Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

maandag 24 januari 2011

Verlossen


Wie denkt dat deze foto eigenlijk hoort vóór die van gisteren, omdat daar de politieauto al verder gereden is, vergist zich. Dit is namelijk een tweede politieauto, die volgde op de eerste gisteren... Op het bordje op de lantaarnpaal staat trouwens: Piétons attention, traversez en 2 temps. U bent dus gewaarschuwd (u komt niet zomaar bij de Notre-Dame).

Een eenvoudig, doch zeer trefzeker bericht om mee te beginnen. Ik kwam het vanmiddag tegen op de website van EdeStad.nl. Niet ondertekend, met als blikvangende titel ‘Voorlezen over Meester Paardenpoep’:
‘Ook de Vrije School in Ede deed mee aan de aftrap van de Nationale Voorleesdagen die gehouden worden van 19 tot en met 29 januari. Het voorleesontbijt van afgelopen woensdag was al meteen een groot succes.

’s Morgensvroeg rond half 9 melden de eerste voorlezers zich in de lerarenkamer van de school. Er wordt krentenbollen en drinken klaargezet. Vorige week zijn ze benaderd: de oma’s, opa’s, ouders, leerkrachten en oud leerkrachten, de directeur... en bijna iedereen zei “ja”. De betrokkenheid is groot, want voorlezen is leuk en het voorleesontbijt al helemaal.

In kleine groepjes zitten de kinderen klaar in de kring en er wordt aandachtig geluisterd; deze keer geen meester of juf die het verhaal vertelt, maar een vreemde meneer of mevrouw. En dat is toch wel anders en best even spannend. “Een kalf uit de hemel” van Astrid Lindgren is een prachtig verhaal; “Meester Paardenpoep” van Carry Slee voor de paardenmeisjes, “Marijn bij de Lorredraaiers” van Miep Diekman; een dik en spannend boek dat ze zelf later uit kunnen lezen. Voor de oudste leerlingen wordt “Stad in de Storm” van Thea Beckman voorgelezen.

De jongste kleuters genieten van het winterprentenboek “Tomte Tummetot” over een kleine huiskabouter die iedere nacht over de boerderij zijn ronde maakt. En ook in de peuterklas zijn de ogen gericht op een prachtig boek; het prentenboek “Het vrolijke egelorkest.”

Alle kinderen, van peuter tot zesdeklasser, luisteren aandachtig naar de mooi voorgelezen verhalen. Twee keer een half uur luisteren de kinderen in volle concentratie naar de prachtige verhalen. Ze zijn het gewend, want de Vrije School heeft het verhalen vertellen hoog in het vaandel staan. Dat is duidelijk merkbaar. De sfeer in school ademt deze morgen een serene rust...wegdromen in de wereld van het verhaal. Als de zon door de ramen schijnt, is het net zoals thuis; gezellig tegen je vader of moeder op de bank, geborgen luisterend naar avonturen uit die andere wereld waar niets onmogelijk is.

“Lezen en voorlezen is belangrijk”, zegt Irene Bouman, een van de initiatiefneemsters en vakleerkracht van de Vrije School. “Behalve dat het bijdraagt aan de taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat, benadrukt voorlezen bovendien de sociale samenhang. Als je voorleest doe je iets voor de ander; vind je de ander belangrijk. Kinderen leren luisteren, een tijd lang met de volledige aandacht bij het verhaal of het prentenboek zijn is heerlijk.”’
Vanaf hier is het een kleine stap naar wat ik op zaterdag 15 januari in Homan-variant’ meldde over een open LinkedIn groep van ‘Vrijeschool Alumni’. Ik stelde initiatiefnemer Sander Louis voor, en zijn provocante opstart van een discussie over ‘“Handelen vanuit de Antroposofie”? Wat is dat dan?’ Die discussie telt intussen 27 bijdragen. Het is gevaarlijk om er een uit te pikken, want dan mis je de aanloop daartoe en de context. Maar ik doe het toch, want alles weergeven heeft weinig zin en is ook ondoenlijk. Gisteren plaatste Tjalling van der Kolk een reactie waarvan ik opkeek, maar die me na lezing toch zo logisch als wat leek. Hij refereerde aan een eerdere bijdrage van Sander Louis, die het volgende aan de orde had gesteld:
‘Zoals er op de zolder van mijn huis een doos vol Vrije School spullen staat, vol kleurige nat-in-nat schilderingen, allerhande periodeschriften en producten van fijne handarbeid, zo heb ik op de zolderkamer van mijn “geest” (jawel) ook nog een doos met ervaringen en gedachten over de Vrije School en de Antroposofie. Als een vroege voorjaarsschoonmaak en om weer wat ruimte te maken wilde ik o.a. met deze dialoog nagaan wat ik wel en wat ik niet wil bewaren. (...)

