Maandag ontving ik een mailtje van Joep Eikenboom, waarin hij schreef:
‘Beste vrienden, weblog-lezers,Hierbij ontvangen jullie de link naar de bijdrage over de perikoop voor Epifanie (6 januari): http://vo-perikopen.blogspot.com/2011/01/epifanie-6-januari.html
Deze perikoop staat aan het einde van de twaalf heilige nachten, waarin we de menswording van Christus Jezus hebben kunnen volgen: We konden lezen over de geboorte van het Jezuskind volgens Lucas (Kerstmis) en volgens Mattheüs (Nieuwjaarsdag) en tenslotte de afdaling van het Christuswezen in de lichamelijke omhulsels van Jezus bij de Doop in de Jordaan.
Met deze bijdrage wilde ik de reeks perikopennotities voorlopig beëindigen. De afgelopen twee jaren konden we bijna elke week wat inhoud beschikbaar stellen. De eerste serie met eigen gedachten naar aanleiding van de perikooptekst, met de tweede serie was het streven om zoveel mogelijk citaten van Rudolf Steiner aan te dragen zodat de lezers hun eigen onderzoek zouden kunnen verrichten. Daaraan vooraf gingen twee jaren waarin gedachten met collega’s via e-mail werden uitgewisseld. Via het blogarchief zullen deze bijdragen voorlopig nog beschikbaar blijven.
In de toekomst zal de frequentie waarin nieuwe berichten verschijnen, veel lager liggen. Het idee is om materiaal beschikbaar te stellen voor de lessen Religieuze Oriëntatie in de vorm van niet in het Nederlands gepubliceerde verhalen om te vertellen, niet meer beschikbare achtergrondartikelen, en dergelijke.
Ik wil iedereen danken voor de tot nu toe getoonde belangstelling.Joep Eikenboom’
Vorig jaar op 7 januari schreef ik in ‘Perikoop’ uitgebreid over dit initiatief van Joep Eikenboom. Dat hoef ik nu niet te herhalen. Liever citeer ik enkele inhoudelijke stukken tekst uit zijn laatste twee bijdragen. Eerst ga ik naar ‘Nieuwjaar’, dat hij op maandag 27 december 2010 plaatste, waarin hij onder meer schreef:
‘Op de afbeelding bij deze bijdrage zien we een gedeelte van het prachtige Lijdensaltaar, te vinden in de Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch. Hier zien we het bezoek van de drie koningen, de wijzen uit het Oosten, met de ster boven het huis, het kind rechtop op moeders schoot; alles afgebeeld volgens de beschrijving uit het Mattheüs-evangelie, en dus zonder os en ezel. Die twee dieren ziet men wel bij het beeldengroepje van het bezoek van de herders aan het kindje liggende in het stro. (klik hier).
Wat de moderne mens in zijn bewustzijn moet opnemen over de samenhangen en de verschillen tussen de beide geboorteverhalen in de evangeliën volgens Lucas en Mattheüs, heeft Rudolf Steiner met het licht van het moderne bewustzijn kunnen doorschouwen en hij heeft ons dit mysterie verteld, zodat de door intellectualisme gevoede scepsis van de moderne mens kan worden omgebogen tot een moderne religiositeit uit inzicht.’
