September 1890
– Der wahre Ursprung des Atomismus. Aus dem Vortrag Dornach, 16. Oktober 1915
– Aus «Mein Lebensgang», Kapitel XXXII

Nicht leichte Kost haben wir Ihnen in diesem Newsletter präsentiert, aber schließlich werden die Tage kürzer und die dunkle Zeit sollten wir nicht nur mit unseren Energiesparlampen erleuchten, sondern auch mit grenzenlosem geistigem Energieverschleiß. Der Be- und Erleuchtungseffekt ist gewaltig. In diesem Sinne wünschen wir Ihnen eine erhellende Lektüre.’
Een pracht nieuwsbrief, nietwaar? Zo word je een beetje op weg geholpen door dat oneindige landschap dat de nalatenschap van Rudolf Steiner nu eenmaal is. Alleen de in de aankondiging vermelde drie ‘Hefte der Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe’ blijken er hier slechts twee te zijn. Maar waarschijnlijk is er moeiteloos ergens nog wel een te vinden met dit onderwerp.
.

donderdag 28 oktober 2010

Toilet


Hier moet natuurlijk wel even een uitleg bij. Van de oever van de Seine ga je vóór een van de bruggen de trap omhoog, en je kijkt dan op deze manier recht tegen een van de zijvleugels van het Louvre aan.

Een wonderlijk bericht vandaag bij RTV De Bilt. Dit is
‘samen met Roulette FM de publieke omroep voor gemeente De Bilt. RTV De Bilt is te ontvangen op kanaal 45 in gemeente De Bilt en richt zich met haar nieuwsvoorziening primair op gemeente De Bilt en secundair op gemeente Zeist, gemeente Baarn en gemeente Soest.’
Men schrijft namelijk over ‘SP: Ieder kind heeft recht op een toilet’:
‘De SP is verbolgen over het over de rug van een kind uitvechten van een invalidentoiletgeschil op de Rudolf Steinerschool in De Bilt. De achtjarige meervoudig gehandicapte Kaya zit daar sinds de herfstvakantie bij zijn zussen op school. Kaya heeft alleen een invalidentoilet nodig en dat is er niet op de school.

De gemeente is volgens de SP verantwoordelijk dat het toilet er komt. Maar de gemeente vindt dat de school het toilet moet aanpassen, en doet niets. Zij laat het aan de ouders om de school te bewegen tot het doen van deze investering. Nu komt de moeder Kaya elke middagpauze halen zodat hij thuis naar de wc kan, een volgens de partij onwenselijke situatie. De partij gaat daarom vragen stellen aan verantwoordelijk wethouder Herman Mittendorff.’
Wat een merkwaardig nieuws! Daar zou je graag wat meer over vernemen. Op zijn minst het standpunt van de school. Maar op de website staat niks, ook niet bij ‘Nieuws’. RTV Utrecht heeft het al overgenomen (kwam er zelfs al een uur eerder mee) en schreef ‘SP wil invalidentoilet in Biltse school’:
‘De SP in De Bilt maakt zich sterk voor een invalide scholier. De 8-jarige Kaya zit op de Vrije School waar geen aangepaste toiletten zijn en dat levert grote problemen op. Zijn moeder moet nu iedere dag tussen de middag haar zoon ophalen om thuis zijn behoefte te kunnen doen.

De gemeente en de Vrije School ruziën over wie het toilet moet betalen. De SP vindt dat onacceptabel en wil nu opheldering van het college.’
Zo komen de verhalen wel in de wereld. Zoiets moet je onmiddellijk aanpakken. Je moet het eigenlijk zelfs niet eens laten ontstaan. – Dan nieuws van de website van de Lievegoed Zorggroep, waarover AntroVista vandaag ook al berichtte. De Lievegoed Zorggroep was op 12 oktober ook al positief in het nieuws, toen met ‘Alcohol’. Nu gaat het over ‘Samen met Edith Maryon College zorgen voor geschoolde medewerkers’:
‘Het Edith Maryon College is een deskundig opleidingsinstituut voor opleidingen in zorg en begeleiding voor mensen met een ontwikkelingsstoornis of psychiatrische problematiek. We werken allebei vanuit een antroposofische achtergrond en richten ons daarmee op het ontwikkelingsperspectief van cliënten en van medewerkers.

Hilde Hooijman, directeur gehandicaptenzorg bij Lievegoed Zorggroep, verheugt zich op de nieuwe verbintenis. “Ik vind het belangrijk dat we onze medewerkers hoogwaardige opleidingen, bij- en nascholing kunnen bieden in de reguliere, maar zeker ook in de antroposofische zorg.”

De twee organisaties zijn geen onbekenden van elkaar, eerder al volgden medewerkers van Lievegoed Zorggroep opleidingen bij het Edith Maryon College. Bernard Heldt, directeur van het Edith Maryon College, is blij dat hij Lievegoed Zorggroep mag ondersteunen in haar zorgvisie, cultuur en doelstellingen door een kwalitatief goed opleidingsaanbod. “Dit geeft een geweldige impuls aan onze inspanningen op dit gebied. We zijn dan ook bijzonder trots op deze samenwerking.”’
Als je dit leest, ga je je onwillekeurig afvragen waarom dit eerder nog niet zo was. Wat is er veranderd, dat het nu wel gebeurt? Zijn er andere instellingen waar het Edith Maryon College opleidingen zou kunnen verzorgen, maar het (nog) niet doet? Vragen te over! Dan heb ik ook nog dit bericht uit De Gelderlander, ‘Uitbreiding Bronlaak met mob-terrein in 2013’:
‘Woon- en werkgemeenschap Bronlaak in Oploo start in 2013 met de ontwikkeling van het voormalige mobilisatiecomplex aan de Tweede Stichting, tegenover Bronlaak. Momenteel bekijkt Bronlaak-Heimdal, dat sinds 1 januari 2008 deel uitmaakt van Zonnehuizen (een landelijke zorginstelling op antroposofische basis) hoe binnen de bestaande plannen op het oude militaire terrein, meer diensten aan meer zorgbehoevenden kunnen worden aangeboden. Dat zegt hoofd huisvesting en vastgoed Max Philippens. “Wat de bebouwing betreft verandert er niets. Maar bredere invulling is nodig om de exploitatie rond te kunnen krijgen. Denk aan het aanbieden van onderwijs aan jeugdigen binnen Zonnehuizen. Er is geen discussie dat de plannen doorgaan. Die gaan door.”

Op het voormalig mob-complex komt onder meer een zorghotel, een amfitheater en op de achttien munitiebunkers, die onder een dikke laag aarde verdwijnen, moet zich een heidelandschap ontwikkelen. De totale kosten overstijgen de 20 miljoen euro. In 2011 moeten de definitieve plannen er liggen, 2012 wordt gebruikt voor het regelen van de vergunningen, in 2013 moet de schop de grond in.’
Ter verduidelijking: ‘de Tweede Stichting, tegenover Bronlaak’ is de naam van een laan. Evenwijdig hieraan loopt de ‘Eerste Stichting’. Op de website ‘Ontwikkeling militaire terreinen’ hadden we eerder, op 27 mei, kunnen lezen over ‘Voormalig militaire terreinen Schaijk, Baarle-Nassau en Rips-Oploo met woningen (ook Valkenswaard) in de verkoop’:
‘In Noord-Brabant staat iets bijzonders te gebeuren. Drie voormalige militaire terreinen en zeven voormalige dienstwoningen gaan begin juni in de openbare verkoop. Voor de terreinen Schaijk, Baarle-Nassau en Rips-Oploo worden particuliere natuurbeheerders gezocht. Bij deze terreinen worden ook de voormalige dienstwoningen verkocht. In Valkenswaard gaat alleen de dienstwoning in de verkoop.

De terreinen in vogelvlucht
Schaijk (gemeente Landerd), circa 18 ha. Onderdeel van natuurgebied De Maashorst en schakel tussen twee grote natuurgebieden.
Rips-Oploo (gemeente Sint Anthonis), circa 18 ha. Onderdeel van Landgoed De Groote Slink / De Bunthorst.
Baarle-Nassau (gemeente Baarle-Nassau), circa 19 ha. Het terrein ligt nabij de grens met België en sluit aan bij particuliere bossen waaronder landgoed Berkenheide.’
We kunnen op deze website zelfs naar ‘Mobilisatiecomplex Rips-Oploo’ en lezen daar onder meer:
‘Het MOB-complex Rips-Oploo ligt in het buitengebied tussen De Rips en Oploo, nabij de kern Westerbeek. Het terrein ligt in een landschappelijk waardevol coulisselandschap. Het maakt deel uit van een cultuurhistorisch waardevolle landgoedontwikkeling annex jonge veen ontginning, die behoort tot het beschermd dorpsgezicht de Groote Slink/ De Bunthorst.

Inrichting
Het MOB-complex Rips-Oploo wordt teruggegeven aan de natuur. Een waterkelder blijft behouden en ingericht voor vleermuizen. Verder worden er geen extra inrichtingsmaatregelen getroffen.

Sloop
Oktober 2008 startte de sloop van de gebouwen, asfalt en overige elementen. De sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Verhoeven Infra Techniek BV uit Zaltbommel. De aannemer leverde half december 2009 op. De provincie neemt op basis van de overeenkomst met Dienst Landelijk Gebied van 25-06-07 de volledige sloopkosten voor haar rekening.

Dienstwoningen
Bij het MOB-complex Rips Oploo horen twee dienstwoningen. De woningen blijven staan. De voormalige bewakers zijn verhuisd. De woningen worden openbaar verkocht.

Zie ook
Mooie plaatjes! Het loont de moeite om er even een kijkje te nemen.
.

woensdag 27 oktober 2010

Programma

Het is weer ‘aankondigingstijd’. Antroposofen zijn bijzonder goed in het aankondigen van nóg meer symposia, lezingen en workshops. Soms geef ik daaraan toe en meld ik er een aantal. Maar eerst het harde nieuws. En dat is werkelijk hard. Omroep Gelderland meldt vandaag ‘Dode Groenlo vermoedelijk door gas’:
‘Bij een bedrijfsongeval in een slagerij in Groenlo is dinsdagavond een dode gevallen. In het pand is de centrale slagerij gevestigd van de slagersketen De Groene Weg.

Het ongeval is vermoedelijk veroorzaakt door een machine die gas heeft gelekt. Het gas bedwelmde vier medewerkers. Een 60-jarige vrouw uit Lichtenvoorde overleed ter plaatse, de drie anderen werden naar het ziekenhuis gebracht. Het gaat om een 41-jarige vrouw uit Groenlo, een 23-jarige vrouw uit Almelo en een 35-jarige man uit Hengelo (O).

De vrouwen mogen naar verwachting binnenkort naar huis. De man verkeert buiten direct levensgevaar, maar moet voorlopig wel in het ziekenhuis blijven. Twee andere medewerkers kregen later ademhalingsmoeilijkheden, mogelijk doordat ze emotioneel werden. De vrouw die om het leven kwam, werkte al jaren bij het bedrijf.