Deze uitwisseling van gedachten en de literatuur die ik heb geraadpleegd geeft wel enig inzicht daarin. Wat mij namelijk steeds duidelijker wordt is dat de Antroposofie door en door religieus is. Dat de centrale gedachte is dat er een geestelijke wereld is die als het ware de fysieke wereld kneedt en dat er in die geestelijke wereld kwade machten zijn (Ahriman en Lucifer) die strijden met de goede machten. Ook wordt er gesproken van de Christuskracht die in de “etherwereld” terug zal keren om de mensheid (wederom) te verlossen. Verder wordt Rudolf Steiner gezien (ook door hem zelf, zo lees ik) als leraar voor de mensen, die reeds in eerdere incarnaties de mensheid de weg naar het licht heeft gewezen.’
In het vervolg komt hij tot de kern:
‘Mijn vraag spitst zich toe op het geloofsaspect en hoeverre dit essentieel is voor de Antroposofie. Want bij mijn zolderopruiming zou dit als eerste in de vuilnisbak gaan. Waarom? Omdat voor mij vooralsnog afdoende is aangetoond dat religie een product is de menselijke geest vanuit de behoefte om de leegte van het bestaan te vullen. Religie kan prachtig zijn en veel goed doen, maar heeft ook onnoemlijk veel slachtoffers gemaakt. Meestal omdat er geen ruimte is voor relativering.’
Hierop geeft Tjalling van der Kolk dan zijn reactie:
‘@Sander, dankjewel voor de uitgebreide beschrijving van het “opruimingsproces” van je mentale zolderkamer. Ik herken veel van de gevoelens die je beschrijft.

De ambivalente houding ten aanzien van de religieuze component van de antroposofie herken ik bij mezelf ook. Ik denk dat het een onevenwichtigheid van het vrijeschoolonderwijs was/is dat de atheïstische denkers (Immanuel Kant en zijn tijdgenoten, Bertrand Russell, etcetera) in het geheel niet aan bod komen.

De vanzelfsprekend geachte link tussen zingeving en het bestaan van een geestelijke wereld die op de vrije school stevig ingeprent is heeft mij nog tamelijk lang dwars gezeten, het heeft even geduurd voordat ik mentaal in staat was om die link los te laten en verhandelingen over geestelijke werelden te zien als metaforen en ook als zodanig op hun merites te beoordelen.

Het boek “Geloven in een God die niet bestaat” van Klaas Hendrikse heeft mij erg geholpen om een manier te vinden om met spiritualiteit om te gaan die niet strijdig is met mijn gezonde verstand maar mijn gezonde verstand juist aanvult. Maar desalniettemin had ik graag gehad dat er op de vrije school meer aandacht was geweest voor humanistisch geïnspireerde spiritualiteit.

Ik ben me er van bewust dat bovenstaande overdenking ietwat off-topic is, maar ik zou zo geen tien kenmerken van de antroposofie op kunnen noemen... sorry...’
Dit gebeurde allemaal gisteren. Vandaag komt Sander Louis erop terug:
‘(...) zodra denk- of gevoelsconcepten als geestelijke krachten, reïncarnatie etc. hun filosofische, metaforische karakter verliezen, gedetailleerd worden ingekleurd en vervolgens als absolute waarheden gaan gelden, dan wordt het m.i. gevaarlijk.

De kennis over ons gedrag, onze drijfveren en onze emoties is inmiddels toch ook zover gevorderd dat we kunnen inzien dat deze inkleuring in elk geval ook als psychologische en sociale behoefte bestaat? En dat de manier waarop die behoefte wordt ingevuld vaak gebruik maakt van dezelfde soort rituelen, herkenbare patronen, een beperkte set van archetypen? Voor mij geeft die gedachte in elk geval relativering, helderheid en de nodige “geestelijke vrijheid”. En ook de verantwoordelijkheid om zelf de afwegingen te maken hoe ik “mijn menselijkheid” invulling geef.