Even verderop komt hij met passages uit voordrachten van Rudolf Steiner aanzetten. Ik neem er twee over:
‘Als aanvulling op de bijdrage over deze perikoop uit 2009 (klik hier) volgen hieronder citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner:
“In de tijd dat het Mysterie van Golgotha op aarde plaatsvond was de oude helderziendheid, die instinctief was, voor het grootste gedeelte als zijnde verlamd, wanneer ik het zo mag uitdrukken. De mensen bezaten nog wel een andere zielsgesteldheid dan tegenwoordig, maar ze beschikten niet meer over die oude helderziendheid. Ze hadden ook de oude vormen niet meer, waardoor ze allerlei wijsheid over de wereld voor zichzelf preciezer konden ordenen. Zowel de oude wijsheidsleer als ook de instinctieve helderziendheid waren afgenomen toen het Mysterie van Golgotha tot de mensheid kwam. Maar enkele resten ervan waren nog wel aanwezig en we worden er juist door de evangeliën duidelijk op gewezen dat er nog zulke resten aanwezig waren, wanneer we ze goed begrijpen. Bij enkele bijzondere persoonlijkheden bestonden er nog resten van. De herders op de velden zouden zulke bijzondere persoonlijkheden kunnen zijn geweest, die met hun vrome harten nog een bepaald helderziend vermogen bezaten, dat droomachtig over hen kwam. Het kunnen ook persoonlijkheden zijn geweest die bovenaan de sociale ladder stonden, zoals de drie magiërs uit het Morgenland, welke uit oude tijden eigenschappen hadden bewaard om vanuit een bepaalde wijsheidsleer inzicht te hebben in de gang van de wereldgebeurtenissen. Zo konden de arme herders met hun droomachtig beleven, op een bepaalde manier door innerlijk waarnemen datgene zien naderen, wat zich met de geboorte van Jezus voltrok. En aan de andere kant konden de drie magiërs uit het Morgenland zo’n wetenschap ontwikkelen dat zij door het volgen van de wereldverschijnselen tot bewustzijn konden brengen, wat boven de gewoonlijke gang van het leven uitsteeg en betekenisvol op aarde geschiedde.”Uit: Rudolf Steiner, Die Verantwortung des Menschen für die Weltenentwickelung (GA 203) – voordracht Stuttgart, 1 januari 1921
“De drie koningen vormen een symbool, zoals hun gaven: goud het symbool van de wijsheid en koninklijke macht, mirre het symbool voor de overwinning van de dood, wierook het symbool voor de vergeestelijkte etherstoffen, waarin de god die de dood heeft overwonnen, zich verwerkelijkt. Door de drie symbolen staat Christus daar als koning, als de overwinnaar van de dood en als vervulling van alle aardse ontwikkeling. Iedereen die in de esoterie is ingewijd ervaart zo de geboorte van het godskind, dat al lang voor de tijd van Christus in de mysteriën werd verwacht en ook daarna nog werd beleefd.”Uit: Rudolf Steiner, Das christliche Mysterium (GA 97) – voordracht Leipzig, 15 december 1906’
Maar behalve Driekoningen staat de dag van vandaag ook in het teken van ‘Epifanie (6 januari)’:
‘In de tijd van de twaalf heilige nachten voeren de drie perikoopteksten voor 1e kerstdag, nieuwjaarsdag en 6 januari ons voor de geest dat de langverwachte komst van de Immanuel een complexe voorbereiding vergde.’
Joep Eikenboom heeft weer mooie tekstpassages bij elkaar gebracht, nu toegespitst op de doop in de Jordaan. Hier komt een heel lange, die te vinden is in ‘Egyptische mythen en mysteriën’, dat in 2007 uitkwam als een sterk herziene vertaling van de eerdere uitgave in 1981, op de bladzijden 138 tot en met 142:
‘“De grote profeten waren reeds door het Christuswezen bezield. Het was een welbekend wezen in de oudere mysteriën, en overal en altijd had men gewezen op hem die zou komen.
En hij kwam! Maar hij kwam opnieuw, doordat hij zich voegde naar de historische noodzakelijkheden die ten grondslag liggen aan de evolutie. Zonder speciale voorbereiding kon hij niet incarneren in een fysiek lichaam. Hij kon slechts in een aardse gestalte incarneren wanneer een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam een speciale voorbereiding hadden ondergaan. Er ging een zeer sterke impuls van Christus uit, maar hij kon alleen maar incarneren wanneer een fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaam volkomen waren gelouterd en gepurificeerd door een ander wezen.
De incarnatie van Christus kon dus alleen maar geschieden doordat een ander wezen verscheen dat zich zo ver had ontwikkeld. Dit was Jezus van Nazareth. Hij had zich zo ver ontwikkeld dat hij in staat was zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam gedurende zijn leven zo te louteren, dat hij deze lichamen in het dertigste jaar van zijn leven kon verlaten; maar hij deed dit op zo’n manier dat deze lichamen hun levenskracht behielden en bruikbaar waren voor een hoger wezen.
