Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zondag 30 januari 2011

Onvergeetbaar

Een interessant commentaar van Regina Reinsperger vannacht, 30 januari 2011 01:11, bij mijn bericht van gister, ‘Negenhonderd’.
‘In Deutschland und Europa haben wir auch noch einen wichtigen 33-er Rhythmus, den Anthroposophen nicht oder kaum zur Kenntnis nehmen: 1945, (33 Jahre nach 1912) war das Ende des 2. Weltkrieges in Europa und von Januar 1945 an bis Kriegsende wurden die Konzentrationslager befreit z.B. 27.1.45 Auschwitz, am 15.4.1945 Bergen-Belsen, in dem auch Anne Frank starb. Der nächste 33-er Rhythmus war 1978, der 66-er Rhythmus ist 2011.
Aber zu diesem dunklen Kapitel der Geschichte findet man bei dt. Anthroposophen und auch Bloggern nicht viel. Bisher hat auch kein Blogger diesen 33-er Rhythmus zur Kenntnis genommen. (Anthroposophisch formuliert: Der Blick auf die “Erzengel” und die Verpflichtung ihnen gegenüber wird ausgeblendet.)’
Voor de zekerheid vertaal ik het even:
‘In Duitsland en Europa hebben we nog een belangrijk 33-jaarsritme, waar antroposofen niet of nauwelijks kennis van nemen: 1945 (33 jaar na 1912) was het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa, en vanaf januari 1945 tot het einde van de oorlog werden de concentratiekampen bevrijd, bijvoorbeeld op 27 januari 1945 Auschwitz en op 15 april 1935 Bergen-Belsen, waar ook Anne Frank stierf. Het eerstvolgende jaar in het 33-jaarsritme was 1978, en in het 66-jaarsritme is dat 2011. Maar over dit donkere hoofdstuk in de geschiedenis vindt men bij Duitse antroposofen en ook bloggers niet veel. Tot nu toe heeft ook geen enkele weblogger kennis genomen van dit 33-jaarsritme. (Antroposofisch geformuleerd: de blik op de “aartsengelen” en de plicht jegens hen wordt afgedekt.)’
Vanmiddag melden Trouw en de Volkskrant over de Auschwitz Herdenking:
‘De Auschwitz Herdenking/ Holocaust Memorial Day in Amsterdam moet een officiële, nationale status krijgen. Dat zei voorzitter Jacques Grishaver van het Nederlands Auschwitz Comité vandaag tijdens de jaarlijkse bijeenkomst.

Grishaver riep de regering op dit te regelen. Volgens hem mogen de slachtoffers van de Holocaust nooit worden vergeten. “Met de Auschwitz Herdenking als nationale herdenking is er de zekerheid dat dat nooit gebeurt.” Nu heeft de jaarlijkse bijeenkomst die status nog niet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Dodenherdenking op 4 mei.

De voorzitter van het Auschwitz Comité zei verder dat het juist nu belangrijk is om waakzaam te blijven op intolerantie, omdat die tegenwoordig weer toeneemt in onze samenleving. “Intolerantie en antisemitisme worden salonfähig.”

Ongeveer duizend personen woonden de herdenking zondag bij. Zij verzamelden zich in het stadhuis van Amsterdam, om vervolgens in een stille tocht naar het Wertheimpark te lopen. Daar waren toespraken en werden kransen gelegd bij het spiegelmonument Nooit meer Auschwitz van Jan Wolkers.

Bij de herdenking waren tal van hoogwaardigheidsbekleders. Onder hen waren de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan, oud-burgemeester en PvdA-leider Job Cohen en ambassadeurs van landen als Israël, Duitsland en Polen.

Burgemeester Van der Laan zei in een toespraak dat Auschwitz “sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog symbool staat voor het ergste kwaad dat de ene mens de andere kan aandoen”. “We hebben allemaal de plicht om ons zo goed als dat kan in dat leed te verdiepen en om ons te realiseren: dat is de omvang van de wond die wordt opengereten door hedendaags antisemitisme.”

Net als in voorgaande jaren was er tijdens de Auschwitz Herdenking van strenge beveiliging. De organisatie had die ingehuurd. Beveiligers controleerden personen die het stadhuis of het Wertheimpark in wilden en spraken omstanders aan. Desondanks verliep de herdenking rustig en waardig.