En dat brengt me weer terug naar het eigenlijke onderwerp van deze dialoog. Want ofschoon het tegendeel wordt beweerd (vgl “Filosofie van de Vrijheid”), telkens als ik me er in probeer te verdiepen ontwaar ik steeds meer vrijheidsbeperkende elementen in de Antroposofie. Op het gevaar af mensen voor het hoofd te stoten (waardoor ze niet meer inhoudelijk willen luisteren) zeg ik het toch maar even zo: Aan de ene kant reikt men naar een hoger niveau van begrip door fenomenen in zijn totale context te willen onderzoeken, aan de andere kant duikelt men willens en wetens(?) in een mistige afgrond van primitief occultisme, compleet met de rituelen, hokus pokus en clanvorming die daarmee gepaard gaat.

Mijn vraag: zijn die twee dingen onlosmakelijk met elkaar verbonden?’
Dat zijn natuurlijk terechte vragen. Hoe kun je die beantwoorden? Ik denk aan twee dingen. Het eerste is van zeer recente datum, waarbij ik ter introductie even kan teruggrijpen op een bericht op de laatste dag van het afgelopen jaar, vrijdag 31 december 2010, getiteld ‘A-typisch’. Ik citeerde Michael Eggert op zijn Egoisten-weblog:
‘Ja, endlich ist “Endstation Dornach” da – oder vielmehr in Aussicht, das heitere Gemeinschaftsprojekt von Felix Hau, Ansgar Martins, Christoph Kühn und Christian Grauer. In Aussicht deshalb, weil sich erst ein paar Hundert Subskribenten finden müssen, bevor die In-Druck-Legung finanziell möglich ist.

Das Buch beschäftigt sich laut Website damit: “Was kommt heraus, wenn sich vier in ganz unterschiedlicher Weise mit der Anthroposophie verbundene Menschen auf eine Reise begeben, die nur einem Zweck dient: persönlich und gleichermaßen distanziert, so leidenschaftlich wie abgebrüht, aber immer mit großem Spaß und tiefem Ernst über Rudolf Steiner und die von ihm begründete Weltanschauung zu reflektieren und zu streiten?” Da es hier auch eine Leseprobe gibt – zum Thema Klischee vom typisch anthroposophischen Wohnambiente –, kann man einigermaßen abschätzen, was einen erwartet bezüglich des Buches.’
Dat was nog niet buitengewoon spannend. Maar intussen is het dat wel geworden, want gisteren kwam Eggert met een nieuw, veel provocerender bericht, ‘“Endstation Dornach” meets Ahriman’, waarin lezers bij voorbaat gewaarschuwd worden

