Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

dinsdag 9 november 2010

Noorderlicht


Wikipedia heeft een eigen lemma voor 9 november (overigens ook voor alle andere data). Bij deze datum staat echter op het eind onder ‘Viering/herdenking’ ook dit:
‘Omdat op 9 november (9-11) buitengewoon vaak grote wendingen in de Duitse geschiedenis hebben plaatsgevonden, wordt deze datum ook wel Duitslands Schicksalsdatum genoemd.’
En inderdaad, daarboven, bij ‘Gebeurtenissen’ en dan gespecificeerd ‘Politiek’, staat onder meer:
1918Novemberrevolution, de Duitse keizer Wilhelm II treedt gedwongen af, einde van het Duitse Keizerrijk; zowel de Duitse Republiek als de Radenrepubliek worden uitgeroepen.
1923 –  Bierkellerputsch / Hitlerputsch in München, eerste en mislukte poging van Adolf Hitler en zijn nazi’s om de macht in Duitsland te grijpen (in de nacht van 8 op 9 november).
1938(Reichs)kristallnacht, de eerste massale geweldpleging tegen Joden en hun eigendommen in nazi-Duitsland (in de nacht van 9 op 10 november).
1989 – Val van de Berlijnse Muur, begin van het einde voor de veertigjarige DDR.’
Dus dit is nogal een datum. Die trouwens terloops ook op 8 augustus 2008 voorbijkwam in Drama’, dat wil zeggen, in het artikel uit Motief van november 2002, dat ik daarin opnam. Het was een verslag van een conferentie in het Goetheanum in september dat jaar. Een bepaalde passage heb ik, geloof ik, hier al eerder eens gememoreerd:
‘Ook Wolfgang Held van de sectie voor wiskunde en astronomie bleek een accuraat spreker, net zo doeltreffend als zijn korte essays in het weekblad Das Goetheanum. Hij hield zich vooral bezig met getalsverhoudingen in relatie tot kosmos en aarde. Hij vertelde bijvoorbeeld dat Mercurius vanuit de aarde gezien steeds twee keer per jaar voor de zon verschijnt, rond 8 mei en een half jaar later, rond 9 november. Data met veel geschiedenis, zoals de studenten- en burgerrevoltes in mei. Vaak beladen: putsch van Hitler in München (9 november 1923), maar ook bevrijdend: einde WO II (8 mei 1945), val van de Berlijnse muur (9 november 1989). Recentelijk de moord op Fortuyn (6 mei), dacht ik erbij. Held interpreteerde deze tijdstippen als gevolgen van een michaëlische strijd.’
Nu is er een ander artikel uit Motief dat juist over dit onderwerp gaat. Geschreven door Marcel Fontijn (‘astrosoof en heilpedagoog’, staat achter zijn naam), verschenen in nr. 46 van november 2001. Hij moet dat dus zo ongeveer rondom de datum van nine eleven hebben gemaakt. Niet alle artikelen zijn uiteraard even goed, uit één stuk gehouwen, van uitzonderlijke kwaliteit. Maar een stuk tekst kan ook anderszins memorabel zijn; deze heb ik tenminste nog altijd ergens in mijn hoofd zitten. En in verband met het thema en de datum van vandaag neem ik dit artikel graag over. Het draagt de titel ‘Het noorderlicht, licht van de toekomst’. Er zitten ook een paar afbeeldingen bij – waar in de tekst aan gerefereerd wordt – maar om die te zien, zult u op de link moeten klikken.
‘Het noorderlicht is een indrukwekkend natuurfenomeen. Maar het staat niet op zichzelf. Zo is er een verband met 9 november, de dag van de afdaling van de oermoeders in de aarde, zoals beschreven in Goethes Faust, met Pinksteren, het feest van het innerlijke vuur, met de Kalevala, het Finse epos, en met Rembrandts schilderij van de Poolse Ruiter. Ook Theodor Däubler, een weinig bekende dichter, liet zich door het noorderlicht inspireren. Hoe uiteenlopend deze verbanden ook mogen zijn, twee dingen hebben ze gemeen: hun gerichtheid op het licht en op de toekomst.