Het vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd op 27 januari 1945. Het Auschwitz Comité organiseert de herdenking al tientallen jaren op de zondag die het dichtst bij die datum ligt. In 2005 riepen de Verenigde Naties de bevrijdingsdatum uit tot Holocaust Memorial Day. In Nederland valt die dag sindsdien samen met de Auschwitz Herdenking.’
Juist vanmiddag lees ik ook dat de ‘Grand Prix Angoulême voor Art Spiegelman’ is. Directeur Toon Horsten van ‘Strip Turnhout’, de ‘organisator van het tweejaarlijkse, gelijknamige festival, het oudste en grootste stripfestival in Vlaanderen’, dat ook zeer actief een website met actualiteiten bijhoudt, schrijft hierover:
‘De Amerikaanse stripmaker Art Spiegelman wint dit jaar de Grand Prix van het stripfestival van Angoulême, het belangrijkste en grootste stripfestival van Europa dat vandaag aan zijn laatste dag toe is. Dit betekent dat Spiegelman, die wereldberoemd werd met het tweeluik “Maus”, begin 2012 president wordt van het festival, en een grote inbreng zal hebben in het programma van dat jaar. Hij wordt dan ook eregast van het festival. Naast Marjane Satrapi (bekend van “Persepolis”) gold Spiegelman al jaren als groot favoriet voor de onderscheiding, maar hij leek telkens naast de onderscheiding te grijpen.

In “Maus” verwerkte Spiegelman het verhaal van zijn (joodse) ouders, die tijdens de Tweede Wereldoorlog de concentratiekampen overleefden. Het boek, waarin hij de Duitsers als katten afbeeldde en de joden als muizen, won in 1992 een speciale Pullitzerprijs voor het boek, en groeide in de loop der jaren uit tot een van de absolute klassiekers van de negende kunst. Spiegelman publiceerde daarnaast ook “Breakdowns” en de 9/11-strip “in de schaduw van geen torens”. In de jaren ’80 startte hij met zijn echtgenote Françoise Mouly ook het blad Raw, dat een grote rol speelde bij de opwaardering van het fenomeen strip in de Verenigde Staten. “Maus” verscheen oorspronkelijk ook als feuilleton in dat blad. Hij maakte ook jarenlang covertekeningen voor het weekblad The New Yorker.’
Er is al ongelooflijk veel bekend over de Tweede Wereldoorlog, maar nog altijd worden er nieuwe dingen ontdekt. Op 13 oktober 2010 haalde ik in ‘Duitslandweb’ redactrice Marja Verburg aan. Zij verblijft momenteel een half jaar in Berlijn, waar zij werkt aan haar eerste roman. Zij houdt een eigen weblog bij, waarop ze natuurlijk niets verraadt van wat zij aan het schrijven is. Maar wel kijkt zij met Nederlandse ogen naar wat Duitsers bezighoudt en geeft dat bijzonder helder en navoelbaar weer. Zo kwam zij op 18 november 2010 op ‘De oorlog’ te spreken:
‘De eerste keer dat ik langer in Berlijn woonde, was in 1996. Ik studeerde hier toen een semester Geschiedenis. Al snel vielen me twee dingen op: Duitse jongeren waren veel politiek bewuster dan Nederlandse en ze schaamden zich voor de oorlog.

Dat laatste vond ik raar – wat konden zij daar nou aan doen – maar in de loop van de jaren begreep ik dat ze op school en in de media hun hele leven zijn geconfronteerd, om niet te zeggen doodgegooid, met nazimisdaden en de schuldvraag. Daarnaast hadden ze allemaal grootouders die op de een of andere manier bij de oorlog betrokken waren.

Een vriend van mij vertelde dat hij een keer thuis met zijn gitaar liedjes zong die hij op een SPD-jongerenweekend had geleerd. Waarop zijn stiefopa – zijn echte opa was in de oorlog omgekomen nog voor zijn vader was geboren – opeens opmerkte dat hij die liedjes ook kende. Dat zongen de communistische gevangenen in het concentratiekamp waar hij werkte.