De Arbeidsinspectie onderzoekt de zaak. Het bedrijf laat bovendien een extern onderzoek uitvoeren.’
De Groene Weg kwam hier onder andere ter sprake op 23 augustus in ‘Lift’ en op 7 september 2009 in ‘Groenpassage’. – Dan nu de eerste aankondiging. Die gaat over een conferentie die morgen al begint:
‘Stichting Mens en Muziek heet u van harte welkom op de najaarsconferentie van 28 t/m 30 oktober 2010 in Scorlewald, Schoorl. Deze tweejaarlijkse conferentie, voor musici, muziektherapeuten, muziekpedagogen en belangstellenden zet zich dit keer uiteen met het overkoepelende thema “Chaos, Vorm en Vrijheid” in de uitvoerende, pedagogische en therapeutische muze.

Het streven naar vrijheid kunnen we zien als een weg waarvan vorm en chaos de bermen of wegwijzers zijn, maar ook de valkuilen. We kunnen het ook anders noemen: kunst tussen lust en perfectie, of (naar Friedrich Schiller): spel tussen materie en vorm, creativiteit tussen idee en wil. Het jonge kind, dat opgaat in zijn fantasiespel, kunnen we zien als een oerbeeld voor de hier bedoelde vrijheid.

De werkgroepleiders en deelnemers zullen zeker geïnspireerd worden door dit thema. De conferentie biedt een goede selectie uit alles wat er op het gebied van nieuwe muziek, muzikale kunst, muziekpedagogische/therapeutische kunst en antroposofie gaande is. De conferentie is nadrukkelijk open voor alle “gezindten” en wij kijken uit naar vele interessante ontmoetingen en uitwisselingen.

Naast muziekpedagogen en -therapeuten worden met name onderwijzers en leraren die méér met muziek willen uitgenodigd, alsmede professionals die zich willen verdiepen of heroriënteren aan de hand van één van de uitdagende werkgroepthema’s.’
Jammer is wel dat de deelnemers hier nog altijd geacht worden ‘zich uiteen te zetten’ met het overkoepelende thema... Men leest daar in Schoorl deze weblog blijkbaar niet, want op 8 december 2008 in ‘Muziek’ viel ik al over precies hetzelfde euvel. Judith van der Bend kapittelde in haar column in Motief deze maand nog die vreselijke germanismen waar antroposofen mee behept zijn. Dit is een van de ergste en naar het zich laat aanzien onuitroeibaar. – De volgende aankondiging kwam ik gisteren tegen op de website van ‘UnityFM’ (dat een lokale radiozender op internet en op de kabel zal zijn, en zelfs een tv-afdeling heeft), ‘ATL breidt zorgcentrum en eerstelijns zorgverlening uit’:
‘Het ATL is een samenwerkingsverband op antroposofische grondslag waarin huisartsen en therapeuten uit verschillende vakgebieden eerstelijns gezondheidszorg bieden. Na een grondige verbouwing en uitbreiding van het ATL op de Rijn en Schiekade 13a, opent locoburgemeester Roos van Gelderen op 30 oktober dit pand.

Op 30 oktober houdt het ATL een open dag waarop bezoekers kunnen kennismaken met de diverse therapieën die het Therapeuticum biedt. Het Antroposofisch Therapeuticum Leiden biedt onderdak aan drie huisartsen, twee huisartsen in opleiding, twaalf therapeuten, drie assistentes een praktijkverpleegkundige en een praktijkmanager.
Kijk voor meer informatie over het Antroposofisch Therapeuticum Leiden op www.atl-leiden.nl.’
Volgen we die link, komen we uit bij:
‘Het Antroposofisch Therapeuticum Leiden is een samenwerkingsverband waarin huisartsen en therapeuten uit verschillende vakgebieden werkzaam zijn op het gebied van de eerstelijns gezondheidszorg. De gezondheidszorg die het ATL biedt omvat de reguliere eerstelijns gezondheidszorg aangevuld met inzichten vanuit de antroposofie.

De therapievormen binnen het ATL zijn: kunstzinnige therapie (voor volwassenen en kinderen), euritmietherapie, spraaktherapie, ritmische massage en uitwendige therapie. Dit zijn originele antroposofische therapieën die geen equivalenten kennen in het reguliere circuit. Daarnaast is er (natuurvoedings-)diëtetiek, (antroposofische)psychotherapie, osteopathie en fysiotherapie.

Momenteel zijn er ongeveer 4630 patiënten ingeschreven bij het ATL die voornamelijk afkomstig zijn uit Leiden, maar ook gedeeltelijk uit Oegstgeest, Leiderdorp en Voorschoten. Daarnaast bezoeken consultatieve patiënten onze praktijk als zij geïnteresseerd zijn in aanvullende antroposofische inzichten.

Binnen het ATL werken artsen en therapeuten samen en stemmen de therapieën op de individuele patiënt af. Er werken binnen het ATL 3 huisartsen, 2 artsen in opleiding, 12 therapeuten, 3 assistentes een praktijkverpleegkundige en 1 praktijkmanager. lees verder
Volgen we ook die laatste link, krijgen we dit voorgeschoteld:
‘De medewerkers zijn zowel regulier als antroposofisch geschoold. Naast de huisartsenzorg, en diverse therapieën is er binnen het ATL een kinderspreekuur voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

Het ATL heeft een klachtenreglement en is lid van de federatie antroposofische gezondheidszorg. Het ATL is gevestigd in twee panden: het sfeervolle pand van oudsher aan de Rijn en Schiekade 16 en het dependance op nr 13A.’
Dat is wel hoogst curieus: Het ATL ‘is lid van de federatie antroposofische gezondheidszorg’, staat er. Wat krijgen we nu, leven ze daar in Leiden nog in 2006? Het is nu vier jaar geleden dat de Federatie Antroposofische Gezondheidszorg en het Heilpedagogisch Verbond fuseerden tot de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ). Terwijl ze juist wel zo’n mooie aankondiging van hun ‘Open Dag’ hebben:
‘Zaterdag 30 oktober vindt de Open Dag van het ATL plaats. Aanleiding hiervoor is de officiële, feestelijke opening van ons tweede pand op Rijn en Schiekade 13a. In onze beide panden zijn diverse presentaties en activiteiten georganiseerd waardoor u een goed beeld kunt krijgen van de huisartsenzorg en therapieën die wij aanbieden. Het uitgebreide programma van de Open Dag vindt u door te klikken op onderstaande link(s).
Maar dan is er nog een andere Leidse aankondiging, maar nu van Hogeschool Leiden. Ook deze trof ik gisteren aan op de website van ‘UnityFM’ (die zijn daar goed bezig), getiteld ‘Symposium: Preventief en curatief gezondheid bevorderen’:
‘Mensen zijn meer dan ooit bezig met het actief beïnvloeden van hun gezondheid. Maar wat is gezondheid eigenlijk? Hoe blijven we zo lang mogelijk gezond? En als we ziek worden, hoe kunnen we dan onze eigen gezondheid verbeteren? Deze vragen staan centraal op het derde symposium van het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg dat 12 november 2010 op Hogeschool Leiden plaatsvindt.

In de gezondheidszorg is vooral veel bereikt met een professioneel ontwikkelde ziektebestrijdende benadering (bijvoorbeeld medicijnen en operatietechnieken). Wereldwijd groeit de interesse voor een gezondheidsbevorderende benadering. Daarom staan op 12 november de volgende vragen centraal: Kunnen we gezondheidskrachten inzetten om preventief en curatief te werken in aanvulling op een meer ziektebestrijdende aanpak? Leidt een gezondheid bevorderende aanpak tot reductie van kosten in de gezondheidszorg? Wat is de bijdrage van de antroposofische gezondheidszorg aan de opkomst van de gezondheid bevorderende benadering in de gezondheidszorg?

Programma
Naast workshops en de presentatie van twee nieuwe publicaties, zijn er (inter)nationale lezingen van o.a. drs. Erik Baars (arts-epidemioloog en lector Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden), prof. dr. Peter Kooreman (hoogleraar Gezondheidseconomie aan de Universiteit van Tilburg), prof. dr. Bengt Lindström (hoogleraar Health Promotion en onderzoeksdirecteur Folkhälsan Research Centre in Finland en voorzitter van de IUHPE Global Working Group on Salutogenesis), prof. dr. Max Moser (hoogleraar Fysiologie aan de Universiteit van Graz in Oostenrijk). Professor Annette Weisskircher (“Hochschulprofessor” Eurythmietherapie van Alanus Hogeschool in Alfter, Duitsland) sluit de dag af.

Inschrijven
Het symposium van 12 november 2010 vindt plaats op Hogeschool Leiden aan de Zernikedreef 11. Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Bij diverse beroepsverenigingen is accreditatie aangevraagd voor deelname aan dit symposium, maar het symposium is ook toegankelijk voor overige geïnteresseerden binnen of buiten de gezondheidszorg. Inschrijven is mogelijk tot 29 oktober via www.hsleiden.nl/lectoraten/antroposofische-gezondheidszorg/symposium. Hier vindt u ook meer informatie over het programma.’
Een mooi programma, aan te raden! En u kunt zich nog nét opgeven.
.

dinsdag 26 oktober 2010

Exit


Vanuit Duitsland wordt alarm geslagen. Ik kan niet beoordelen of het een storm in een glas water betreft. Voor achtergronden mag ik verwijzen naar Meer bd’ op 18 augustus 2008. Hoogleraar biologisch-dynamische landbouw Ton Baars is sindsdien dikwijls hier ter sprake geweest. In het verleden was hij als onderzoeker verbonden aan het Louis Bolk Instituut. En dan nu het alarmerende bericht, zoals door de ‘Medienstelle Anthroposophie im Info3-Verlag’ vandaag op de website geplaatst onder de titel ‘Lehrstuhl für biologisch-dynamische Landwirtschaft vor dem Aus?’ Wat zo veel betekent als ‘exit bd-leerstoel?’ (Aan de bronvermelding ‘Medienstelle Anthroposopie’ heb ik de ‘h’ maar stilzwijgend toegevoegd; zouden ze daar in Duitsland soms ook een discussie hebben over de ‘h’ in het woord antroposofie?)
‘Frankfurt am Main, 26. Oktober 2010 (Medienstelle Anthroposophie) – Die dauerhafte Etablierung der weltweit ersten Professur für biologisch-dynamische Landwirtschaft in Kassel-Witzenhausen scheint ungewisser denn je. Studenten und Absolventen des Fachgebiets engagieren sich jetzt mit Protest-Aktionen für den Erhalt des Lehrstuhls.