Jaren geleden maakte ik voor het eerst in Lapland een trektocht alleen. Het was september en ik liep van hut naar hut in het uiterste noordwesten van Finland, niet ver van de grens met Zweden. De dag en de nacht waren even lang en ik moest er voor zorgen voor het invallen van de duisternis de volgende hut bereikt te hebben. Dat lukte. Daar verspreidde het houtkacheltje al snel een behaaglijke warmte en diende tevens als fornuis voor een eenvoudige maaltijd. Het vroeg later op de avond enige moed om de warme en veilige omhulling van de hut te verlaten – de wc bevond zich buiten. Daar ruiste de wind door de naaldbomen en de al vrijwel kale berken. Plotseling werd mijn aandacht getrokken door een schijnsel tussen de bomen. Ik was verrast. Mijn eerste gedachte was dat het afkomstig moest zijn van een verder gelegen bewoond gebied. Maar ik besefte onmiddellijk dat dit niet kon, want er was in de wijde omgeving geen plaats van enige betekenis. Ik beklom een heuvel om het schijnsel beter te kunnen zien. Toen ik daar vrij zicht in noordelijke richting had gekregen, drong het tot me door dat dit mijn eerste ervaring met het noorderlicht was. In de stilte van de vriesnacht trokken sluiers van licht langs de hemel, voornamelijk in schakeringen van groen, maar ook doortrokken van rood en geel. Terwijl ik bleef kijken, voelde ik hoe de golvende bewegingen zich niet alleen daar buiten aan de hemel afspeelden, maar ook binnen in mijzelf. Stil en verwonderd bleef ik staan. Een gevoel van warmte en geluk verbreidde zich in mij, een diep en religieus gevoel van eerbied en dankbaarheid. Ik voelde me opgenomen in en één met dit mysterieuze weven. De sterren bleven door de kleurige sluiers heen zichtbaar.
Ik weet niet hoe lang ik daar ben blijven staan. Op een gegeven moment merkte ik hoe koud ik was geworden. Ik rukte me los uit het schouwspel en haastte me naar de warme beschutting van de hut. Met een gevoel van diepe bevrediging sliep ik in, in de wetenschap dat het mooiste dat ik ooit in mijn leven gezien had daar buiten boven het dak zijn bloeiend spel verder speelde en dat ik daar weldra zelf onderdeel van zou zijn, nadat ik zou zijn ingeslapen.
In dit artikel wil ik me niet zozeer bezighouden met de theorieën die door de natuurwetenschap zijn ontwikkeld om het noorderlicht (aurora borealis = dageraad van het noorden) te verklaren. Die theorieën zijn bijna altijd saai en weinig creatief en doen geen recht aan de werkelijkheid van de beleving. Aristoteles, de grondlegger van de natuurwetenschap, stond met zijn beschouwingswijze nog dicht bij deze werkelijkheid. In zijn opvattingen liggen imaginatieve waarneming en wetenschappelijke duiding nog in elkaars verlengde. Dat is terug te vinden in de beschrijving die Aristoteles van het noorderlicht geeft. Hij meende dat zich uit de aarde een damp vrijmaakt, die op grote hoogte met het zonnevuur in aanraking komt en daar ontbrandt, om zo de kleurrijke vlammen van het poollicht te verbreiden.
We zullen zien dat het inzicht van Aristoteles de toets van een hedendaagse geesteswetenschappelijke zienswijze doorstaat.