Ik was geschokt, maar in de loop van de jaren heb ik meer van dit soort verhalen gehoord. Dat kan ook niet anders: al mijn generatiegenoten hebben of hadden familieleden die de oorlog hebben meegemaakt. De sociaal-psycholoog Harald Welzer heeft daar studie naar gedaan: “Opa war kein Nazi”. Daarin beschrijft hij hoe de tweede en de derde generatie na de oorlog geneigd is de misdaden of de minder goede dingen van de eigen (groot)ouders kleiner te maken dan ze zijn of ze geheel te verdringen. Elk verhaal dat maar in de buurt komt van iets goeds, wordt uitvergroot.

Uit onderzoek van weekblad Die Zeit van dit najaar blijkt dat de vierde generatie daar geen last meer van heeft. Scholieren tussen de 14 en de 19 jaar zijn opener en eerlijker over het naziverleden van de eigen voorouders dan voorgaande generaties. Ze hebben geen persoonlijke band meer met degenen die de oorlog bewust hebben meegemaakt en staan er daardoor verder vanaf.

De huidige generatie scholieren is nog steeds geïnteresseerd in de nazitijd en vindt dat herdenken zinvol is. Ze houden er alleen niet van als van ze verwacht wordt dat ze zich aangedaan tonen als het over de oorlog gaat. Volgens Die Zeit hebben de lessen over de Holocaust op Duitse scholen vaak iets krampachtigs. Daardoor hebben de leerlingen het gevoel dat ze het niet vrij en open kunnen praten over wat zij vinden. Terwijl ze dat wel graag willen.

Ik moest opeens denken aan een bezoek aan het Anne Frankhuis in Amsterdam vorig jaar. Ik was daar met een Duitse vriendin en haar 7-jarige dochter. Van tevoren legden we het meisje uit waarom en voor wie Anne Frank zich schuilhield. Ze had nog nooit van het nationaal-socialisme gehoord en vond het verhaal redelijk onbegrijpelijk, bleek toen ze er in het Achterhuis op terugkwam. “Maar waarom hadden die nazi’s dan zo’n hekel aan de joden?” Dat in het Duits in een overvol Anne Frankhuis in Amsterdam te moeten uitleggen – het voelde heel... krampachtig.’
Een week later schreef ze over ‘Duitse diplomaten werkten mee aan Holocaust’:
‘Het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken was onder Hitler een “misdadige organisatie”, concludeert een commissie van gezaghebbende historici na 5 jaar onderzoek.

Misschien niet heel verrassend. Onder een dictatuur maken ook diplomaten vieze handen. Maar dat het zo erg en zo wijd verbreid was, is nieuw. Voormalig minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer, die in 2005 opdracht gaf voor het onderzoek, zegt na lezing ervan “zeer geschokt” te zijn.

Eén van de documenten die bij het onderzoek boven tafel kwam, was een dienstreisformulier uit 1943 waarop een diplomaat eigenhandig bij de reden van zijn reis naar Belgrado had geschreven: “Liquidatie van Joden.” Dat er bij Buitenlandse Zaken – het zogeheten Auswärtige Amt – zo openlijk in interne communicatie over de Holocaust werd geschreven, was nog niet eerder aangetoond, schrijft dagblad Die Welt.

Donderdag wordt het 880 pagina’s tellende onderzoek “Das Amt und die Vergangenheit. Deutsche Diplomaten im Dritten Reich und in der Bundesrepublik” in Berlijn gepresenteerd. Minister Guido Westerwelle (FDP) wil dat het rapport voortaan onderdeel uitmaakt van de diplomatenopleiding. Lees meer over het onderzoek op Duitslandweb.nl
Meer bijzonderheden hierover gaf Marja Verburg vijf dagen later, in ‘Een Duitse lunch’. En op 8 december kwam ze op dit thema terug met ‘Oorlogsfoto’s van Duitse soldaten’, naar aanleiding van een interview voor Duitslandweb met Petra Bopp, kunsthistorica uit Hamburg, te vinden onder ‘De lezing: “De onschuldigste foto's zijn het ergst”’. Het ging om deze ‘Lezing: Fremde im Visier’ op 13 december in het kader van de ‘Lezingencyclus Zeithistorische Perspektiven’:
‘Film- en fotomateriaal uit de Tweede Wereldoorlog is hip. TV-programma’s als Andere Tijden en De Oorlog scoren enorm door de Bezettingstijd in nieuw bewegend beeld te presenteren – soms zelfs in kleur! Waar komen die beelden eigenlijk vandaan? Vaak van fotograferende Duitse soldaten.