Die mit Prof. Dr. Ton Baars besetzte Professur wurde 2005 auf Initiative von Studierenden als Stiftungsprofessur am Fachbereich Ökologische Agrarwissenschaften der Universität Kassel für zunächst sechs Jahre eingerichtet. Verschiedene alternative Wirtschaftsunternehmen und Stiftungen, darunter auch Alnatura und die Software AG-Stiftung, übernahmen die Finanzierung. Im Anschluss sollte der Fachbereich sich für eine nachhaltige Etablierung innerhalb des regulären Lehr- und Forschungsbetriebs einsetzen. “Einige Wissenschaftler an der Universität, darunter der derzeitige Dekan, Prof. Dr. Michael Wachendorf, haben Bedenken hinsichtlich der Weiterführung des Fachgebietes”, berichten ehemalige Absolventen in einer heute erschienenen Presseerklärung. Die “den Standort Witzenhausen repräsentierenden Gremien, der Fachbereichsrat sowie die Studierenden” sprächen sich dagegen “mit großer Mehrheit für die Verstetigung des Fachgebietes für biologisch-dynamische Landwirtschaft aus”.

In einer Online-Petition (www.openpetition.de/petition/zeichnen/fachgebiet-biologisch-dynamische-landwirtschaft), deren Unterschriften an den Uni-Präsidenten, Prof. Dr. Rolf-Dieter Postlep, übergeben wurden, unterstreichen die Absolventen die Bedeutung der Professur für ihre heutige berufliche Tätigkeit. “Es werden neben fachlichen Kompetenzen auch Transdisziplinarität, systemisches Denken und Beschäftigung mit innovativen Ansätzen aus der Landwirtschaft vermittelt und geschult – das brauche ich heute”, betont Christoph Denzel, Mitinitiator der Petition. Der Lehrstuhl trage entscheidend zur Attraktivität des Standortes Witzenhausen für Studierende bei, die insbesondere das konsequent auf ökologische Landwirtschaft ausgerichtete Profil des Fachbereichs schätzten.

Auf ihrem Blog “Echt Bio und Demokratie” (http://www.echtbio.de.vu/) kritisieren auch die derzeitigen Studenten des Fachgebiets die Vorgänge in Witzenhausen mit scharfen Worten. Sie befürchten, der Fachbereich insgesamt werde “langsam aber sicher weichgespült” und “entdemokratisiert”. Mit einem “Protest-Frühstück” haben sie bereits auf die ihrer Meinung nach undemokratischen Missstände und die Eigenmächtigkeit einzelner Verantwortlicher hingewiesen, weitere Aktionen sollen folgen.

Die biologisch-dynamische Landwirtschaft ist die älteste Variante des Ökolandbaus und geht auf Rudolf Steiner (1861-1925), den Begründer der Anthroposophie, zurück. Die nach strengen Auflagen weltweit produzierten Lebensmittel werden unter der Dachmarke “Demeter” vertrieben. Selbstmedikation bei Tieren, Milchqualität, Mondrhythmen bei Pflanzen und Tieren sind einige der Themen, die Prof. Dr. Ton Baars, seine Mitarbeiter und Studenten seit der Gründung des Lehrstuhls vor fünf Jahren erforschen.’

maandag 25 oktober 2010

Ruimzicht

Dit wordt een vervolg op ‘Goud of hout’ van gisteren. Ik zou zo dezelfde openingszinnen kunnen hergebruiken. Het ging over de webpagina van de Landbouwsectie van de Antroposofische Vereniging, of er niet meer activiteiten ontplooid, of in ieder geval vermeld konden worden. Is de vraag stellen niet hem ook beantwoorden? Hoe dan ook, ik word op mijn wenken bediend vandaag. Dat wil zegen: ik ging weer eens een keer langs bij de Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw en Voeding. En wat zien ik daar? Dit: een aankondiging van een ‘Werkplaats biologisch-dynamische landbouw’ op 5 november op boerderij Ruimzicht te Halle in Gelderland:
‘Op vrijdag 5 november organiseert de Landbouwsectie van de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) samen met de Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw en Voeding (BD-Vereniging) een werkplaats over biologisch-dynamische landbouw.

De dag wordt gehouden in samenwerking met boerderij Ruimzicht in Halle. Ruimzicht is een jong en veelzijdig BD bedrijf dat dit jaar op de Biovakbeurs in Zwolle de Ekoland Innovatieprijs won. Het gaat deze dag om het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de biologisch-dynamische landbouw. Dit doen we door ons actief te verbinden met de vraagstukken die de boer tegenkomt bij zijn streven om de idealen van de biologisch-dynamische landbouw op de grond te zetten.

AViN en BD-Vereniging zijn met elkaar in gesprek om in meer samenhang aan de verdere ontwikkeling van de landbouw te werken. De organisatie van deze dag is de eerste vrucht van dit proces (zie ook DP 2010-2).

Boeren, tuinders, winkeliers en alle andere belangstellenden zijn van harte welkom. Opgave graag voor 1 november bij: info@bdvereniging.nl, tel: (032) 13 15 937.

Programma
10.00 uur Welkom met koffie en thee
10.30 uur Opening van de dag en toelichting op het initiatief tot deze dag door Derk Klein Bramel, coördinator van de Landbouwsectie van de AViN
10.40 uur Inleiding door Gerjo Koskamp, boer en initiatiefnemer van Boerderij Ruimzicht, over waar het hem in essentie om gaat bij de biologisch-dynamische landbouw, hoe hij daaraan vorm geeft op zijn bedrijf en wat de belangrijkste vraagstukken zijn die hij daarbij tegenkomt
11.00 uur Rondleiding en nader onderzoek eerste deel onder leiding van Albert de Vries, voorzitter van de BD-Vereniging
12.30 uur Lunch
13.30 uur Rondleiding en nader onderzoek tweede deel
14.30 uur Werkgroepen aan de hand van de thema's uit de ochtend
15.30 uur Theepauze en evaluatie van de dag
16.00 uur Afronding.

Plaats: Boerderij Ruimzicht in Halle (Gelderland)
Bielemansdijk 11a
7052CN Halle
Tijd: 5 november 2010, 10-16 uur.
Kosten: € 15,- inclusief koffie, thee en lunch.’
Waarom, oh waarom, staat dit toch niet op de webpagina van de Landbouwsectie?
.

zondag 24 oktober 2010

Goud of hout


De foto is net niet helemaal scherp. Hopelijk valt het niet zo op, bij dit kleine formaat (dus niet op klikken). Ik plaats hem toch, omdat je hier vandaan zo mooi pal op Musée d’Orsay kijkt, over de Seine heen. En vanwege de mooie zonnige kleuren natuurlijk, hoewel het nog steeds vrijdag 17 september is, om kwart voor een in de middag om precies te zijn.

Afgelopen donderdag 21 oktober was ik in ‘Maanknoop’ weer eens aan het mopperen dat de biologisch-dynamische landbouw zo slecht vertegenwoordigd wordt bij de Antroposofische Vereniging, in ieder geval op de webpagina van de Landbouwsectie. Is er dan helemaal niks te melden, vraag je je onwillekeurig af. Dat is er natuurlijk wel; heel veel zelfs. Maar dat moet je op een heel andere plek zoeken. Die plek heb ik hier al veelvuldig geraadpleegd, en doe dat ook nu weer. Ik kan er namelijk geen genoeg van krijgen. Antroposofische geesteswetenschap is een praktische wetenschap, en dat willen we weten ook; elke dag opnieuw. Dus op naar Odin! Het Odinieuws van vorige week stond uitgebreid stil bij het werk van Hans Eykelenburg en schreef daarover dit:
‘Met de natuur meewerken
In het Brabantse Gemert verbouwt Hans Eykelenburg zo’n 12,5 hectare met grove en fijne groenten. Eykelenburg werkt al meer dan 25 jaar op biologisch-dynamische wijze en hoort bij de “oude-vertrouwde” Odin-leveranciers.

Deze week levert hij, tuinder in hart en nieren, enorm veel groenten voor (bijna) alle abonnementen. Afhankelijk van het Odin-abonnement dat u heeft, treft u in de tas Chinese kool, prei, ijsbergsla, andijvie en/of venkel. Op de vraag waarom hij volgens de BD-methode werkt, laat het antwoord even op zich wachten. Niet omdat hij zelf het antwoord niet weet maar meer omdat het zo vanzelfsprekend is om op deze manier te werken. Na even nadenken komt Eykelenburg met zijn “verklaring”: je werkt met de grond en je ziet en voelt al het leven dat in de bodem zit. Je kunt dus niet anders dan met de natuur samen werken. Wanneer je volgens de biologisch-dynamische methode werkt dan spreek je van optimale samenwerking met de natuur.

Vitaminen en mineralen
Vorige week schreven we over de Friese kleigrond waar de broccoli en spruiten zo goed op gedijen. Hoe zit het met de Brabantse zandgrond? Dat is tenslotte weer een heel ander soort bodem. Het voordeel van een zandbodem is dat het goed vochtdoorlatend is en gemakkelijk te bewerken. Nadeel is dat bij fikse hoosbuien snel sprake is van uitspoelen van de bodem. Met het “uitspoelen” kunnen ook mineralen en andere belangrijke grondstoffen wegspoelen. Mineralen zijn, net als voor de mens, ook voor de grond van groot belang. Het bepaalt of de grond vitaal genoeg is om mooie groenten voort te brengen. De “gemoedstoestand” van de bodem is vandaag de dag zeer nauwkeurig vast te stellen met de huidige meetapparatuur voor bodemonderzoek. Wanneer de bodem niet in balans is, kan de teler bijsturen door de juiste mineralen toe te voegen en/of de juiste dosering groene compost. Dit is niet een kwestie van eenmalig “wat” toevoegen, maar het vraagt kennis, zorg en aandacht om het leven in en op de bodem zo goed mogelijk te laten functioneren. Zoals Eykelenburg ook zegt: “Het is kijken naar de grond, voelen, ervaren, bijstellen van de voeding etc. Kortom, ik raak nooit uitgeleerd op die 12,5 hectare.”

Samenwerking van twee kanten...?
Eykelenburg koos dus voor samenwerking met de natuur. Dat betekent echter niet dat het allemaal “pais en vree” is wat de samenwerking betreft. De extreme weersomstandigheden van dit jaar brachten en brengen spannende en soms ook frustrerende tijden met zich mee. Zo is de prei begin dit jaar kapot gevroren: Eykelenburg kon ruim 3 ha prei ofwel 100 ton de klikobak in doen. Als teler moet je dan wel een financiële buffer hebben en mag je blij zijn dat je geen grote investeringen hoeft te doen, zoals voor Eykelenburg gelukkig het geval is.