De zestigste breedtegraad

De Noorse auteur en priester van De Christengemeenschap Harald Falck-Ytter beschrijft in zijn boek Kalevala de zestigste breedtegraad als een drempel voor de mensheid. Onze beschaving is tot aan deze drempel gedrongen en kijkt daar een toekomstruimte binnen. De mensen noordelijk van deze breedtegraad, onder andere in Noord-Europa en Alaska, leven onder omstandigheden die pas in de toekomst door de mensheid bewust gevat kunnen worden.
Steden als Oslo, Stockholm, Helsinki en Sint-Petersburg liggen op of in de nabijheid van deze zestigste breedtegraad. In welk opzicht vormt deze een grens of drempel? Ten noorden – en op het zuidelijk halfrond ten zuiden – van de zestigste breedtegraad vinden we een gebied dat etherisch-atmosferisch een in zichzelf besloten wereld vormt. Ten zuiden van deze grens bewegen de lucht- en waterstromen zich van west naar oost, ten noorden daarvan is het precies omgekeerd. Daar bewegen lucht en water zich van oost naar west. Waar tegengesteld bewegende water- en luchtstromen aan elkaar voorbijgaan, ontstaat wrijving en de indruk van een malende activiteit. In het grensgebied van deze tegengestelde stromingen ontstaan wervelingen en kolken. Deze vormen een holle ruimte, waarin levenskrachten opgenomen en weer afgestaan worden.
De zestigste breedtegraad vormt bovendien een lichtgrens. Het is de zuidelijkste grens waar tijdens de midzomernacht het licht rond het middernachtelijk uur de intensiteit van de dageraad heeft. De zon beweegt zich dicht onder de noordelijke horizon en is slechts een uur lang niet zichtbaar: de avondschemering gaat over in de ochtendschemering. Het gebied ten noorden van de zestigste breedtegraad vormt een soort kalotje, een kapje op de kruin van de aarde, waarbinnen de tijdsbeleving verandert. Tijd wordt hier tot duur, vooral in zomer en winter. Hoe noordelijker je komt, des te meer het jaar zich opdeelt in één lange dag en één lange nacht, waarbij lente en herfst het karakter van ochtendgloren en avondschemering aannemen. Hier ontvouwt zich een proces waarbij tijd tot ruimte wordt, het etherische, de wereld van de levenskrachten, is slechts door een ragfijne sluier van zintuiglijke verschijnselen toegedekt. Aan de rand van de poolkappen ontstaat een soort draaiende, glijdende beweging en zo modelleert de kleine krachtkoepel die met zijn impulsen om de poolkalot heen beweegt voortdurend de luchtmassa die daarin besloten ligt.

Kalevala en Sampo

Falck-Ytter brengt het hierboven beschreven proces in verband met de wondermolen, de sampo, die in het Finse epos Kalevala beschreven wordt. De sampo wordt gesmeed uit de top van zwaneveren,

uit de melk van guste vaarzen,
uit één enkele gerstekorrel,
uit een enkel plukje schaapswol.

De sampo maalt meel, zout en munten. Eén maat gemalen voor het dagelijks verbruik, vervolgens één voor de handel en tenslotte één om te bewaren voor later. De sampo is voorzien van een bontgekleurde deksel, die in het Fins wordt aangeduid als ‘kirjokansi’, dat wil zeggen een deksel versierd met magische runen, met schrifttekens. Ditzelfde woord wordt echter ook gebruikt in de betekenis van ‘hemelgewelf’. De schrifttekens verwijzen dan naar het sterrenschrift. Doordat de deksel bont wordt genoemd, kom je weer terug bij het noorderlicht. Zo zou de deksel van de sampo kunnen verschijnen als beeld van de hemel ten noorden van de zestigste breedtegraad, doortrokken van de kleurige sluiers van het noorderlicht.
Over de sampo zei Rudolf Steiner in een voordracht in Helsinki op 9 april 1904 (GA 158, zie voor de titel de literatuurlijst achter dit artikel): ‘We zien in de sampo het etherlichaam van de mens, zoals het door de smid Ilmarinen vanuit de geestelijke wereld gesmeed wordt...’