Zulke foto’s en filmpjes komen in toenemende mate vrij uit erfenissen en familiebezit – en dringen zich dus op als dankbare bron voor historisch onderzoek. Maar welk licht werpt dit materiaal dan op de gebeurtenissen die het afbeeldt? Zitten er ook nadelen aan? Wat zijn de valkuilen? En hoe gaat de Zeithistoriker hiermee om?

In het kader van de lezingencyclus Zeithistorische Perspektiven vindt de openbare lezing “Fremde im Visier. Private Fotoalben von Wehrmachtssoldaten” plaats. De lezing wordt gehouden door dr. Petra Bopp (Jena). De lezing wordt ingeleid door Gerard Nijssen.

De kunsthistorica Petra Bopp (Hamburg) coördineerde de baanbrekende fototentoonstelling “Vernichtungskrieg. Verbrechen der Wehrmacht 1941-1944” (1995-2001) en deed sindsdien onderzoek naar privéfoto’s van Duitse soldaten. Zij publiceerde hierover: Fremde im Visier. Fotoalben aus dem Zweiten Weltkrieg (Bielefeld, 2009). Gerard Nijssen (NPS/VPRO) is één van meest gevraagde beeldonderzoekers van Nederland. Hij werkt sinds 2000 als researcher bij Andere Tijden, en verder voor de televisieseries De Oorlog en In Europa. Hij doet ook veel opdrachten voor musea en overheid.

Een pfd-versie van het programma is hier te vinden. De reeks “Zeithistorische Perspektiven” is gewijd aan actueel onderzoek naar de nieuwste geschiedenis van Duitsland en Europa. De initiatiefnemers nodigen vier maal per jaar een gerenommeerde buitenlandse historicus uit, om zijn onderzoek in een openbare lezing aan een Nederlands publiek te presenteren.

“Zeithistorische Perspektiven” is een initiatief van de volgende partners:
Als ik dan toch bezig ben over onbekende aspecten van de Tweede Wereldoorlog, voordat ik overschakel naar het kleine ‘antroposofische aandeel’ daarin, kan ik een recensie van NRC Handelsblad-redacteur Laura Starink eergisteren over ‘Vermalen tussen Hitler en Stalin. Eerste boek over de tragische geschiedenis van de landen tussen Duitsland en Rusland’ niet negeren. Dit naar aanleiding van het verschijnen van ‘Timothy Snyder: Bloodlands. Europe between Hitler and Stalin. The Bodley Head, 500 blz. € 35,75’, dat wil zeggen van ‘Bloedlanden, de Nederlandse vertaling van Bloodlands door Patty Adelaar en Ton Heuvelmans, verschijnt deze maand bij Ambo (€ 40)’:
‘West-Europa weet te weinig van de gruwelijke na-oorlogse geschiedenis van het voormalige Oostblok. Toch moet men het verhaal van deze “bloedlanden” kennen, vindt Laura Starink na lezing van de gelijknamige studie.’
Het is heel verleidelijk om die hele recensie hier over te nemen, maar ik zal me proberen in te houden:
‘Midden in Europa ligt een land dat groter is dan Frankrijk, met 45 miljoen inwoners die een Slavische taal spreken en een hoofdstad die ooit de hoofdstad was van het hele Russische rijk. Met groene heuvels en dalen, een poëtisch klinkende rivier (de Dnjepr), zware industrie en mijnbouw en een stuk Zwarte-Zeekust aan de Krim. Van Oekraïne weten de meeste mensen niet meer dan een handvol negatieve clichés: Oekraïners zijn antisemieten en oorlogsmisdadigers (zie het proces tegen Demjanjuk), de elite heeft zich wederrechtelijk verrijkt (zie Joelia Timosjenko, de gasprinses met de blonde vlechten). De in het Westen bejubelde Oranjerevolutie is op een mislukking uitgelopen, de vergiftigde held en ex-president Joesjtsjenko is afgeserveerd en het land is een potentiële bedreiging voor onze gastoevoer omdat het koppig weigert zijn pijpleidingen aan grote broer Rusland af te staan. Een naar land, eigenlijk.