Zomerse ijsbergsla en grijze herfstdagen
In de abonnementen Extra, Groot en Combi zit deze week ijsbergsla. Deze groente associëren we vooral met de zomer, terwijl we met deze temperaturen eerder denken aan stamppotten! Deze sla is laat gezaaid met de bedoeling om in oktober te oogsten. Want dat oktober ook zacht kan zijn, hebben we de eerste week van de maand wel ervaren. Voor nu adviseren wij dan ook: maak nog eenmaal dit jaar een lekkere salade met een zomers tintje, om daarna echt de herfst in te stappen! Eet u smakelijk.’
Deze week (afgelopen vrijdag) werd daar het verhaal van Harry Venhuis aan toegevoegd. Zo willen we het graag! De mensen leren kennen die er echt werk van maken. Als titel staat erboven ‘Het ene jaar goud, het andere jaar hout...’
‘In Uithuizermeeden, hoog in het noorden richting het Groninger Wad, ligt het glastuinbouwbedrijf van Odin-teler Harry Venhuis. Met twaalf verschillende soorten groenten is Venhuis een belangrijke leverancier voor de Odin-abonnementen. Al pratende over de werkzaamheden op zijn bedrijf horen we van Venhuis een heleboel wijsheid en overtuigingskracht. Overtuiging zit bijvoorbeeld in zijn werkwijze: alle groenten komen van de koude glasteelt. Dat betekent dat de kassen van Venhuis niet worden verwarmd door fossiele brandstoffen, maar alleen door die krachtige gouden bol die hoog aan de hemel staat: de zon! “Want waarom”, zegt Venhuis, “zou je kostbare fossiele brandstoffen gebruiken voor het kweken van groenten, terwijl het met de kracht van de natuur ook kan groeien?”

Geschiedenislesje kassenteelt
De eerste kassen werden rond 1850 gebouwd. Simpele glazen kassen die aan één kant tegen een muur leunden. Doordat de zon door het glas de aarde opwarmde, ontdekte men dat je op die manier ook andere gewassen kon laten groeien dan men gewend was. De groei bleek je ook wat meer te kunnen sturen door het glas af te dekken als het niet te warm mag worden of juist “vrij” te laten, zodat de zon alle ruimte krijgt. Zo opende de glastuinbouw deuren naar het kweken van andere soorten groenten en fruit. Wel nog steeds onder invloed van wat er buiten de kas gebeurt overigens, want de groenten staan weliswaar “veilig” achter glas, maar of er voldoende licht en warmte van de zon is en of de vochtigheid buiten niet te hoog is, speelt in de kassenteelt wel een rol.

Toekomstplannen in het hoge noorden
Het glastuinbouwbedrijf van Venhuis bestaat sinds 1923 en is nu in handen van de derde generatie. Wat de toekomstplannen betreft, spreekt Harry duidelijke taal: overleven! Dat is de eerste prioriteit en vervolgens wat “vet op de botten kweken”. Want de grilligheid van de seizoenen speelt door in het inkomen van de tuinder. En we hebben het al vaker genoemd... 2009 was een mager jaar en 2010 is nog minder goed qua opbrengsten van het land. “Je moet daar als tuinder of boer wel tegen kunnen”, aldus Venhuis. “En beseffen dat na goede tijden ook weer slechte tijden komen en andersom.” Het ene jaar goud en het andere jaar hout, is een gevleugelde uitspraak voor een bestaan in de agrarische sector. Of de kinderen van Harry en Harma Venhuis het bedrijf straks over willen nemen, is nog onduidelijk. De negen- en twaalfjarige Venhuisjes brengen wel veel (speel)tijd door in de kassen, maar ambiëren nu nog het beroep van astronaut en piloot...

Over koolrabi en misome
Deze week komen de koolrabi en misome die we in een aantal pakketten inpakken van Harry Venhuis. Het zijn twee minder bekende groenten, waar wel iets meer over te vertellen is. Koolrabi is al eeuwen bekend in Europa. Nederland was deze groente enige tijd uit het oog verloren. Misschien dat dat de reden was om met een paarse variant te komen: lekker opvallend! Gelukkig zien we de laatste jaren deze vitaminerijke groente weer vaker op het menu staan. Koolrabi kom je in twee kleuren tegen: de groene en de paarse. Let op: de paarse koolrabi is alleen van buiten paars, geschild is de groente identiek aan zijn groene broertje. Koolrabi kan zowel rauw als gekookt verwerkt worden in gerechten. Rauw is de smaak te vergelijken met radijs, de paarse variant is wat scherper in smaak. Door het koken neemt de scherpte af en blijft een zeer zachte smaak over. Misome komt van oorsprong uit Azië en is familie van de, hier meer bekende, paksoi. De groente kan het Hollandse klimaat goed hebben. U kunt alle kanten op met deze groente: het is zowel rauw te eten als gekookt en leent zich ook uitstekend om te roerbakken of te stoven. Weinig tijd en toch lekker en gezond willen eten? Met het volgende bent u snel klaar en succes is gegarandeerd!’
Maar ook de Vitatas Wetenswaardigheden laten zich deze week niet onbetuigd. Die kiest een wat andere insteek, maar niet minder interessant. Het gaat over ‘De multifunctionele kwaliteiten van biologische landbouw en voeding’:
‘Onlangs ontstond er enige ophef over een artikel in de Volkskrant met de kop “Bioteelt leidt tot meer CO²”. De feiten waar de Volkskrant zich op baseerde hadden betrekking op drie producten: tomaten, ananas en bloemkool. Op basis van drie producten kan je onmogelijk deze conclusie trekken, stelt onderzoeker Wijnand Sukkel, die veel onderzoek naar de levensduur van producten (LCA) doet, in een open brief van Biologica, Universiteit Wageningen en de Task Force. Uit ander onderzoek van deze universiteit is gebleken dat de biologische rundveehouderij minder CO² veroorzaakt dan de gangbare rundveehouderij. Maar ook binnen de drie vergeleken producten valt geen eenduidige conclusie te trekken. Het hangt er maar van af welke factoren je meeweegt. Bovendien zijn in de vergelijking van de drie groenten belangrijke factoren, zoals vervuiling van bodems en water door pesticiden en kunstmest en het schonen daarvan door waterzuivering, niet in de berekening meegenomen.

De biologische landbouw en voeding pretendeert ook niet de minste CO² uit te stoten. De biologische landbouw wil de meest natuurlijke vorm van landbouw en voeding produceren. Daarin spelen veel factoren een rol, niet alleen CO², dat de laatste jaren veel aandacht krijgt. Maar ook diervriendelijkheid, vruchtbare bodems, schoon water, biodiversiteit, gesloten kringlopen, behoud van genetische variëteit, ruime vruchtwisseling (in plaats van monoculturen), een mooi landschap, geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest, geen gebruik van chemische toevoegingen in de voeding zelf, zo min mogelijk bewerkte voeding, en verder zelfs sociale factoren, zoals eerlijke prijsvorming en zinvol werk voor zorgbehoevenden, om er maar eens een paar te noemen. Zorgvuldige afweging ten aanzien van CO² hoort daar natuurlijk bij, maar het is niet de enige factor die telt. In de dierhouderij is dat dilemma tussen verschillende factoren goed zichtbaar: vrije uitloop, dus lekker buiten scharrelen, biologisch voer en geen preventief antibioticagebruik staan op gespannen voet met CO²-reductie. Ook in de substraatteelt versus vollegrondsteelt zie je dat dilemma terug: kastomaten die via een infuus volgepompt worden met voedingsstoffen en water, of tomaten die zelf hun voeding uit de volle bodem halen, dat is een wereld van verschil in de kwaliteit en de smaak, maar heeft ook effect op CO². Met producten uit de biologische landbouw bent u er zeker van dat de boer de juiste keuzes maakt, omdat hij met alle factoren rekening houdt om een zo natuurlijk, lekker en gezond mogelijk product te telen.
Meer informatie: www.biologica.nl

zaterdag 23 oktober 2010

Verborgen wetenschap

Het is erg rustig op het moment in het antroposofische publicitaire veld. Dat komt waarschijnlijk door de herfstvakantie. Dat biedt mij mooi de mogelijkheid om even iets anders aan te snijden, iets heel studieus. En ook heel Duits. Daarvoor grijp ik weer terug op maandblad ‘Die Drei’, zoals ik vaker heb gedaan. Dat gebeurde voor het laatst op 14 oktober in ‘Kruisbestuivingen’, eerder op 31 juli in ‘Islamitisch’. Bij dat julibericht kon ik me voor een groot deel verlaten op Günther Röschert uit München. Vandaag begin ik opnieuw bij hem, maar dan een bijdrage in het meest recente nummer van ‘Anthroposophie – Vierteljahrsschrift zur anthroposophischen Arbeit in Deutschland’, namelijk ‘Michaeli III/2010 Nr. 253’. Röschert schrijft daarin ‘Zu Geschichte und Aufgabe der Zeitschrift «Die Drei»’. Deze tekst heb ik nergens op internet gevonden, maar hij bevat zulke interessante gegevens, dat ik hem hier maar gewoon overneem.

Ik zal eerst kort samenvatten voor diegenen die het Duits niet machtig zijn: er staat in dat dit tijdschrift een eerbiedwaardige leeftijd heeft bereikt; het is in 1921 begonnen ter ere van Steiners zestigste verjaardag. Maar hoewel de kwaliteit van de inhoud bijzonder hoog is, bekommeren antroposofen zich er erg weinig om; het blad kan zich nauwelijks bedruipen. Zoals dat gaat met cultuur, moet er altijd geld bij. Gelukkig dat de Antroposofische Vereniging in Duitsland garant staat. Enkele cijfers: 2300 abonnees, waarvan een derde lid is van de Duitse Antroposofische Vereniging. In totaal heeft die 16.000 leden, dus slechts 750 hiervan heeft een abonnement op Die Drei, en dat is veel te weinig. Een jaarabonnement kost in Duitsland € 56 en daarbuiten € 62. Per jaar verschijnen tien nummers, plus een dubbelnummer. Röschert beveelt een abonnement aan, alleen al om dit tijdschrift te ondersteunen, want het is voor de antroposofische zaak een onontbeerlijk middel.
‘In diesem Jahr 2010 erscheint «Die Drei – Zeitschrift für Anthroposophie in Wissenschaft, Kunst und sozialem Leben» im 80. Jahrgang. Das Eröffnungsheft des 1. Jahrganges erschien im Februar 1921 zum 60. Geburtstag Rudolf Steiners, der eine Monatsschrift, welche «die Gesamtbewegung umfassen sollte», als eine Notwendigkeit bezeichnet hatte.* Sigismund von Gleich als Schriftleiter im 1. Jahrgang bekannte sich in einer einleitenden Betrachtung zu der Aufgabe, durch die neue Zeitschrift am Aufbau eines europäischen freien Geisteslebens zwischen Ost und West mitzuarbeiten, die Weltereignisse kritisch zu kommentieren und über den Fortgang der anthroposophischen Bewegung zu berichten. Dieser Aufgabe ist «Die Drei» bis in die Dreißigerjahre des letzten Jahrhunderts nachgekommen und hat dabei auch viele Vorträge Rudolf Steiners erstveröffentlicht.