Koberwitz 1924

Rond Pinksteren 1924 gaf Rudolf Steiner op het landgoed van Adalbert en Johanna von Keyserlingk in Koberwitz, Silezië, een landbouwcursus die de grondslag zou gaan vormen van de biologisch-dynamische landbouw. Steiner voerde daar een gesprek met Johanna von Keyserlingk, dat zij weergeeft in haar herinneringen, Koberwitz 1924.
Johanna, die zelf een omvangrijke vaardigheid tot geestelijk onderzoek had verworven, had het binnenste van de aarde tot onderwerp van haar geestelijk vorsen gemaakt. Zij beschrijft aan Rudolf Steiner hoe zij een aardkern van goud heeft zien oplichten en hoe zij een verband beleeft met het land dat aan het mensenoog onttrokken is en dat door Steiner werd aangeduid als Shamballa, het land waarvan Christus de poort opent om de mensen die het zoeken naar binnen te leiden. Op de vraag van Johanna of dit land inderdaad in het binnenste van de aarde gevonden kan worden, antwoordt Steiner bevestigend. Hij stelt dat het binnenste van de aarde uit zonnegoud bestaat, een oervuur dat uit zichzelf brandt, want de stof volgde pas later. De stof, het mineraal, is de rook van het vuur die is neergeslagen en zich als een steeds dichter wordende mantel om het vuur heeft gelegd. Daardoor werd de blik van de mens voor de oerzon verduisterd. Voor de geestelijke blik verschijnt het inwendige van de aarde als onderwereld. Iemand die in een geestelijk schouwen afdaalt in de aarde vindt daar negen hiërarchisch geordende rijken, die het tegenbeeld vormen van de negen hemelse hiërarchieën. Het zijn de negen hiërarchieën van het kwaad. Wie echter door deze negen rijken heen afdaalt zonder door de demonen verscheurd te worden en zonder onder de machtige geestelijke druk het bewustzijn te verliezen, die treft in het binnenste van de aarde de gouden zonneglobus aan, ofwel het land Shamballa. Aldus Steiner.
In het gesprek met Johanna von Keyserlingk, wijst Steiner er verder op dat deze zon in de aarde het wereldhart is, dat samenvalt met de ster Sirius. Hij zegt: ‘Sirius is de kosmische gedachte die Christus van zijn eigen hart vormt – aldus wordt het in de aarde gevonden.’ Daarbij tekende hij een boog die het oppervlak van de aarde voorstelde en schreef erbij: ‘stofwisseling en vervulling’, als zouden de gedachten die vanuit het hart van Christus, dus uit de zon, gezonden worden, door Sirius in het middelpunt van de aarde geleid worden, om vandaar opstijgend door de stofwisseling heen hun vervulling te vinden.

De negende november

Johanna Keyserlingk laat Steiner ook de volgende tekening zien. [Een cirkel met daarin een Davidsster, en aan de buitenrand vermeld: Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Sint Jan, Persephone 24 september, Oermoeders 9 november. Pinksteren en Oermoeders staan recht tegenover elkaar, MG.]
Op haar vraag of men dit zo kan weergeven, antwoordt hij bevestigend. Daarop vraagt Steiner hoe zij de drie bovenste spitsen zou benoemen, waarop zij antwoordt: Pasen, Pinksteren en Sint Jan. Dan weet ze niet goed hoe ze verder moet gaan. Steiner wijst op de onderste spits en vraagt: ‘Hoe noemt u dit punt?’ ‘De afdaling van Faust naar de oermoeders’, is haar antwoord. ‘Ja,’ zegt Steiner, ‘op 9 november.’ En hij voegt hier aan toe: ‘En hier, op 24 september, vierden de Grieken het feest van Persephone.’ Dit gespreksfragment stemt tot nadenken. Met name het feest van de negende november heeft tot nog toe weinig aandacht gekregen. Het gaat hier om een inmiddels historische datum, die niet zonder schaduw is. Om twee voorbeelden te noemen: 9 november 1938, de rijkskristalnacht, waarin vele synagogen en joodse winkels in Duitsland door de nazi’s werden verwoest, en 9 november 1989, de dag van de val van de Berlijnse muur. Astrologisch beschouwd valt de negende november midden in de tijd van de schorpioen, niet ver van het (licht)feest van Sint Maarten op 11 november.
Over de oermoeders zegt Rudolf Steiner in een andere samenhang dat het er drie zijn, Rhea, Demeter en Persephone, en dat zij de krachten van de drie eerdere ontwikkelingsstadia van het aardewezen vertegenwoordigen, de oude Saturnus, de oude Zon en de oude Maan. Het afdalen naar de oermoeders staat gelijk aan een inwijding in de geheimen en krachten van deze vroegere aarde-incarnaties, stadia die nog steeds de grondslag vormen van de natuur en het menszijn. Deze afdaling was niet zonder gevaar. Mefistofeles, de duivel, toont in de Faust van Goethe een heilig ontzag voor de moeders, en was iemand getikt dan zeiden de oude Grieken dat hij de moeders had gezien.