Gelukkig is er nu Bloodlands, voor zover mij bekend het eerste boek dat de Europese landen die in de vorige eeuw vermalen zijn tussen Hitler en Stalin, de centrale plaats geeft die ze toekomt. De Amerikaanse historicus Timothy Snyder definieert “bloodlands” als “de gebieden die ergens tussen 1933 en 1945 onderworpen zijn geweest aan zowel de Duitse als de Sovjet-politiemacht en de daarmee verband houdende massamoordpraktijken.” Dat zijn de Baltische landen, Wit-Rusland, Polen en Oekraïne, die bezet zijn door de Russen, de Duitsers en opnieuw de Russen. Ze werden in 1939 na het Molotov-Ribbentropverdrag tussen Duitsland en de Sovjet- Unie verdeeld. Voor hen niet één vijand en één bezetter, maar twee. Dat betekent een onmogelijke keuze tussen twee kwaden, die hen na de oorlog opzadelde met een slecht imago in Oost én West. Maar vooral: dit gebied was het decor voor de horror van de Holocaust.

Veertien miljoen mensen uit heel Europa, berekent Snyder, verloren tussen 1933 en 1945 in de bloedlanden het leven door een opzettelijke politiek van massamoord van twee kanten. Vier miljoen komen voor verantwoordelijkheid van Stalin, tien miljoen van Hitler, onder wie zes miljoen joden en 3,5 miljoen krijgsgevangenen. Dit is exclusief de “gewone” slachtoffers die vielen op het slagveld van de oorlog, onder soldaten en burgerbevolking. Na 1945 verdween dit gebied achter het IJzeren Gordijn en zonk het voor het Westen in de vergetelheid. De Sovjet-Unie deed er sindsdien alles aan de werkelijke aard van de slachtpartijen te verdoezelen. De Sovjet-terreur tegen de eigen bevolking werd doodgezwegen. Maar ook de erfenis van de oorlog werd ideologisch aangepast. Verheimelijkt werd bijvoorbeeld dat de joden het meest onder het naziregime geleden hadden.’

‘Na het uitbreken van de oorlog overtrof Hitler zijn voormalige bondgenoot ruimschoots. Hitler wilde Polen en de Sovjet-Unie verslaan, uithongeren en met Duitsers bevolken. Toen dat mislukte zette hij alles op de Endlösung, de vernietiging van de joden, die oorspronkelijk pas plaats zou vinden nadat de oorlog gewonnen was. Het is bizar, schrijft Snyder, dat Hitler door de bezetting van Polen en Oekraïne het aantal joden in zijn rijk verveelvoudigde. Vervolgens werd een waanzinsmachinerie op gang gebracht om diezelfde joden uit te roeien. Massa-executies in het oosten van de bloodlands werden later vervangen door steeds geïndustrialiseerdere vormen van vergassing.

(...) Conservatief geschat, zegt Snyder, hebben de Duitsers een half miljoen krijgsgevangenen geëxecuteerd en er nog eens 2,6 miljoen laten creperen door uithongering of mishandeling. De Sovjetsoldaten die het krijgsgevangenenkamp overleefden en na de oorlog naar de Sovjet-Unie terugkeerden, werden vervolgens door Stalin als landverraders naar de Goelag gestuurd.

Eén miljoen van die krijgsgevangenen, voornamelijk uit Oost-Europa, zijn door de Duitsers gerekruteerd voor beulswerk. “Zo werden mensen die de ene massamoord van de Duitsers hadden overleefd handlangers in een andere massamoord, toen een oorlog die bedoeld was om de Sovjet-Unie te vernietigen een oorlog werd om de joden te vermoorden.” Sommigen deden het om hun leven te redden, anderen uit sadisme, opportunisme of volle overtuiging.