Nach einer durch die politischen Ereignisse erzwungenen Pause konnte «Die Drei» ab 1948 wieder erscheinen. Schriftleiter waren zunächst Erich Schwebsch und Herbert Witzenmann. Wie schon in den früheren Jahren gelang es der Schriftleitung, eine Reihe qualifizierter Autoren heranzuziehen und ein breites Spektrum anthroposophisch relevanter Themen in anspruchsvoller Form zu behandeln. Wichtige politische und kulturelle Ereignisse im deutschsprachigen, aber auch im internationalen Raum wurden wahrgenommen und erörtert. Es erschienen zahlreiche Themenhefte, aktuelle Brennpunkte, Fortsetzungsbeiträge zu wichtigen Gegenwartsfragen und viele Besprechungen von anthroposophischer und nichtanthroposophischen Büchern und Ausstellungen.

«Die Drei» pflegt bis heute ein hohes sachliches und stilistisches Niveau. Sie ist das derzeit wichtigste Publikationsorgan der anthroposophischen Bewegung und entspricht so den weitgespannten Intentionen Rudolf Steiners von 1921. Die Schriftleitung liegt derzeit bei Stephan Stockmar, Lydia Fechner und Angelika Sandmann. «Die Drei» hat gegenwärtig etwa 2.300 Abonnenten, ein Drittel davon sind Mitglieder der Anthroposophischen Gesellschaft. Von deren etwa 16.000 Mitgliedern in Deutschland beziehen also nur etwa 750 «Die Drei» im Abonnement. Das Jahresabonnement kostet im Inland 56, im Ausland 62 Euro. Es erscheinen im Jahr zehn Hefte und ein Doppelheft.

Wie die meisten Kulturzeitschriften ist «Die Drei» ein Zuschussbetrieb. Ihr Defizit wird von der Anthroposophischen Gesellschaft in Deutschland getragen. Es besteht also eine klare Notwendigkeit, dass «Die Drei» vermehrt Unterstützung durch neue Abonnenten findet.

Wie erklärt man sich die Zurückhaltung innerhalb der deutschen Mitgliedschaft? Erkundigt man sich im Freundes oder Bekanntenkreis, so fällt die Häufigkeit folgender Aussagen auf: Man könne nicht alles lesen, was in den Heften stehe, deshalb habe man «Die Drei» nicht bestellt. Bekomme man sie regelmäßig, so müsse man allzu viel ungelesen lassen. Man erhalte «Die Drei» öfters oder gelegentlich von Verwandten oder Freunden, deshalb brauche man sie nicht selbst zu abonnieren. Man trifft auf diese Auskünfte auch bei tätigen Mitgliedern der Anthroposophischen Gesellschaft und bei Hochschulmitgliedern. Letztere stehen nach Rudolf Steiners Auffassung in der Pflicht, sich mit anderen tätigen Mitgliedern in Kontakt zu halten.

Lässt sich demgegenüber wohl verständlich machen, dass man eine wichtige, ja unersetzliche anthroposophische Zeitschrift auch deshalb abonnieren kann, weil man ihre weitere Existenz gemeinsam mit anderen sichern möchte, weil man einfach haben will, dass es sie auch künftig gibt? Die anthroposophische Bewegung muss sich neben anderen Ausdrucksformen auch in einer vorzeigbaren Kulturzeitschrift artikulieren können. Darüber ist doch sicher ein Konsens zu erreichen.

* Götz Deimann (Hrsg.): Die anthroposophischen Zeitschriften von 1903 bis 1985. Stuttgart 1987.’
En dan nu naar Die Drei zelf. Ik grijp terug naar het augustus-septembernummer; daaraan heb ik hier nog geen aandacht besteed. Dit nummer had speciaal ‘Die Geheimwissenschaft im Umriss’ uit 1910 van Rudolf Steiner tot onderwerp, vanwege het jubileum van het verschijnen van deze fundamentele publicatie precies honderd jaar geleden. Over dit boek schrijft Anna-Katharina Dehmelt op de bladzijden 11 tot en met 26 (maar liefst vijftien bladzijden! ja, dat kan daar nog) ‘Eine Eloge zum Hundertsten’. Op de website worden hiervan ‘slechts’ vijf bladzijden prijsgegeven; maar daar ben ik al heel blij mee, want zeer wezenlijke zaken worden direct in het begin aangeroerd. Voor wie zo’n boek beter wil leren kennen of zelfs bestuderen, heerlijke kost. Ik laat die vijf pagina’s hier volgen:
‘Die Geheimwissenschaft im Umriss enthält, so schreibt Rudolf Steiner im Januar 1925 in seiner letzten Vorrede zu diesem Buch, »ja die Umrisse der Anthroposophie als eines Ganzen«. »Alles, was ich seither sagen konnte, erscheint, wenn es an der rechten Stelle diesem Buche eingefügt wird, als eine weitere Ausführung der damaligen Skizze.«(1) Das (nach Die Rätsel der Philosophie) umfangreichste Buch Steiners: eine Skizze? Diese Zuschreibung ist in der Tat nur berechtigt, wenn man das spätere Werk Steiners in die Geheimwissenschaft zu integrieren versucht. Nur dann bemerkt man, dass die Charakteristik von Luzifer und Ahriman – in der Geheimwissenschaft erstmals (schriftlich) niedergelegt – in den Folgejahren sowohl in Büchern wie in Vorträgen reiche Ausarbeitung erfuhr, was in noch reicherem Maße für das in der Geheimwissenschaft zwar an zentraler Stelle, tatsächlich aber nur knapp beschriebene Mysterium von Golgatha gilt. Das Wesen des Hüters der Schwelle wird bis zu Steiners Tod immer wieder neu charakterisiert, wer sich über die Prinzipien der Wirksamkeit der Planeten, über die Ätherarten oder die vorchristlichen Mysterien aufklären will, findet in der Geheimwissenschaft Grundlegendes, und natürlich sind die Anthropologie und der Reinkarnationsgedanke zeitlebens zentrale Themen gewesen, an denen Rudolf Steiner immer weiter gearbeitet hat.

Dennoch, der heutige Leser wird das Buch kaum als Skizze erleben. Bereits das Kapitel »Schlaf und Tod« enthält Weitungen, die der folgen wollenden Aufmerksamkeit nicht ohne Weiteres zugänglich sind, und das Kapitel »Die Weltentwickelung und der Mensch«, mit 160 Seiten schon äußerlich sehr umfangreich, birgt eine Stofffülle, die als Ganze nur von Spezialisten bewältigt wird. Insbesondere in diesem Kapitel sind implizit eine große Menge an Bezugnahmen enthalten, speziell auf Haeckels Evolutionsgedanken sowie auf die entsprechenden theosophischen Gedanken Blavatskys, Sinnetts oder Scott-Elliots. Diese Bezugnahmen, die damals sozusagen in der Luft lagen, sind dem heutigen Leser nicht mehr zugänglich und erschweren die Lektüre. Die »Maulbeere« des alten Saturn, der durch Absonderung entstandene zweigliedrige Mensch zum Beginn der Sonnenentwicklung und die »Eichelfrucht« im Beginn der Erdentwicklung sind »sinnlich-übersinnliche Bilder«,(2) die für sich selbst sprechen. Aber um wie vieles deutlicher wird diese Sprache, wenn man die Anspielung auf Haeckels Beschreibung der pflanzlichen Keimentwicklung durch Morula, Blastula und Gastrula versteht! Und um wie vieles transparenter wird die Erdentwicklung und die ausgiebige, komplexe und übrigens 1913 grundlegend überarbeitete Schilderung des Sündenfalls in der lemurischen Zeit, wenn man weiß, dass für H. P. Blavatsky und infolgedessen für die theosophischen Leser der Sündenfall im Mittelpunkt der Menschheitsentwicklung stand. Das war die Folie, vor der Steiner dem Mysterium von Golgatha seine Mittelpunktsstellung verlieh. Das Fehlen einer kommentierten, historisch-kritischen Ausgabe der Geheimwissenschaft wird bei solchen Kontexten am stärksten spürbar.

Und auch 1910, beim Erscheinen der Geheimwissenschaft vor hundert Jahren, ist das Buch sicherlich nicht als Skizze erlebt worden. Viel eher dürfte es als Zusammenschau von Steiners bisherigem theosophisch-anthroposophischen Schaffen rezipiert worden sein. Denn es fasst die Veröffentlichungen Steiners seit der Übernahme des Generalsekretär-Postens der Theosophischen Gesellschaft unter einem einheitlichen Gesichtspunkt zusammen.

Da war 1904 zunächst die Theosophie erschienen. Sie bereits enthält eine Anthropologie, den Reinkarnationsgedanken, Ausführungen zur Seelenwelt und zum Geisterland sowie eine allererste Fassung des anthroposophischen Schulungsweges. Mit Ausnahme der Evolution sind also alle Themen der Geheimwissenschaft bereits angeschlagen. Die Theosophie ist komponiert nach der Dreigliederung von Leib, Seele und Geist, und die Dreigliederung wird auch zur Grundlage der Entwicklung des Reinkarnationsgedankens ebenso wie für die Schilderung von Seelenwelt und Geisterland. In den folgenden Jahren bis 1908 hat Rudolf Steiner die angeschlagenen Themen weiter bearbeitet und als Aufsätze in der Zeitschrift Luzifer-Gnosis veröffentlicht, woraus später Sonderdrucke sowie Bücher – einige allerdings erst nach Rudolf Steiners Tod – erstellt wurden. Eingegangen sind die Aufsätze in die Bücher Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten (Sonderdruck 1907, Buchausgabe 1909), Die Stufen der höheren Erkenntnis (Sonderdruck 1908, Buchausgabe 1931) und Aus der Akasha-Chronik (Sonderdruck 1907, Buchausgabe 1939). Rudolf Steiner hat also weitergearbeitet an der Darstellung des Schulungsweges, der nach der »Theosophie« große Veränderungen erfuhr, zunächst mit der Hinzunahme der Natur als Übungsfeld und überhaupt einer großen Fülle von Übungsanregungen in Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten und dann durch die Systematisierung der höheren Erkenntnisstufen als Imagination, Inspiration und Intuition in Die Stufen der höheren Erkenntnis. Ganz neu tritt nach der Theosophie das Thema Evolution und Weltentwicklung hinzu, das in den Aufsätzen Aus der Akasha-Chronik erstmals durchgearbeitet wird (sowie natürlich parallel in Vorträgen).

In der Geheimwissenschaft werden nun alle angeschlagenen Themen zusammengefasst: die Anthropologie im Kapitel »Wesen der Menschheit« (II), der Reinkarnationsgedanke und die Darstellung von Seelenwelt und Geisterland im Kapitel »Schlaf und Tod« (III), der Evolutionsgedanke im Kapitel »Die Weltentwickelung und der Mensch« (IV), fortgesetzt im Kapitel »Gegenwart und Zukunft der Welt- und Menschheits-Entwickelung« (VI), und zwischen diesen beiden Kapiteln zum Evolutionsgedanken der umfangreich und systematisch dargestellte Schulungsweg im Kapitel »Die Erkenntnis der höheren Welten (Von der Einweihung oder Initiation)« (V). Abgeschlossen wird das Buch von »Einzelheiten aus dem Gebiete der Geisteswissenschaft« (VII), die einige Themen vertieft aufgreifen. Und sieht man dann noch das Einleitungskapitel der Geheimwissenschaft, in dem es um den »Charakter der Geheimwissenschaft« (I) geht, als eine für die theosophisch-anthroposophischen Verhältnisse umgearbeitete Erkenntnistheorie an, so ist in der Tat in die Geheimwissenschaft das gesamte vorangegangene philosophische und theosophisch-anthroposophische Schaffen Steiners eingegangen.

Neu sind in der Geheimwissenschaft insofern weniger die Inhalte, die im Einzelnen schon bekannt waren und den Mitgliedern in den genannten Aufsätzen und in Vorträgen immer wieder dargebotene Grundlagen der Anthroposophie enthalten. Neu ist insbesondere der Gesichtspunkt, unter dem Rudolf Steiner sein bisheriges Schaffen nun zusammenfasst: der der Viergliederung des Menschen in physischen Leib, Ätherleib, Astralleib und Ich und der Verwandlung der drei Leibesglieder in Geistesglieder. So beginnt das Kapitel »Wesen der Menschheit« nicht mit der Dreigliederung nach Leib, Seele und Geist, sondern mit dem Aufbau der vier Wesensglieder, gipfelnd in der Zusammenfassung: »Wie der physische Leib zerfällt, wenn ihn nicht der Ätherleib zusammenhält, wie der Ätherleib in der Bewusstlosigkeit versinkt, wenn ihn nicht der Astralleib durchleuchtet, so müsste der Astralleib das Vergangene immer wieder in die Vergessenheit sinken lassen, wenn dieses nicht vom ›Ich‹ in die Gegenwart herübergerettet würde. Was für den physischen Leib der Tod, für den Ätherleib der Schlaf, das ist für den Astralleib das Vergessen. Man kann auch sagen: dem Ätherleib sei das Leben eigen, dem Astralleib das Bewusstsein und dem Ich die Erinnerung.«(3)

Es folgt die Differenzierung der Ich-Tätigkeit in Empfindungs-, Verstandes- und Bewusstseinsseele, die dann vertieft wird in die geistige Dreiheit von Geistselbst, Lebensgeist und Geistesmensch. Diese drei geistigen Glieder werden gebildet, wo das Ich das verborgene Geistige im Offenbaren der Leiblichkeit freilegt. (Die Dreigliederung der »Theosophie« wird hier also durchaus integriert.) Die verwandelnde Arbeit des Ich wird in diesem Kapitel zunächst als Kulturtatsache dargestellt: »Im Grunde besteht alles Kulturleben und alles geistige Streben des Menschen aus einer Arbeit, welche diese Herrschaft des Ich zum Ziele hat. Jeder gegenwärtig lebende Mensch ist in dieser Arbeit begriffen: er mag wollen oder nicht, er mag von dieser Tatsache ein Bewusstsein haben oder nicht.«(4)

Die Vierheit von physischem Leib, Ätherleib, Astralleib und Ich wird in allen folgenden Kapiteln wieder aufgegriffen, aber unter jeweils veränderten Bedingungen. Im Kapitel »Schlaf und Tod« werden die vier Wesensglieder in ihrer Auflösung nach dem Tod und ihrer Neubildung vor der nächsten Geburt beschrieben. Ebenfalls findet hier eine Verwandlung von physischem Leib, Ätherleib und Astralleib statt, aber anders als im vorangegangenen Kapitel, in dem diese Verwandlung als allmählich und kontinuierlich beschrieben wurde, gehen die Wesensglieder nun durch eine völlige Auflösung: Zunächst wird mit dem Tode der physische Leib abgelegt; dann löst sich nach wenigen Tagen der Ätherleib auf, nachdem er wie ein Tableau das nunmehr abgeschlossene, zu einer Ganzheit gewordene vergangene Erdenleben als innerlich stimmiges Gemälde dem nachtodlichen Bewusstsein zur Erscheinung gebracht hat; und dann beginnt die Zeit, in der der Astralleib mit all seinen Begierden, Trieben und Leidenschaften so weit geläutert wird, dass das Ich seine Verwobenheit mit dem dem Erdenleben allzu stark zugeneigten Astralleib ablegen kann. Nun kann das von jeder Anhaftung an Irdisches befreite Ich in das Geisterland eintreten, verbunden mit allen Früchten des vergangenen Erdenlebens, die nun in Keime für das künftige Erdenleben verwandelt werden, in einer Welt, die nur aus Intentionen und schlackenfreien Urbildern besteht. Hier kann das Ich sich qualifizieren, nach Maßgabe der gefassten Intentionen einen neuen Astralleib, einen neuen Ätherleib und schließlich einen neuen physischen Leib auszubilden, die den im Geistigen gebildeten Intentionen entsprechen. Das Ich im Geisterland webt mit an den Verhältnissen der eigenen Leiblichkeit und den Welt-, Kultur- und Naturverhältnissen, in die diese Leiblichkeit eingebettet sein wird.

Und auch im Evolutionskapitel sind die vier Wesensglieder der rote Faden, der das Verstehen durch die Fülle des Stoffs hindurchführt. Der Alte Saturn schildert die Bedingungen der Entstehung des physischen Leibes und des Physischen überhaupt, auf der Alten Sonne entsteht der Ätherleib, auf dem Alten Mond der Astralleib, und auf der Erde kommt das Ich hinzu. Aber es ist eigenartig: Denn das zunächst nur als Wärme erscheinende Physische des Alten Saturn hat nahezu Ich-Qualität, das Ich des Irdischen ist ohne das nunmehr fest gewordene Physische nicht zu denken. Eins steckt im anderen drin, Physisches und Ich sind von Beginn an aufeinander bezogen.

Die Wesensglieder mit dem Ich werden geschaffen von hiërarchischen Wesenheiten, die als Fluchtpunkte des Denkens die Aktivität der Schöpfung einzufangen vermögen. Aber mit dem Auftreten des Ich treten die Hierarchien zurück. Nur die Weltmächte Christus, Luzifer und Ahriman umgeben den Menschen noch, zwischen ihnen ist der Mensch mehr und mehr auf sich selbst gestellt, und vollends auf sich gestellt ist er nun, was die Fortführung der Evolution in die Zukunft hinein betrifft.

Diese Zukunft wird angedeutet im Kapitel »Gegenwart und Zukunft der Welt- und Menschheitsentwickelung«. Es ist so knapp, wie das in die Vergangenheit gerichtete Weltentwicklungskapitel umfangreich ist. So wie das Ich im Leben zwischen Tod und neuer Geburt die Frucht des vergangenen Erdenlebens umwandelt in den Keim des nächsten, so wandelt der an der Evolution beteiligte Zeitgenosse die Früchte der Schöpfung um in

Biite lesen Sie weiter in der Print-Ausgabe!

1. Rudolf Steiner: Die Geheimwissenschaft im Umriss (GA 13), Dornach 1989, S. 31f.
2. A.a.O., S. 163, 176, 222.
3. A.a.O., S. 61f. (Herv. A.-K. D.).
4. A.a.O., S. 71. (Herv. A.-K. D.)’
Dit is nog niet alles (om ook eens een frase te gebruiken die Sergej Prokofieff zo vaak benut), want dezelfde Anna-Katharina Dehmelt geeft in de rubriek ‘Forum Anthroposophie’ op de bladzijden 63 tot en met 68 een overzicht van secundaire antroposofische literatuur bij ‘De wetenschap van de geheimen der ziel’ in de afgelopen honderd jaar en waardeert die ook. Het gaat om deze ‘Chronologische Bibliographie’:
– Rudolf Steiner: Die Geheimwissenschaft im Umriss (1910, 1925; GA 13), Dornach 1985 (auch als Taschenbuch erhältlich)
– Karl Stockmeyer: Beiträge zum Verständnis von Rudolf Steiners ›Geheimwissenschaft im Umriss‹, in: Korrespondenz der Anthroposophschen Arbeitsgemeinschaft 1931-1933, dann erneut publiziert in: Rundbriefe zur systematischen Erarbeitung des anthroposophischen Lehrguts, Freiburg 1946.
– Emil Bock: Urgeschichte (1934), Verlag Urachhaus, Stuttgart 2009, 205 S., 23 EUR
– Günther Wachsmuth: Die Entwicklung der Erde, Dornach 1950
– Günther Wachsmuth: Werdegang der Menschheit, Dornach 1953
– Georg Kniebe (Hg.): Was ist Zeit? Die Welt zwischen Wesen und Erscheinung, Stuttgart 1993
– Georg Kühlewind: Die Esoterik des Erkennens und Handelns in der ›Philosophie der Freiheit‹ und der ›Geheimwissenschaft‹ Rudolf Steiners (1995), Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 2009, 151 S., 14,90 EUR
– Martin Basfeld: Wärme: Ur-Materie und Ich-Leib, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 1998, 222 S., 19,90 EUR
– Jos Verhulst: Der Erstgeborene. Mensch und höhere Tiere in der Evolution, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 1999, 408 S., 45 EUR
– Dankmar Bosse: Die gemeinsame Evolution von Erde und Mensch, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 2002, 536 S., 89 EUR
– Thomas Schmidt: Astronomie – Kosmologie – Evolution. Die Gestensprache des Kosmos, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 2004, 440 S., 39 EUR
– Wolfgang Schad (Hg.): Evolution als Verständnisprinzip in Kosmos, Mensch und Natur, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart 2009, 257 S., 22,90 EUR
– Peter Selg/Sergej Prokofieff: Die Christologie des Buches ›Die Geheimwissenschaft im Umriss‹, Verlag des Ita Wegmann Instituts, Arlesheim 2010, 104 S., 18 EUR
Het is een buitengewone prestatie, dit artikel van deze Anna-Katharina Dehmelt, maar aan de andere kant ook zo logisch als wat, wanneer je antroposofie werkelijk als een geesteswetenschap wilt beschouwen en behandelen. Dit artikel staat zelfs in zijn geheel op de website, onder de titel ‘Vorstellungen oder Bildebewegungen? Sekundärliteratur zu Rudolf Steiners Buch Die Geheimwissenschaft im Umriss’, zodat ik die hier ook integraal kan laten volgen. En ik hoop niet alleen voor de studiehoofden onder ons, de auteur beschrijft de ontwikkelingen namelijk bijzonder helder en duidelijk:
‘Rudolf Steiner hat um Die Geheimwissenschaft im Umriss gerungen: Viele Jahre hat er versucht, eine Form zu finden, die den Inhalten angemessen ist und zugleich eine Veröffentlichung erlaubt, die auch Leser außerhalb des theosophisch-anthroposophischen Umfeldes erreicht. Sie wurde ein Buch, das schwer zu lesen ist – »das gar nicht so abgefasst ist, dass es sich in liebenswürdiger Weise in die Seele stiehlt«(1) –, verkaufte sich aber dennoch gut. Das ist bis heute der Fall. Zugleich aber ist die Geheimwissenschaft die spröde Schönheit unter Steiners grundlegenden Werken – umfangreich und knorrig. »Reiseliteratur ist es ja nicht gerade«, fand Rudolf Steiner selbst. Hoch angesehen ist sie, aber im Konkreten und in den meisten anthroposophischen Ausbildungen greift man dann doch lieber zu einem der etwas gefälligeren Vorläuferwerke Theosophie, Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten oder Aus der Akasha-Chronik.

Auch Die Philosophie der Freiheit ist keine leichte Kost. Zu ihrem hundertjährigen Jubiläum gab es allerdings Forschungsanstrengungen und Publikationen sonder Zahl. Zum Hundertjährigen der Geheimwissenschaft ist – bis jetzt – immerhin ein schmales Bändchen erschienen: Die Christologie des Buches ›Die Geheimwissenschaft im Umriss‹ enthält einen Aufsatz von Peter Selg über die Entstehung des Buches, materialreich, wie man es von Selg gewohnt ist, hauptsächlich an den äußeren Tatsachen orientiert – Vertrautheit mit dem Buch wird wohl vorausgesetzt –, dennoch hilfreich für jeden, der sich für die Geheimwissenschaft interessiert. Schön ist der kleine Appendix über den Geheimwissenschaftsleser Christian Morgenstern.

Es schließt sich dann ein überarbeiteter Vortrag von Sergej Prokofieff an. Prokofieff geht davon aus, dass die gedanklich-imaginative Form der Geheimwissenschaft es dem Leser ermöglicht, den Christus im Ätherischen immer bewusster wahrzunehmen. Weiterhin ist es dann Prokofieffs Anliegen, zu zeigen, inwiefern die Geheimwissenschaft »ein urchristliches Buch ist«. Das geschieht allerdings weniger vor dem Hintergrund der Geheimwissenschaft selbst als vor dem verschiedener Ausführungen Steiners zur Evolution und zum Mysterium von Golgatha. Evolutionsgedanke und Mysterium von Golgatha gehören untrennbar zusammen, so die eigentlich nicht sonderlich überraschende These Prokofieffs, der man nur zustimmen kann. Sie wird hier allerdings mit einer gewissen Umständlichkeit vorgetragen, dürfte aber für Kenner des relevanten Gedankenzusammenhanges durchaus auch neue Gesichtspunkte hinzufügen. Mit dem Titel Die Christologie des Buches ›Die Geheimwissenschaft im Umriss‹ hat man jedoch etwas hoch gegriffen. Gerne erführe man mehr über die knappen expliziten Schilderungen des Mysteriums von Golgatha in der Geheimwissenschaft und der umso größeren Fülle impliziter Bezugnahmen. Sie erst machen die Geheimwissenschaft tatsächlich zu einem zutiefst allgemeinmenschlichen, christlichen Buch.

Dialektik von Freiheit und Notwendigkeit

Bereits 2009 erschien der von Wolfgang Schad herausgegebene Sammelband Evolution als Verständnisprinzip in Kosmos, Mensch und Natur. In vieler Hinsicht kann dieser Band als Sekundärliteratur zur Geheimwissenschaft gelesen werden, greift er doch eine Reihe zentraler Fragen, insbesondere im Zusammenhang mit dem Kapitel »Die Weltentwickelung und der Mensch« auf. Der Einleitungsbeitrag von Wolfgang Schad sowie die folgenden Aufsätze von Jost Schieren, Ruth Ewertowski und Jörg Ewertowski behandeln im weitesten Sinne die Frage, ob der Evolution und Geschichte eigentlich ein Weltenplan zugrunde liegt. Schad spannt die Fragestellung auf, indem er in einem kurzen Überblick über die Geschichte der Wissenschaften zeigt, wie deterministisches Denken, das Gott als kausale und zielsetzende Ursache alles Geschehens ansieht, sich in der Neuzeit wandelt in ein dynamisches Denken, dem die Sicherheit Ursachen und Ziele setzender Kräfte abhanden kommt. Als Gegenbewegung tritt dann die Idee des »Intelligent Design« auf – dies war wohl der Hintergrund der Tagung, aus der der Sammelband hervorgegangen ist. Schad zeigt dann weiter, welch komplexes Verhältnis Notwendigkeit, Freiheit und Zufall bei Steiner eingehen. »Wie in der naturwissenschaftlich fassbaren Welt Determinismus und Indeterminismus zugleich vorhanden sind, so auch in der Wirkwelt der geistigen Wesen.«(2) Er bezieht sich dabei auf Steiners Schilderung im Weltentwicklungskapitel der Geheimwissenschaft, wo dargestellt wird, wie die durch Luzifer herbeigeführte Fähigkeit, eigene Entschlüsse zu fassen, mit der Verdunkelung des Weltenplanes und der Absichten geistiger Wesen für das menschliche Bewusstsein einherging.(3) So ist das Verhältnis zwischen geistigem Weltenplan und menschlicher Freiheit ein komplexes: Denn durch seine Freiheit greift der Mensch ständig in den Weltenplan ein und modifiziert ihn dadurch. Zugleich aber kann er sich bekannt machen mit den Absichten geistiger Wesenheiten und sich frei dazu stellen – oder eben auch nicht. Steiner entfaltet in der Geheimwissenschaft einen Weltenplan, aber nicht als wirkende Kraft, sondern als Angebot an den Menschen, diesen Plan fortzuführen und damit das in ihn gelegte Potential zur Entfaltung zu bringen.

Jost Schieren geht das Thema in seinem Aufsatz über »Goethes Perspektive der Entwicklung« von der Erkenntnisseite aus an. Behutsam entfaltet er, wie Erkennen selbst zum Entwicklungsprozess wird, in dem sich sowohl die Ideenwelt wie die sinnliche Welt weiterentwickeln. Nicht das Resultat, die Feststellung ist dabei das Entscheidende, sondern die aufgenommene Verbindlichkeit des Erkennenden zu seinem Gegenstand.

Mit ähnlicher Behutsamkeit, aber anderem Gegenstand geht Ruth Ewertowski das Thema an. Sie sucht das, was jenseits liegt von Determination und Zufall und was beide miteinander verbindet, im Drama auf, in Kleists Prinz Friedrich von Homburg. Ihr gelingt eine bewegende Darstellung der innerlich labilen Situation, die sie dann mit Blick auf den Sündenfall vertieft. Anstelle eines sich selbst vollziehenden Weltenplanes entwickelt sie eine Idee von Entwicklung, die stets in der Mitte des Ganzen, in jedem schöpferischen Moment stattfindet, »die nicht beliebig ist, aber ganz und gar individuell«,(4) wie ein wirkliches Kunstwerk.

Diesen Begriff der Mitte greift Jörg Ewertowski in seinem Aufsatz »Die Gottesentwicklung« auf. Mit Bezug auf das Mysterium von Golgatha schreibt er: »Dieser Gott erscheint nämlich in der Mitte der Zeit, in der Menschwerdung auf Golgatha. Ein Altes kommt hier zu seinem Ende, ein Neues beginnt, Anfang und Ende treten unmittelbar zusammen, aber wie überkreuzt oder umgewendet, denn der Anfang kommt nach dem Ende, Ende und Anfang stehen gleichsam Rücken an Rücken, sodass von dieser Mitte aus die Weltentwicklung in das Grenzenlose beider Zeitrichtungen verlaufen kann.« Und so steht auch das Ich in der Mitte des Menschen, als permanentes Umwandlungsprinzip von Niederem in Höheres, beginnend mit der Umwandlung von Astralleib in Geistselbst.(5)

Allen diesen Autoren gelingt eine ganz originäre Neufassung zumindest einzelner Gesichtspunkte des anthroposophischen Entwicklungsgedankens – individuell, aber nicht beliebig. Und sie stellen ihr Thema so dar, dass in der Darstellung selbst das Thema erfahrbar wird. Man wird hineingenommen in die Dialektik von Freiheit und Notwendigkeit, man wird aufgefordert, eine Haltung zu entwickeln, die an der Schwelle trägt, wo Freiheit und Notwendigkeit durch individuelles Denken und Tun ineinandergreifen, wo Entwicklung sich tatsächlich vollzieht, wo die geistige Welt in die Sinneswelt erlebbar hineinragt. Das macht die Lektüre dieser Aufsätze außerordentlich lohnend.

Parallelisierungsversuche und ihre Grenzen

Neben weiteren Aufsätzen von Arnold Suckau, Manfred Krüger und Wolfgang Schad enthält der Sammelband einen Beitrag von Thomas Schmidt »Eine ›Brücke‹ zwischen den Vorstellungen von der Evolution des Universums durch die Astrophysik und die Anthroposophie«, in dem Schmidt einige Aspekte seines Buches Astronomie – Kosmologie – Evolution zusammenfasst und weiterführt. Schmidt widmet sich der Frage, ob die von Rudolf Steiner beschriebenen Evolutionsstufen des Alten Saturn, der Alten Sonne und des Alten Mondes in irgendeiner Weise mit der heutigen Astrophysik in Übereinstimmung zu bringen sind und kommt zu überraschenden Ergebnissen, in dem er auf die Gesten der von Steiner beschriebenen Entwicklungsstufe und der ersten der Astrophysik bekannten Zustände schaut. »Der Charakter des Alten Saturn findet sich in dem isotropen Strahlungskosmos des Anfangs wieder, einschließlich der erwähnten keimhaften, statistisch-chaotischen Körnigkeit, die Grundgeste der Alten Sonne findet sich in der vom Licht durchfluteten räumlichen Ordnung der Fixsterne, die aus der chemielosen, grundsätzlich gasförmigen Urmaterie entstanden sind, der Alte Mond zeigt sich in der bewegten, vielfältigen Welt der Gas-, Molekül- und Dunkelnebel mit ihren mannigfaltigen chemischen Prozessen sowie in planetenartigen, Fixsterne umkreisenden Gebilden, die zunehmend entdeckt werden. Und auch die von Steiner für die Erde geschilderte Geste des Todes und des vom Umkreis abgetrennten Festkörpers kommt in der Welt der Astronomen vor – bis hin zu dem völlig aus dem Weltzusammenhang herausfallenden ›unverbesserlichen Mond‹ Steiners und den ›schwarzen Löchern‹ im astrophysikalischen Universum.«(6)