Wem das immer noch nicht reicht, um aus der Haut zu fahren, kann diese Woche exklusiv bei den Egoisten sogar noch etwas weiter lesen, auf einer eigens dafür eingerichteten Seite.’
Veel van de actuele berichtgeving door de makers gaat via Facebook, met afgelopen donderdag deze aankondiging:
‘Kinderns, der Countdown läuft. Am Samstag wir ein weiterer Auszug des Buches auf der Website online gehen. Wir sind jetzt schon gespannt, ob sich dann dieselben oder ganz andere Freunde entrüsten und begeistern ;-). Ein kleiner Tipp vorab: Es wird um das eng mit dem Thema Rassismus konnotierte Entwicklungsdenken Rudolf Steiners gehen.’
Dat is er dus nu, met zelfs een stuk tweede deel bij Eggert al in het vooruit (of hebben de vier heren voor volgende week nog wat anders in petto?). In ieder geval, buitengewoon spannend hoe dit thema wordt besproken en behandeld; alle daarmee verbonden problemen en nog meer komen voorbij. Hier wordt de wens van Sander Louis direct ingewilligd. Maar er is ook nog een tweede mogelijkheid om zijn thema aan te lopen. Daarvoor klop ik aan bij het onvolprezen ‘Jahrbuch für anthroposophische Kritik’ van Lorenzo Ravagli, dat verscheen tussen 1993 en 2005. Helaas is het opgedoekt. Tegenwoordig is Lorenzo Ravagli redacteur bij het tijdschrift ‘Erziehungskunst’, hij kwam hier onder meer voorbij op 26 juli 2010 in ‘Uitgeven’ en 27 augustus 2010 in ‘Esoterie anders’. In het jaarboek van 1994 staat een lijvig artikel van toenmalig hoofdredacteur Ravagli, dat in dit kader bijzonder passend is, ‘Anthroposophische Mythologeme oder Wie man mit dem Hammer denkt’. Het is weer allemaal Duits, bij voorbaat mijn verontschuldigingen hiervoor, maar dit slaat wel de spijker op zijn kop. De ondertitel is ‘Die dogmatische Tradition und ihre Rituale’:
‘Nicht wenig wird das Leben der anthroposophischen Gesellschaft und Bewegung bestimmt durch einen Komplex von Vorstellungen und Urteilen, die sich bei näherem kritischen Zusehen als Mythologeme entpuppen. Unter Mythologemen sind Anschauungen oder Theorien zu verstehen, die, mögen sie auch im aufgeklärten Gewande der Wissenschaftlichkeit einhergehen, sich insgeheim aus irrationalen Quellen speisen. Diese Vorstellungen und Theorien haben nichts mit dem grundsätzlich unbezweifelbaren Wissenschaftscharakter der Anthroposophie zu tun, sondern entspringen einer dogmatischen Tradition, als deren Angehörige sich viele jener Menschen sehen, die sich aufgrund innerer Überzeugungserlebnisse mit dem Werk Steiners verbunden fühlen.

Innerhalb dieser dogmatischen Tradition, die vor allem mit wissenssoziologischen Kategorien beschrieben werden müßte, spielen die Paradosis und das Paradigma, die Übermittlung von Wissen von Mensch zu Mensch und das Vorbild verehrter Persönlichkeiten eine nicht zu überschätzende Rolle. Von ebenso wenig zu unterschätzender Bedeutung ist innerhalb dieser dogmatischen Tradition die Rolle von Institutionen und Machtansprüchen, die sich in Amtsinhabern verkörpern. Diese dogmatische Tradition ist trotz ihres scheinbar festen Charakters in stetiger Fortbildung begriffen, auch wenn ihre Angehörigen behaupten, die reine Lehre zu bewahren. In der Fortbildung spiegelt sich die Antwort dieser Tradition auf die geänderten Zeitumstände. Allein, in ihrer Fortbildung dokumentiert sich nur eine Scheinlebendigkeit dieser Tradition, denn sie besteht lediglich in der Hervorbringung neuer Wortformeln, in denen die Tradition sich den Anschein der Zeitbezogenheit verleiht. Die dogmatische Tradition stellt im Wesentlichen die oral history der anthroposophischen Gesellschaft und Bewegung dar und beinhaltet nicht allein Vorstellungen, die sich auf das anthroposophische Lehrgut beziehen, sondern auch Erzählungen, die die Erwartungen und ausgesprochenen wie unausgesprochenen Gesetze der Corporate Identity dieser Gesellschaft und Bewegung betreffen. Viele Menschengemeinschaften, die sich im Namen Rudolf Steiners zusammenfinden, sind von dieser dogmatischen Tradition geprägt und stellen sich - aus scheinbar unerfindlichen Gründen - unter die Herrschaft dieser Tradition. Doch erweist sich bei näherer Betrachtung dieses Phänomens der Herrschaft einer schriftlich nicht festgelegten Tradition, daß sich in der scheinbar unausweichlichen Unterwerfung soziologische und psychologische Gesetze wiederspiegeln, die aus der Religions- und Geistesgeschichte hinlänglich bekannt sind. Es sind die Gesetzmäßigkeiten der Sektenbildung.