Antisemitisme heeft juist in de bloedlanden een lange traditie. Hitler gebruikte de lokale bevolking voor executies of kampbewaking. De Oekraïener Demjanjuk was er zo een. Maar Snyder heeft niks op met gemakkelijk moralisme: “Het is veel aanlokkelijker om je te identificeren met de slachtoffers dan om de historische achtergrond te begrijpen die zij deelden met de daders en de toeschouwers in de bloedlanden.” Alleen het complete beeld kan recht doen aan de geschiedenis. Snyder waarschuwt voor de “competitieve martyrologie” waaraan heel Europa zich sinds WW II schuldig maakt.’
Anne Frank kwam vandaag al verschillende malen ter sprake, als slachtoffer van Bergen-Belsen. Een andere beroemde schrijfster, ten minste na haar dood (net als Anne Frank), was de Nederlandse Etty Hillesum; zij kwam vermoedelijk in november 1943 om in Auschwitz. In ‘De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943’ uit 1986 schrijft zij op vrijdagochtend 13 juni 1941 om 10 uur (op bladzijde 65) iets opmerkelijks:
‘Uit Rittelmeyer: “Was dem Menschen zu allererst geschenkt wird, das ‘Leben’, das muß er auf der höchsten Stufe am allerschwersten erringen: das ‘Leben’. Zwischen dem ‘Leben’, das wir empfangen haben, und dem ‘Leben’, das wir empfangen sollen, pendelt unser ‘Leben’, das wir jetzt führen oder auch nicht ‘führen’. Wäre nur erst einmal in uns das Gewissen dafür erwacht, daß wir das bischen höheres Leben, das da und dort einmal in uns aufleuchtet, nicht wieder untergehen lassen, würden wir nicht immerfort ‘keimendes Leben vernichten’, dann würden wir langsam höher und höher kommen.” –’
Bij de noten staat op bladzijde 730 bij deze passage verklarend:
‘Friedrich Rittelmeyer (1872-1938), Duits predikant te Würzburg, Neurenberg en Berlijn. In 1922 stichtte hij de “Christengemeinschaft”, een religieuze hervormingsbeweging georiënteerd op de ideeën van Rudolph Steiner.

“Was dem Menschen ... kommen.” Citaat uit F. Rittelmeyer, Briefe über das Johannesevangelium, Stuttgart, Verlag Urachhaus, 1938, pp. 195v.’
Rittelmeyer wordt in haar dagboek nog twee keer met naam genoemd. Zo op 8 augustus 1941 in het allerlaatste staartje (op bladzijde 86):
‘Eigenlijk is er zo een hoop liefde in me. Dat stuk van Rittelmeyer dat hij aangeeft in z’n brief, zal ik morgenachtend beginnen over te schrijven. –

Zaterdagochtend [9 Augustus 1941], 10 uur.
R. p. 92 .... Dinge der Außenwelt kann man so erkennen, daß der Erkennende dem Erkannten gegenübersteht und an ihm den Erkenntnisakt vollbringt. Je tiefer es ins Innere geht, um so mehr wird das Erkennen zugleich ein Erkanntwerden. Einen Menschen in seinem tieferen Wesen kann ich eigentlich nur erkennen, wenn ich zugleich mich von ihm aus sehe, und also auch ein neues Wissen über mich gewinne, indem ich ihn erkenne.’
De ‘hij’ in het dagboek is de uit Berlijn gevluchte therapeut Julius Spier (1887-1942), die een paar straten verderop in Amsterdam onderdak heeft gevonden (en die zij nog zal overleven), met wie zij een bijzondere liefdesrelatie heeft. Ten slotte schrijft zij woensdagavond 8 oktober 1941 10 uur nog kort (bladzijde 134):
‘Eindelijk weer een beetje Rittelmeyer.’
Dan terugkerend naar het heden, wees Regina Reinsperger me nog op de volgende activiteit, zoals vermeld op de agenda van het antroposofische ‘Arbeitszentrum Hannover’ onder de ‘Michael-Zweig’ in Göttingen, van vrijdag 21 tot en met zondag 23 januari :
‘Veranstaltung in der Gedenkstätte Bergen-Belsen “Alles ist unvergessen – Die Nacht der Zerstörung und das Ringen um Licht”. Siehe hierzu den Artikel im Berichtsteil des Heftes, S. 7, oder hier unter “Vorblicke, Anmerkungen”.’
Onder die link lezen we het volgende bericht van Elisabeth Göbel:
‘“Alles ist unvergessen”. Die Nacht der Zerstörung und das Ringen um Licht. Einladung zu einer Veranstaltung in der KZ-Gedenkstätte Bergen-Belsen vom 21. bis 23. Januar 2011.

Liebe Freunde im Arbeitszentrum Hannover,
uns kann es eine Gewissheit sein, dass wir nicht nur von Lebenden, sondern auch von Verstorbenen umgeben sind, die in unser Leben hineinwirken. Immer wieder in der deutschen Öffentlichkeit werden Feiern abgehalten, die davon Zeugnis ablegen, dass es auch von ihr empfunden wird und wie die Erinnerung an diese Nacht der Zerstörung als Schatten auf unserem “historischen Gewissen” lastet –, ohne dass in diesen Feiern ein so bewusster Weg zu den Toten aufgesucht werden kann. Das erlebend kann in uns ein Bedürfnis wecken, einmal eine Feier zu versuchen, die die Möglichkeit zu einem “prophetischen Gewissen” in sich birgt. – Warum ist das nicht schon viel früher geschehen? –

Aufgewachsen in anthroposophischen Zusammenhängen erlebte ich gleich nach dem Krieg, wie das Verarbeiten der Verluste von Angehörigen zu verkraften war, dann stand der Aufbau eines neuen Lebens, geistig wie materiell, im Vordergrund, und es folgte eine Zeit des Verdrängens alles Deutschtums nach diesem äußeren und inneren, moralischen Zusammenbruch. Dunkel stand die Vergangenheit im Hintergrund. Ernste Jahresfeste und Totenfeiern wurden zwar gestaltet, auch um Michaeli-Feiern wurde gerungen. Für Feiern in KZs fehlte die Kraft. –

Während unsere schwer traumatisierten, zum Teil in ärmlichsten Verhältnissen lebenden Mitmenschen, von aller Welt unverstanden, nach dem Wunder des Überlebens aus der Hölle der Vernichtung eine Heimat suchten, blühte hier in der BRD ein anderes Wunder: Das Wirtschaftswunder. –

Durch die erschütternde, vielfältige Literatur gedenken wir heute nach dem zeitlichen Abstand vielleicht viel eher an diese unbewältigte Katastrophe, die, unverarbeitet, ihre Folgen hat, in denen wir alle leben.

Wie diese Feier zuerst vorbereitet sein und dann entstehen möge, können Sie im Nachrichtenblatt des “Goetheanum” (Heft 39, Michaeli-Heft 2010) und auch in unserem Faltblatt lesen. Schön wäre, Sie könnten auch jüngere Menschen auf diese Veranstaltung aufmerksam machen.

Die äußeren Möglichkeiten in Bergen-Belsen sind beschränkt. Manches muss mit gutem Willen improvisiert werden. Es empfiehlt sich, eine Wolldecke oder gar einen Klapphocker mitzubringen. Für ein gutes Drittel der Teilnehmer stehen nur Dreibett- oder Vierbett-Zimmer zur Verfügung ähnlich einer sauberen geräumigen Schiffskajüte. Wir sitzen ja dann auch “in einem Boot”! – Das Ringen um Licht und die Bereitschaft, aktiv mitwirken zu wollen, möge den Verzicht auf manche sonst üblichen Bequemlichkeiten ermöglichen.’

1 opmerking:

Anoniem zei

Lieber Michel,
Danke für diesen Beitrag!
Der 27. Januar ist bei uns in Deutschland seit 1996 "Tag des Gedenkens an die Opfer des Nationalsozialismus" (es sind bewusst ALLE NS-Opfer gemeint)und der deutsche Bundestag und die Landesparlamente gedenken in einer Feierstunde. Am 1.11.2005 erklärten auch die UN den 27.1. zum offiziellen Holocaust-Gedenktag.
- In unserer europäischen Kultur wird ja immer wieder - wie auch oben beschrieben - der NS-Opfer gedacht. Die Anthroposophen beteiligen sich daran spät, sehr sehr spät. In dem o.a. Brief des Arbeitszentrum Hannover stehen dann die üblichen platten Entschuldigungen, die man wirklich unzählige Male von allen möglichen Leuten gehört hat, mit Bert Brecht gesprochen: "zuerst kommt das Fressen, dann die Moral". Dann steht auch noch in diesem unsäglichem Brief: "ohne das in diesen (offiziellen)Feiern ein so bewusster Weg zu den Toten aufgesucht werden kann." Haben die Anthroposophen etwa den alleinigen Zugang zu den Toten gepachtet? Warum nur können sie nicht einfach nur ihr Versäumnis bekennen ohne diese dummen Entschuldigungen und sich ohne Herabsetzung der Anderen, die schon seit Jahrzehnten eine Kultur des Gedenkens pflegen, sich still und leise in die Reihe der gedenkenden Menschen einreihen? Nur gut, dass die Engel bei Ihrer Hilfe für die Toten nicht auf das Gedenken der Anthroposophen warten mussten!
Regina

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)