Solche Parallelisierungsversuche des Steinerschen Entwicklungsgedankens mit Ergebnissen der Naturwissenschaft hat es in der anthroposophischen Sekundärliteratur immer wieder gegeben. Allerdings hat man sich dabei auf die Erdgeschichte beschränkt und Schmidts Erweiterungen auf die Kosmologie stellen eine echte Neuerung dar. Für die Erdgeschichte sind insbesondere die beiden Bücher von Günther Wachsmuth Die Entwicklung der Erde (1950) und Werdegang der Menschheit (1953) zu nennen sowie die umfangreiche Arbeit von Dankmar Bosse Die gemeinsame Evolution von Erde und Mensch (2002). Beide versuchen, die von Rudolf Steiner beschriebene Erdentwicklung mit Forschungsergebnissen der Geologie zu parallelisieren. In diesem Zusammenhang ist auch Emil Bocks Urgeschichte (1934) zu sehen, in der kultur- und geistesgeschichtliche Zeugnisse, insbesondere das Alte Testament, in Steiners Schilderung von Lemuris, Atlantis und der nachatlantischen Zeit einbezogen werden. War man zu Bocks und Wachsmuths Zeiten noch dankbar für solche Arbeiten, die die schwer fassbaren Schilderungen Steiners in den Bereich des Vorstellbaren erhoben, wurde die 2002 erschienene Arbeit Bosses von seinen geologisch-anthroposophischen Kollegen aufs Schärfste gerügt, weil sie nicht deren wissenschaftlichen Ansprüchen genügte, sich vielleicht auch manches exoterische Forschungsergebnis passend zurechtbog.(7) Dem Erfolg bei geologischen Laien hat dies jedoch keinen Abbruch getan. Denn das Verständnis suchende Bewusstsein sucht Brücken von den Alltagsvorstellungen zu den esoterischen Schilderungen Steiners. So finden sich beispielsweise bei Wachsmuth wie bei Bosse Übersichtstabellen zur Evolution von Pflanze und Tier durch die geologischen Epochen in lemurischer und atlantischer Zeit. Steiner selbst hat auf Befragen der Stuttgarter Waldorflehrer im Hinblick auf den Unterricht solche Parallelisierungen angeregt. Aber: »Man muss nicht pedantisch das eine dem anderen zuordnen.«(8)

Beschäftigt man sich mit solchen Parallelisierungen, so bemerkt man aber auch, dass man in ihnen eine Ablähmung der Steinerschen Gedankenbildung erfährt. Wachsmuth und Bosse führen zu Vorstellungen, die dem Leser nahebringen, wie es tatsächlich war oder doch gewesen sein könnte zu atlantischen, lemurischen und noch früheren Zeiten. Rudolf Steiner hingegen entwickelt lebendige Bildegedanken. Tatsachen der äußeren Welt werden ebenso als Bild angeführt, beispielsweise, wenn Steiner in Anlehnung an Haeckels Gastrula Bezug nimmt auf die Eichelfrucht, die einem als sinnlich-übersinnliches Bild veranschaulichen kann, wie geistiges und irdisches Menschenwesen sich zueinander verhalten. Das heißt aber eben gerade nicht, dass das Menschenwesen damals wie eine Eichelfrucht ausgesehen hätte. So bleibt Steiners Schilderung im Imaginativen. Die ganze äußere Welt wird zum Bild der Bildegedanken, aber das Geistige geht nicht restlos in die äußere Offenbarung auf.(9) Die Parallelisierungsversuche hingegen treiben die Vorgänge in die Region des Vorstellbaren und lähmen damit die lebendigen Gedanken ab. Das kann, insbesondere für den mit der Steinerschen Gedankenbildung noch weniger vertrauten Leser eine große und zunächst auch vertrauenbildende Maßnahme sein. Man sollte jedoch im Blick behalten, dass man damit nicht die anthroposophischen Gedanken zur Evolution selbst erfasst hat, sondern nur deren Schattenwurf in der äußeren Wirklichkeit.

Bildegedanken und Bildebewegungen

Damit soll diesen Versuchen nicht ihre Berechtigung abgesprochen werden. Aber die Alternative sollte auch nicht aus dem Blick verloren werden. Die nämlich wäre eine Geologie, oder entsprechend eine Anthropologie oder eine Kulturgeschichte, die nicht als Sekundärliteratur zur Geheimwissenschaft daherkommt, sondern mit deren Bildegedanken in die Fragen und Kenntnisse der derzeitigen Wissenschaft untertaucht, um sie in einer weiterführenden Weise zu gruppieren, neue Sichtweisen anzuschließen etc. Es gibt noch wenige solcher Versuche. Beispielhaft sei genannt Der Erstgeborene von Jos Verhulst (1999), der die Evolution von Mensch und höheren Tieren, aufbauend auf die Vorläufer Friedrich Kipp und Herrmann Poppelbaum, im Sinne der Geheimwissenschaft behandelt, aber doch so eigenständig, dass es sich nicht mehr um Sekundärliteratur handelt. Ähnliches gilt für den von Georg Kniebe herausgegebenen Sammelband Was ist Zeit? (1993) und für das Buch von Martin Basfeld Wärme: Ur-Materie und Ich-Leib (1998). Basfeld entwickelt die Grundgedanken der Evolution so eigenständig und in so explizitem Zusammenhang mit gegenwärtiger Wissenschaft, insbesondere mit Ideen von C.F. von Weizsäcker, dass die Erarbeitung dieses Buches ähnliche Anstrengung erfordert und ähnliche Früchte trägt wie die Geheimwissenschaft selbst. Zur inneren Bildebewegung der Gedanken der Geheimwissenschaft findet sich nur wenig Sekundärliteratur. In den dreißiger Jahren hat Karl Stockmeyer eine längere Reihe von »Beiträgen zum Verständnis von Rudolf Steiners Geheimwissenschaft im Umriss« vorgelegt – sehr detailliert, sehr genau, jedoch ist er über den Alten Saturn nicht hinausgekommen. Daneben gibt es eine Fülle von kürzeren Zeitschriften-Aufsätzen, die zum Teil wertvolle Einzelbetrachtungen enthalten.(10) Mehr in allgemeinem Sinne, aber zu solch detaillierter Arbeit anregend, ist noch auf das wenig beachtete Bändchen Die Esoterik des Erkennens und Handelns in der ›Philosophie der Freiheit‹ und der ›Geheimwissenschaft‹ Rudolf Steiners von Georg Kühlewind hinzuweisen. Kühlewind geht von der Frage aus, warum in der Geheimwissenschaft das Schulungskapitel zwischen die beiden Teile des Evolutionskapitels eingefügt ist und sucht die Grundlagen der schöpferischen Evolutionspotenz des Menschen dann insbesondere in der Philosophie der Freiheit auf. »Beim Vergleich mit dem Endkapitel der Geheimwissenschaft erweist sich die Philosophie der Freiheit auf der Übergangsstelle der Bewusstseinsseele zum Geistselbst. Dieser Übergang wird wie unter einem Vergrößerungsglas dargestellt beziehungsweise im wahrhaftigen, das heißt meditativen Lesen erübt. Andererseits ist die große Bewegung der Geheimwissenschaft von der geistigen Internalisierung der Weisheit, die in der Wahrnehmungswelt verborgen liegt, zu ihrer Verwandlung in schöpferische Liebe wie unter einem Verkleinerungsglas aufgeführt, indem sie sich auf das Gebiet zwischen Bewusstseinsseele und Geistselbst beschränkt. Die innere Verwandtschaft dieser Geisteswege ist wesentlich und in beiden Werken eindeutig dargestellt.«(11)

Also: Es gibt schon eine ganze Menge zu lesen zur Geheimwissenschaft. Die Parallelisierungen von Bock und Bosse sind nach wie vor anregend, wenn man im Blick behält, worum es sich im Hinblick auf ein Verstehen der Geheimwissenschaft handelt: um Vorstellungshilfen, die eine erste Orientierung ermöglichen, die Erarbeitung der geisteswissenschaftlichen Gedankenbildung allerdings bestenfalls vorbereiten. Stockmeyer und Kühlewind regen die eigene Arbeit an, ebenso wie die neue Arbeit von Selg und Prokofieff, Verhulst und Basfeld überzeugen mit ihren eigenständigen Ansätzen und der Sammelband von Schad beginnt mit einer Übersetzung der Geheimwissenschaft ins 21. Jahrhundert. Wer sich jedoch Steiners Geheimwissenschaft im Umriss wirklich erarbeiten will, der bleibt darauf angewiesen, sie sich selber zu erarbeiten. Und das war ja von Rudolf Steiner auch beabsichtigt: eine Gedankenbildung anzuregen, die den geistigen Untergründen der Welt entspricht. Hierhin kann man sich manche Brücke bauen, manche Anregung holen in der Sekundärliteratur, die Anstrengung des Gedankens muss man jedoch schon selber aufbringen. Nur sie führt tatsächlich in die geistigen Untergründe, von denen in der Geheimwissenschaft die Rede ist, und nur durch sie beginnt jene innere Verwandlung, die der Anfang eines jeden originären Schöpfungsprozess ist.(12)

1. Selg/Prokofieff S. 50.
2. Schad S. 44.
3. GA 13, S. 255f.
4. Schad S. 105.
5. Schad S. 118-122.
6. Schad S. 210.
7. Vgl. die Rezension in Die Drei 4/2003 von Cornelis Bockemühl und die kritischen Anmerkungen von Susanna Kümmell, Hans-Ulrich Schmutz und Wolfgang Schad in Die Drei 5/2003. In diesem Zusammenhang ist auch die Arbeit von Andreas Delor: Kampf um Atlantis zu nennen, rezensiert von Stephan Stockmar in Die Drei 3/2005.
8. Rudolf Steiner: Konferenzen mit den Lehreren der Freien Waldorfschule 1919 bis 1924, Band 1 (GA 300a), S. 87, Konferenz vom 25.9.1919.
9. Vgl. auch das Beispiel, in dem Steiner die Entwicklung der Pflanze von der Blüte zur Frucht durch die Befruchtung mit dem Austritt der Sonne während der Erdenentwicklung in Verbindung bringt. Hier handelt es sich eben gerade nicht um eine Parallelisierung, sondern um die Wirksamkeit eines imaginativen Gedankens in den irdischen Vorgängen (GA 13, S., 355f).
10. Beispielhaft seien hier genannt: Valentin Tomberg: Die »Geheimlehre« von H. P. Blawatzky und die »Geheimwissenschaft« von Dr. Rudolf Steiner, in: Anthroposophie. Wochenschrift für freies Geistesleben, 1. Juni 1930 oder Kurt Franz David: Die Weltentwicklung in der »Geheimwissenschaft« im Verhältnis zu anderen Schilderungen im Werk Rudolf Steiners in: Das Goetheanum, 13. Juni 1976.
11. Kühlewind, S. 14
12. Siehe meinen Aufsatz in diesem Heft.’
Een beetje veel, en lang, en Duits, dit bericht van vandaag. Maar je moet er wat voor over hebben als je een ‘verborgen wetenschap’ wilt omtoveren tot een ‘openlijke wetenschap’. En daar was het Steiner om te doen met zijn Geheimwissenschaft.
.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)