Das Phänomen der Sektenbildung ist nicht in erster Linie ein Erkenntnisphänomen, sondern ein soziales und psychologisches Phänomen. Es läßt sich deswegen auch nicht aus den spezifischen Lehrinhalten einer Sekte erklären, daß sie eine Sekte ist, denn es besteht auf sämtlichen Erkenntnis und Fachgebieten die Möglichkeit der Sektenbildung. Es gibt tiefenpsychologische Sekten, ebenso, wie es atomphysikalische oder soziologische oder religiöse Sekten gibt. Wesentlich für eine Sekte ist, daß sich Menschen um bestimmte Vorstellungen gruppieren, die sie für ihre Gemeinschaft als konstitutiv empfinden, denen gegenüber sie sich verantwortlich fühlen. Es geht also darum, daß eine bestimmte Summe von Vorstellungen die Angehörigen einer Menschengruppe so verbindet, daß die Angehörigen in diesen Vorstellungen das Stiftungspotential ihrer Gemeinschaft vermuten, auch wenn es in Wahrheit in etwas ganz anderem liegt. Aber diese Illusionen über den wahren Charakter der Gemeinschaft gehören notwendig zu ihrem Selbstverständnis oder besser Selbstunverständnis.

Von einer Gemeinschaft freier Geister unterscheidet sich eine Sekte durch Berufung auf Vorstellungen. Freie Geister handeln aufgrund moralischer Intuitionen und sind gezwungen, die Vorstellungen, durch die sie ihre Intuitionen in den situativen Weltzusammenhang einordnen, stets neu hervorzubringen. Sie können sich also nicht auf eine Summe von Vorstellungen berufen, die den gemeinsamen Inhalt ihrer Überzeugungen ausmachen. Ihre Übereinstimmung in theoretischen und praktischen Fragen muß sich stets von neuem im Austausch und der Prüfung ihrer Intuitionen ergeben. Sie sind von einem höchstmöglichen Maß an Toleranz und Vertrauen gegenüber den anderen freien Geistern durchdrungen, mit denen sie sich durch ihren Zusammenhang mit dem Ideenkosmos verbunden wissen. In der intuitiven Erfahrung der Ideenwelt gründet auch das Prinzip der individuellen Verantwortung und der Delegation von Initiativen, die in Sekten undenkbar sind. Denn sektiererische Gemeinschaften können nur dulden, was mit den von ihnen anerkannten normativen Vorstellungen über ihr kollektives Handeln übereinstimmt. Deswegen sind Sekten sozial auch stets konservativ und unproduktiv, können sie doch nur das immer schon Geltende reproduzieren.

Die Frage, warum sich überhaupt sektiererische Gemeinschaften, Gesinnungs und Überzeugungsgemeinschaften, bilden müssen, läßt sich letztlich nur aus der Individualpsychologie beantworten. Sicherlich ist einer der Hauptgründe dafür das Gefühl der Sicherheit, das die Zugehörigkeit zu einer verschworenen Gemeinschaft vermittelt. Man weiß, man ist nicht allein. Man fühlt sich von anderen gestützt und getragen, und vor allem: bestätigt. Dem Gefühl der Sicherheit, das das Bewußtsein der Gemeinschaftszugehörigkeit vermittelt, korrespondiert das Gefühl der Unsicherheit, das die Gruppenmitglieder gegenüber der außergemeinschaftlichen Welt empfinden. Sie blikken furchterfüllt auf sie herunter oder aus ihrer Gemeinschaftshöhle auf sie hinaus und bezeichnen sie mit so verräterischen Vokabeln wie dem Ausdruck »die Außenwelt«. Schon die neolithische Horde konnte ein solches Gefühl der Sicherheit gegenüber der feindlichen Außenwelt empfinden, wenn sie beim heilig-wärmenden Feuer saß und den betörenden Klängen der Trommeln lauschte. Daß die Außenwelt so erschreckend feindlich wirkt, hängt damit zusammen, daß sie nicht mit den Inhalten des eigenen Bewußtseins durchdrungen ist und sich auch nicht in den magischen Bannkreis der eigenen Gemeinschaftsbildung einbeziehen läßt. Das kann unter Umständen vorübergehende Zweifel am Sinn der eigenen Gruppenbildung hervorrufen, die aber gewöhnlich bald in einem Sturm allseitiger Entrüstung untergehen. Schließlich ist es nicht die Schuld der Gemeinschaft, die das heilige Feuer hütet, daß die Außenwelt nicht an den Segnungen dieses Feuers teilhaben will. Es ist vielmehr die Schuld der Außenwelt und vor allem der Menschen, die sich in dieser Außenwelt bewegen, und deren Jagdgründe unsicher machen. In dieser Gedankenfigur offenbart sich die immanente Dialektik jeder sektiererischen Gruppierung. Denn einerseits ist die Gruppierung angetreten, um das Heiligste der Menschheit zu hüten, ja um diese Menschheit selbst vor ihrem Verderben zu retten. Aber die Menschheit ist diesem Heiligsten feindlich gesinnt, ja, sie ist selbst das Feindliche, das es zu fliehen oder zu tilgen gilt. Das heißt, die freundliche Maske der allgemeinen Menschenliebe verwandelt sich im Handumdrehen in die hämisch grinsende Fratze des Menschenhasses. Jene Menschen, die außerhalb stehen, führen im allgemeinen nichts Gutes im Schilde. Sie sind der eigenen Gemeinschaft feindlich gesonnen, wollen ihr das Feuer rauben, von ihrer schützenden Höhle Besitz ergreifen usw.