Theodor Däubler

De viering van de negende november staat tegenover het pinksterfeest. De polariteit die hierdoor wordt opgeroepen, treedt met overweldigende kracht naar voren uit het noorderlichtepos dat de dichter Theodor Däubler (1876-1934) schreef. Falck-Ytter wijdt in zijn prachtige boek Polarlicht een uitgebreid hoofdstuk aan deze dichter, die het verdient om samen met het noorderlicht meer aandacht te krijgen. Als tweeëntwintigjarige werd Däubler diep geraakt door visionaire beelden die hij in Napels aan de voet van de Vesuvius beleefde. Twaalf jaar later had hij zijn noorderlichtepos voltooid, 33.000 verzen lang. In die twaalf jaar maakte hij innerlijk een ontwikkeling door, waardoor hij de spanningsboog wist te slaan over de afgrond die gaapt tussen het verdichte aardevuur van een vulkaan en de gewichtloze sluiers van het poollicht.
Voor Däublers schouwende blik ontvouwde zich een archaïsch zonnerijk, dat zich door het duistere aardebestaan heen tot een toekomstig nieuw zonnerijk omvormt: ‘De aarde draagt nog veel zon in zich, die samen met ons, in een verbond tegen de zwaarte, zelf weer terug wil keren naar de zon – overal – zelfs in het ijs, juist daar uiterst machtig, aan de polen, waar de nacht het diepst, het langst is.’ Aldus Däubler, en hij vervolgt: ‘Een stralende omhelzing tussen een uit de aarde verloste zon en een hemelse zon, schenkt aan de maandenlange nacht rond de pool het poollicht. De aarde verlangt er naar om weer een stralende ster te worden.’
Voor Däubler ontwikkelt zich zo het beeld van de mensheidsevolutie, maar tevens de individuele gang van ieder mens afzonderlijk. Het is de weg die de mens, indachtig zijn zonnige afkomst, voert uit de gevangenschap in het aardeduister naar een kosmisch pinksterbeleven. Hij drukt dit zo uit: ‘Jezus Christus ontsluit voor ons een nieuwe opgave, die inhoudt dat we datgene wat in ons is gekomen, onze voorgeboortelijke onvolmaaktheid, als kruis in dit leven op ons nemen. Het eigen leed in heilige gemeenschappen verduren, “ausdulden”. Hij dingt naar het hoogste van iedere geloofsovertuiging en brengt het ons, Pinksteren voorbereidend. Het feest in de geest! De uitbarsting van het oerlicht uit de natuur kan, op de noordwaarts gerichte thuisreis, voor ons tot rustpunt in onszelf en aanhoudend tot een verrassende feestdag worden. Pinksteren vervult en verwacht de reiziger naar het Noorden, de noordwaarts denkende. Hem die het Noorden be-leidt.’

De aarde sproeit in ’t Noorden duizend blauwe vonkenbloesems
En verkondigt aan de nacht haar hunkerende dromen
Daarom ook moet de mens zijn vlammenkelk behoeden
Wanneer hij, daardoor aangeraakt, lichtvervuld ontwaakt.

Het noorderlicht verschijnt voor Däubler als een manend teken, een oproep. Zijn epos neemt profetische en apocalyptische vormen aan, waardoor het tevens als de weergave van een inwijdingsweg verschijnt: ‘Deze idee van de noorderkroon liet mij niet meer los. Snel wist ik dat zij eigenlijk in ons wens, vreugde, geluk en vertrouwen kon zijn. De oorsprong daarvan lag voor mij in de aarde. Misschien in een vurig vloeibaar, nog zonverwant innerlijk!’