Het is vaak gebeurd dat, wanneer ik vertelde dat Jezus een hoog ontwikkelingsstadium moest bereiken om zijn lichamen te kunnen opofferen, de mensen de volgende merkwaardige tegenwerping maakten: ‘Maar dat is toch helemaal geen offer; men kan zich immers niets mooiers voorstellen! Er kan toch geen sprake zijn van een groot offer wanneer het erom gaat zijn lichamen af te staan aan zo’n verheven wezen!’ Ja, het is inderdaad iets moois, en het offer zou ook niet zo groot zijn wanneer men het zo abstract bekijkt.
Maar ik zou hierop willen antwoorden: Laat iemand deze daad eens proberen te volbrengen. Alle mensen zouden dit offer wel willen brengen, maar laten ze het eens proberen. Men moet over uitzonderlijke krachten beschikken wanneer men zijn lichamen zo wil louteren dat deze nog levensvatbaar zijn wanneer ze worden verlaten, en vele offers zijn noodzakelijk om deze krachten te kunnen ontwikkelen. Om dit te kunnen moest Jezus van Nazareth wel een buitengewoon hoge individualiteit zijn.
Het Johannes-evangelie duidt aan wanneer Jezus zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam heeft verlaten en de geestelijke wereld is binnengegaan, en wanneer het Christuswezen zich met de drie lichamen heeft verbonden. Dit is gebeurd tijdens de doop in de Jordaan. Op dat moment heeft er iets heel belangrijks plaatsgevonden in de lichamelijkheid van Jezus.
Wat ik nu ga zeggen zal een materialistisch denkend mens waarschijnlijk wederom verbijsterd doen staan. Er vond een heel bijzonder proces plaats in het fysieke lichaam van Jezus van Nazareth. Om te kunnen begrijpen wat er gebeurde op het moment van de doop, toen Christus bezit nam van het lichaam van Jezus, moeten we eerst onze aandacht richten op iets dat zeer vreemd zal lijken, maar dat niettemin waar is.
In de loop van de menselijke evolutie hebben de verschillende organen zich geleidelijk aan ontwikkeld en hun uiteindelijke vorm aangenomen. We hebben gezien hoe bepaalde structuren en functies deel gingen uitmaken van de mens toen de organen het niveau van de heupen hadden bereikt. De steeds grotere zelfstandigheid van de menselijke individualiteit ging gepaard met een verharding van het beenderstelsel. Hoe zelfstandiger de mens werd, des te meer verhardde zijn beenderstelsel, en werd ook de macht van de dood steeds groter. Dit moeten we goed onthouden om het volgende volledig te kunnen begrijpen.
Hoe komt het eigenlijk dat de mens moet sterven en dat zijn lichaam geheel en al vergaat? Dat komt doordat het menselijke lichaam iets bevat dat verbrand kan worden, namelijk de beenderen. Het vuur bezit ook macht over het menselijk beenderstelsel. De mens heeft geen macht althans geen bewuste macht over zijn gebeente. Deze macht ligt nog buiten het bereik van de mens.
Op het moment dat Christus tijdens de Doop in de Jordaan bezit nam van het lichaam van Jezus van Nazareth vond er een verandering plaats in het beenderstelsel van dit wezen, waardoor het daarna volkomen verschilde van dat van de overige mensen. Dit was iets dat voordien nog nooit eerder was gebeurd en ook daarna tot op de dag van vandaag niet meer heeft plaatsgevonden.
Samen met het Christuswezen drong iets in het wezen van Jezus binnen, dat macht had over de krachten die beenderen verbranden. Tegenwoordig is het de mens nog niet gegeven zelf mee te werken aan de totstandkoming van het beenderstelsel. Maar de bedoelde macht van het Christuswezen drong helemaal tot in de beenderen door. Dit is mede de betekenis van de doop door Johannes. Hierdoor heeft zich iets met de aarde verbonden dat men de heerschappij over de dood zou kunnen noemen, want met het ontstaan van het beenderstelsel is ook de dood in de wereld gekomen. Doordat de macht over de beenderen bezit nam van het menselijk lichaam werd de dood in de wereld overwonnen.
Hier wordt een zeer diep mysterie geopenbaard. Iets zeer heiligs had zich door middel van de Christus verbonden met het beenderstelsel van Jezus van Nazareth. Daarom moest het ook onaangeroerd blijven, opdat het volgende schriftwoord vervuld zou kunnen worden: ‘Geen van zijn beenderen zal gebroken worden.’ Anders zou mensenmacht ingegrepen hebben in goddelijke krachten. We worden hier geconfronteerd met een zeer diep mysterie van de menselijke evolutie.