Das Übermaß an Fremdheit und Feindlichkeit, das in der Außenwelt herrscht, stellt natürlich eine dauernde Prüfung der eigenen Verankerung in den gemeinsam gepflegten Überzeugungen dar. Denn es ist nicht möglich, sich unablässig in der schützenden Höhle aufzuhalten. Man würde dabei verhungern. So ist man etwa gezwungen, die Höhle zum Broterwerb zu verlassen. In Jäger- und Sammlerkulturen können diese Aufenthalte sogar recht lange dauern. So sehen sich diese Gemeinschaften dazu veranlaßt, komplizierte Rituale auszubilden, in denen den Mitgliedern stets von neuem die Legitimation ihrer Existenz in Erinnerung gerufen wird.’
En dit is nog maar een achtste deel! Het artikel gaat nog veel verder, om uiteindelijk uit te komen bij ‘Vereinzelte anthroposophische Mythologeme’:
‘1. Die gebetsmühlenhafte Wiederholung Steinerscher Wortformeln verändert die Welt
2. Das Beschwören kollektiver Endzeitpsychosen ersetzt die Selbstkritik
3. Das gutgläubige Beteuern einer Weltmission verhindert das Absinken in die soziale, moralische und geistige Bedeutungslosigkeit
4. Die mangelnde Präsenz anthroposophischer Positionen in der wissenschaftlichen Diskussion ist ausschließliche Folge einer Ignoranz der Wissenschaften
5. Die mangelnde Präsenz anthroposophischer Positionen im öffentlichen politisch-kulturellen Leben ist Folge einer Verschwörung dieser Öffentlichkeit gegen die Anthroposophie
6. Die anthroposophische Gesellschaft ist mit der anthroposophischen Bewegung deckungsgleich
7. Das Goetheanum ist eine Freie Hochschule für Geisteswissenschaft’
Dit is voor nu wel even genoeg. Wie wil, kan zijn gang gaan en het hele artikel lezen. Maar dan word je wel van een aantal hardnekkige illusies aangaande antroposofie verlost.
.

3 opmerkingen:

Ramon DJV zei

Interessante vraag stelt die Sander over dat primitief occultisme en het in ruimere context willen zien van fenomenen.

Hokus pokus is ook wel geestig.

En hij geeft een linkje naar mijn site met de vermelding dat de antroposofie ook slachtoffers maakt. Wel sympathiek van Sander ;-)

Anoniem zei

Beste Michel, Ik weet niet of je de discussie op Linkedin nog volgt, ik kan me boorstellen dat je het nu wel gezien hebt, maar toch ook naar aanleiding van jouw het volgende. Als ik op je zeer uitgebreide (waarvoor hulde!), rondkijk, dan zie ik veel meningen van anderen. De titel is ook 'Antroposofie in de pers', dat is waar. Maar ik ben zo benieuwd hoe je er zelf in staat. Wat is jouw eigen idee over deze zaken aangaande het groepsproces, de clanvorming, de hang naar het religieuze en occulte?

vriendelijke groet,

Sander Louis

Sander Louis zei

oeps te snel op publiceren gedrukt, excusez voor de tikfouten. Voor de volledigheid:

boorstellen=voorstellen

"...naar aanleiding van jouw [reactie]..."
"...zeer uitgebreide (...) [blog]

sander

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)