Michaël Sendivogius en De Poolse Ruiter

Een aan Rembrandt toegeschreven schilderij met een krachtige uitstraling is ‘De Poolse Ruiter’. Het hangt in New York en wordt door sommigen beschouwd als een afbeelding van Christian Rozenkruis. Steiner wees erop dat Christian Rozenkruis een van de belangrijkste ingewijden en inspiratoren van de westerse cultuur is. Hij incarneert iedere honderd jaar, maar zijn identiteit mag pas honderd jaar later prijsgegeven worden, om iedere vorm van persoonsverheerlijking te vermijden.
Ik ben op zoek gegaan naar de historische identiteit van De Poolse Ruiter en ben daarbij gestoten op de persoon van de Poolse edelman Michaël Sendivogius (1566-1636). Zijn activiteiten en reizen door heel Europa maakten hem al voor 1600 tot een bekende persoonlijkheid. Na publicatie in 1604 van zijn Twaalf verhandelingen over de steen der wijzen (later bekend als Een nieuw alchemisch licht) en enkele transmutaties die hij in het openbaar verrichtte, werd hij als de grootste alchemist en hermetische filosoof van zijn tijd beschouwd. Hij wilde echter anoniem en onafhankelijk blijven.
Opmerkelijk is dat Sendivogius in zijn tijd bij herhaling wordt aangeduid als ‘Heliocantharus Borealis’, wat vertaald kan worden als ‘De noordelijke verheerlijker van de zon’. In het voorwoord van zijn Verhandeling over zwavel (Keulen, 1613) schrijft hij: ‘De tijd breekt aan waarin vele geheimen van de natuur aan de mens geopenbaard zullen worden. Het Vierde ofwel het Noordelijke Koninkrijk staat op het punt gevestigd te worden; een gelukkig tijdperk breekt aan; verlichting, de moeder der wetenschappen, zal spoedig verschijnen; een zon, stralender dan in alle drie voorafgaande koninkrijken, zal opgaan en meer verborgen geheimen openbaar maken. Dit koninkrijk, zoals in de oudheid verkondigd werd, zal door Gods almacht gevestigd worden door middel van de hand van een prins, begaafd met alle deugden, die – zoals gezegd wordt – al verschenen is in het huidige tijdperk. Hier in ons noordelijk gebied zien we een prins met een ongebruikelijke wijsheid en moed, die door geen enkele koning overtroffen kan worden wat betreft overwinningen of de liefde voor mensen en God.’
De Poolse onderzoeker Prinke, aan wie ik deze informatie over Sendivogius dank, stelt dat deze voorspelling van een algemene hervorming helemaal in de geest van de rozenkruisermanifesten is, die aan het begin van de zeventiende eeuw in de openbaarheid kwamen. In een van deze geschriften, de Fama fraternitatis staat: ‘Voordat de zon zal opgaan, zal er een aurora (dageraad, stralenkrans, MF) verschijnen en doorbreken, of een opheldering, een goddelijk licht aan de hemel.’ Prinke meent, dat deze aurora, die de komst van het Noordelijke Koninkrijk aankondigt, zoals voorzegd door Heliocantharus Borealis, onmiskenbaar Aurora Borealis, het Noorderlicht is.

Literatuur
– Harald Falck-Ytter: Das Polarlicht: Aurora Borealis und Australis in mythischer, naturwissenschaftlicher und apokalyptischer Sicht. Freies Geistesleben, 1999.
– Harald Falck-Ytter: Kalevala: Mythos van de aarde. Zevenster, 1989.
Kalevala, het epos der Finnen. Vrij Geestesleven, 1985.
– Adalbert von Keyserlingk (hrg.), Koberwitz 1924: Geburtsstunde einer neuen Landwirtschaft. Hilfswerk Elisabeth, 1974.
– Rudolf Steiner, Der Zusammenhang des Menschen mit der elementarischen Welt. Kalewala. Olav Åsteson. Das russische Volkstum. Die Welt als Ergebnis von Gleichgewichtswirkungen. GA 158, Rudolf Steiner Verlag.

2 opmerkingen:

Joep Eikenboom zei

Michel, Nine-eleven 9-11 is September 11 ofwel 11 september, en niet 9 november.

Een groet
Joep

Michel Gastkemper zei

Beste Joep,
Dat klopt natuurlijk helemaal. Wat ik bedoelde, is dat Marcel Fontijn (uiterlijk) in die bewuste septembermaand moet hebben geschreven, om het artikel in november in Motief geplaatst te krijgen.
Opmerkelijk hierbij is wel dat, zoals jij aangeeft, 11-9 puur cijfermatig de omkering is van 9-11...

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)