Hiermee komen we tegelijkertijd bij een zeer belangrijk begrip van het occulte christendom, dat ons kan tonen hoe dit christendom van de hoogste waarheden is vervuld. Hiermee bedoel ik het overige dat ons in de doop tegemoet treedt. Doordat het Christuswezen bezit nam van de drie lichamen, waarin vroeger het Ik-wezen van Jezus leefde, was er nu een wezen met de aarde verbonden dat vroeger een woonplaats had gehad op de zon.
Dit wezen was eerder met de aarde verenigd geweest tot aan het moment waarop de zon zich van de aarde had afgescheiden. Ook Christus heeft destijds de aarde verlaten en sindsdien kon hij de aarde slechts van buitenaf met zijn krachten beïnvloeden. Op het moment van de doop verenigde de hoge Christusgeest zich weer volledig met de aarde. Voordien werkte hij van buitenaf, overschaduwde de profeten en manifesteerde zich in de mysteriën. Nu was hij in een fysiek lichaam op de aarde geïncarneerd.
En wanneer iemand vanuit een afgelegen plaats in het heelal gedurende een periode van duizenden jaren naar omlaag had kunnen kijken, dan zou hij niet alleen de fysieke aarde, maar ook de geestelijke stromingen, het astrale lichaam en het etherlichaam van de aarde hebben gezien. En hij zou ook hebben waargenomen dat er belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden op het moment van de doop door Johannes in de Jordaan en op het moment dat op Golgotha het bloed uit de wonden van Christus vloeide. Het astrale lichaam van de aarde werd hierdoor volkomen veranderd. Het nam op dat moment iets anders op; het kreeg een andere kleur. Een nieuwe kracht werd in de aarde geplant.
Wat vroeger van buitenaf had gewerkt, werd weer met de aarde verbonden, en hierdoor zal de aantrekkingskracht tussen zon en aarde zo sterk worden dat de zon zich weer met de aarde, en de mens zich weer met de zonnegeesten zal verenigen. En het was Christus die ervoor heeft gezorgd dat de aarde zich weer met de zon kan verbinden, en zo weer in de schoot van de goden wordt opgenomen.
Dit is de diepere betekenis van hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. We moesten dit eerst uiteenzetten om duidelijk te kunnen maken hoe belangrijk de komst van Christus voor de aarde is geweest. Hierdoor kunnen we begrijpen hoe de mens, doordat hij zich met Christus verenigt, werkelijk iets in zich op kan nemen, waardoor zijn bewustzijn na de dood weer verhelderd wordt. Wanneer we dit voor ogen houden zullen we ook kunnen begrijpen dat er een evolutie plaatsvindt in de tijd tussen dood en een nieuwe geboorte. Laten we ons nu eens afvragen ter wille van wie dit alles is gebeurd.
Aanvankelijk leefde de mens in de schoot der goden. Vervolgens daalde hij af naar de fysieke wereld. Wanneer hij in de geestelijke wereld was gebleven, zou hij nooit zijn tegenwoordige zelfbewustzijn hebben kunnen ontwikkelen. Hij zou nooit een Ik hebben verkregen. Slechts in het fysieke lichaam kon hij zijn zelfbewustzijn in grote helderheid doen ontvlammen. Hij moest geconfronteerd worden met de uiterlijke wereld en moest zich kunnen onderscheiden van de hem omringende voorwerpen; hij moest afdalen naar de fysieke wereld.
Enkel en alleen ter wille van het menselijk Ik is de mens afgedaald. In zijn Ik stamt de mens af van de goden. Dit Ik is neergedaald vanuit de geestelijke wereld; het is vastgesmeed aan het fysieke lichaam, opdat het helder en klaar kan worden. Juist de verharde materie van het menselijk lichaam heeft de mens zijn zelfbewuste Ik geschonken en heeft hem in staat gesteld kennis te verwerven. Maar het heeft hem tevens vastgeketend aan de rotsen van de aarde.”Uit: Rudolf Steiner, Egyptische mythen en mysteriën (GA106) – 10e voordracht, Leipzig 12 september 1908’
Beste Joep, dank je wel voor al deze mooie bijdragen de afgelopen twee jaar!
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten