Wat u hier ziet, vraagt een nadere verklaring. Het is nog steeds het interieur van de bovenkerk van de Sainte-Chapelle in Parijs. Zoals de buitenkant als door een ware Christo was ingepakt om deel voor de deel de restauratie van de glas-in-lood ramen ter hand te kunnen nemen, zo was op de datum van deze foto op 18 september 2010 van binnen ook het altaardeel ingepakt; één kleine doorkijkmogelijkheid was bewaard gebleven en dat ziet u nu voor u.
Met de reïncarnatie gaat het goed, dank u. Uit goed ingelichte bron heb ik vernomen dat de verkoop van het boekje ‘Karma en handicap’ (zie ‘Handicap’ op 9 januari) boven verwachting is. Verder is Hugo S. Verbrugh nog altijd actief op zijn Volkskrant-weblog ‘Middernachtszon’, die daar naar eigen zeggen ‘DUS moet reïncarnatie realiteit zijn’ tot zijn lijfspreuk heeft gemaakt. Of hij veel mensen tot dezelfde overtuiging weet te voeren, is mij niet bekend. Voor zover ik weet wordt er hierover ook geen statistiek bijgehouden. En zoals ik op 11 januari in ‘Reïncarnatie’ al meldde, maar er vervolgens niets mee deed, is er recent van hem ook een boekje met dezelfde titel uitgekomen. Bij zijn vaste uitgever, ‘Uitgeversmaatschappij Ad. Donker B.V.’ Ik ontdek nu net pas dat deze hier niet ver vandaan in Rotterdam domicilie houdt... weer wat geleerd. Dit boekje verscheen op 8 december van het afgelopen jaar, met als prijs 13,50 en de volgende overige gegevens:
‘Hugo Verbrugh – Reïncarnatie?Essay over de veranderende aard van de kennis
Komt hierna nog iets en zo ja wat? Een van de mogelijke antwoorden is reïncarnatie. Het aantrekkelijke van dat antwoord is dat er ooit zekerheid over zal komen. Als er enige realiteit in reïncarnatie steekt, zullen ooit bewuste herinneringen aan vorige levens opduiken. Zonder zulke herinneringen, is reïncarnatie niks. Probleem is alleen dat reïncarnatie niet kan. Reïncarnatie betekent dat ik eerder geleefd heb en na mijn dood nog eens terugkom, maar ik kan alleen bestaan dankzij mijn lichaam en dat is eenmalig. Als dit probleem van de continuïteit van het ik-bewustzijn door meerdere levens niet wordt opgelost, blijft reïncarnatie een lege huls voor speculaties en fantasieën – en daarvan circuleren er tegenwoordig verontrustend veel. In wat zich voordoet als herinneringen aan vorige levens kan niemand waarheid en verzinsel van elkaar onderscheiden. Recente ontwikkelingen in de cognitieve neurowetenschappen en de filosofie in combinatie met een nieuwe visie op de evolutie en met een eigentijdse duiding van het mensbeeld van de antroposofie bieden een perspectief om dit probleem zo aan te vatten dat een oplossing in zicht komt. Reïncarnatie dient een plaats te krijgen op de agenda van het publieke debat.’
Als u dit allemaal een beetje sterk vindt, kan ik er nog meer aan toevoegen. Het is een gedeelte van de tekst die Hugo Verbrugh vandaag maandag 4 april 2011 om 7:26 uur op zijn weblog plaatste, onder de titel ‘De tijdgeest heeft karma en reïncarnatie nodig. Waarom geeft de antroposofie die niet?’ met inmiddels 29 reacties:
‘Wie het weet, mag het zeggen. Ik weet alleen dat ik mijn nalatigheid om een behoorlijk verhaal over karma en reïncarnatie te kunnen ophangen op basis van de antroposofie langzamerhand ondragelijk ga vinden. Ik vind troost in een “diagnose” van de oorzaak.
Onze antroposofie kent, uiteraard, net als alles in de wereld, drie geledingen.
De bovenpool is antroposofisch “angehauchte” filosofie en fenomenologie. Nieuw filosofisch realisme, de zintuigen, het werk van Goethe – dat soort thema’s. Die gaan vloeiend over in regulier-academische filosofie en fenomenologie en daar durf en kan en mag ik probleemloos aan werken binnen de universiteit.
Het midden is antroposofisch ingekleurde seculiere esoterie. Sociale oordeelsvorming volgens Lievegoed en zijn leerlingen en collega’s, proefschriften over de werking van kleuren (Zeylmans, zie blog 27 oktober 2010) of over relaties met mensen met een beperking (Pim Blomaard, december 2010). Die geleding gaat vloeiend over in dieptepsychologie en andere disciplines die aan de universiteit best wel kunnen.
De onderpool is de metafysische esoterie oftewel karma en reïncarnatie volgens de antroposofie. Dat is een totaal ander verhaal. Niks “angehaucht”, niks vloeiende overgang naar wat in de buitenwereld gebeurt. Metafysische esoterie oftewel karma en reïncarnatie volgens de antroposofie kan alleen vanuit bovenpool en midden benaderd worden. Er is alleen vloeiende overgang naar de beide andere antroposofische geledingen.
Wat er gebeurt als je deze geleding zogenaamd vloeiend laat overgaan naar wat in de buitenwereld gebeurt, leert het voorbeeld van Van Lommel – zie meerdere eerdere blogs. Ik vat het nog eens samen.
*
Ik heb twee maal van iemand een authentieke Bijna DoodErvaring gehoord: een echt levenspanorama. Zo een verhaal vergeet je niet. Wat ik me vooral herinner is de niet-verwoordbare “component” van wat die ander me vertelde. Die had echt iets gezien, meegemaakt, “geschouwd”. En door de kwaliteit van de directe verbaal-vocaal-auditieve communicatie werkte nabootsing via de spiegelneuronen tussen ons en “schouwde” ik heel even ook een heel klein flard van het levenspanorama van de ander. Dit alles kwam non-verbaal bij me binnen op de draaggolf van de woorden. De woorden zelf waren secundair, hulpmiddel. Zo hoort het ook in het “format” van het nieuwe filosofische realisme.
Dat “format” is de specifieke kwaliteit van de antroposofie. Wie dat niet voldoende “berücksichtigt”, richt onheil aan. [Hoe vertaal je “berücksichtigt”? – “Verdisconteert, in zijn beschouwingen meeneemt, ...”?]
Proto-type van zulk onheil is de omhelzing van het pur sang nominalistische werk van Van Lommel inzake de BDE door sommige antroposofen, tot zelfs in de heiligste der heilige plaatsen, het Goetheanum, toe [zie 29 november 2009]. Ik ben er, op afstand, bij geweest. Het was pure show-business.
Dáárdoor is er zo weinig vooruitgang in de antroposofie, en daardoor geeft de antroposofie zo weinig karma en reïncarnatie – vooral niet daar, waar we die nu dringend nodig hebben, zoals in verband met dit nieuws uit India.’
Dit laatste slaat op een nieuwsbericht van afgelopen zaterdag, waarmee hij zijn bericht begon, over ‘de praktijk van afdrijving van vrouwelijke foetussen en infanticide [die in India] nog wijdverspreid is ... Volgens schattingen “verdwijnen” jaarlijks rond de 600.000 meisjes, 1.600 per dag.’
Verbrugh toont zich een ware scepticus. Maar een scepticus met een missie. Of hij kans van slagen heeft om op deze manier tot onweerlegbaar bewijs van reïncarnatie te komen, daaraan kun je ondertussen, zoals hij zelf ook doet, ernstig gaan twijfelen. But I have good news! En dat is een andere uitgave, ditmaal van Robin Schmidt. Die ontpopt zich meer en meer tot een buitengewoon interessante antroposofische auteur (zie ook ‘Theosofie’ op 3 augustus 2010). In juni vorig jaar blijkt er al een boekje van hem uitgekomen te zijn dat zeer de moeite waard is en dat ik tot nu toe over het hoofd heb gezien. Dat is ‘Wie lässt sich Reinkarnation denken? Logik und Aesthetik der Reinkarnation. Eine Studie zur Gedankenkunst Rudolf Steiners’:
‘Zu dem Einführungsbuch Theosophie hat Rudolf Steiner mehrfach geäußert, dass dort ein wissenschaftlicher ‹Beweis› der Idee der Wiederverkörperung des menschlichen Geistes zu finden sei. Außerdem sei das entsprechende Kapitel so veranlagt, dass es eine eigene Erfahrung davon vermittle.
Diese Studie rekonstruiert zunächst einen solchen Beweis und geht dann dazu über, die Charakteristik der Textkomposition, der Sprache, der Gedankenarchitektur und der Erkenntnisdramatik dieses Textes herauszuarbeiten, und zeigt so auf, wie das Lesen selbst zu einer ästhetischen Erfahrung von Reinkarnation führen kann.
Preis 12,00 € ISBN 978-3-7235-1368-2 Erschienen 06.2010, Einband BA, Format Buch, Seiten 104’
Het voorwoord van het boekje is geschreven door Heinz Zimmermann:
‘In seiner «Geheimwissenschaft im Umriss» bezeichnet Rudolf Steiner das Studium der Anthroposophie als die erste Stufe auf dem rosenkreuzerischen Einweihungsweg. Wie wörtlich diese Aussage zu nehmen ist, zeigt Robin Schmidt in der vorliegenden Studie, die sich auf das Kapitel «Wiederverkörperung und Schicksal» in Steiners «Theosophie» bezieht.
Im streng textbezogenen Erarbeiten des Kapitels – so zeigt die Studie an markanten Beispielen – vollzieht der Leser eigentätig das, wovon der Text handelt. Dazu muss er sich allerdings so intensiv in die gegebene Sprach- und Gedankenform einleben, dass er sie erlebend nachvollzieht. Dadurch kommt er zu einer ersten Stufe eines eigenen Erlebens der beschriebenen geistigen Tatbestände. Es ist dies das Gegenteil von einem bloßen Aufnehmen und Wiedergeben von Inhalten und kann mit einem Kunstprozess verglichen werden, wie der Verfasser am Ende des Buches einleuchtend darlegt. Indem der Leser so in den gegebenen Text eindringt, bringt er seine Seele in eine Regsamkeit, die ihm das Was durch das Wie erschließt.
Wer das zentrale Kapitel «Zur ästhetischen Gestaltung des Reinkarnationsgedankens» liest, kommt aus dem Staunen über die Sprach- und Gedankenkunst Steiners nicht heraus. Der Verfasser deckt die Architektur des Wiederverkörperungskapitels bis in Zahlengesetzmäßigkeiten auf und kommt zu einer Fülle erstaunlicher Entdeckungen. So etwa findet er eine Beziehung zwischen der Abfolge der Gedanken innerhalb des Kapitels mit den Stufen, die der Mensch im Nachtodlichen durchmacht. Oder er zeigt im Vergleichen der verschiedenen Auflagen des Buches schlüssig, wie Steiner zugunsten einer stärkeren Anregung der Leseraktivität die Verminderung der äußeren Verständlichkeit in Kauf nimmt.
Diese Schrift beschreibt völlig authentische geisteswissenschaftliche Forschungsergebnisse. Sie ist keineswegs bloß am Schreibtisch entstanden, sondern das Resultat vieler Kolloquien und Kursstunden, insbesondere einer langjährigen Kurspraxis innerhalb des anthroposophischen Grundstudiums am Goetheanum. Sie verfolgt wiederum ein praktisches Ziel, das mit der anthroposophischen Methode zusammenhängt: Rudolf Steiners geisteswissenschaftlichen Texten in ihrer fähigkeitsbildenden Dimension den nötigen Ernst entgegenzubringen. Damit steht Robin Schmidt in unmittelbarer Nachfolge earl Ungers, der als persönlicher Schüler Rudolf Steiners als Erster das gleiche Ziel gegen manche Widerstände konsequent verfolgt hat.
Die folgende Lektüre ist dem Thema entsprechend anspruchsvoll. Wer sich aber der Mühe unterzieht, anhand des Originaltextes aus der «Theosophie» die einzelnen Beobachtungsresultate und Erkenntnisse nachzuvollziehen, wird für seine Mühe reichlich belohnt. Er findet keine Wiedergabe des Textes, sondern die Entschlüsselung einer verborgenen Partitur, die veranlagt ist, von jedem einzelnen Leser zum Erklingen gebracht zu werden.’
In maandblad ‘Die Drei’ van oktober 2010 verscheen op de bladzijden 82-83 een korte recensie door Renatus Ziegler, getiteld ‘Reinkarnation denken’:
‘Robin Schmidt: Wie lässt sich Reinkarnation denken? Logik und Ästhetik der Reinkarnation, Verlag am Goetheanum, Dornach 2010, 103 Seiten, 12 EUR.
Es gibt wenige Studien, die sich mit den systematisch-logischen Aspekten von Steiners Reinkarnationsidee auseinandersetzen und ebenso wenige, die der Art der Darstellung Steiners auf die Spur kommen und sie mit deren Inhalt zu verbinden versuchen. Schmidt hat sich beidem mit Erfolg zugewandt, und zwar anhand des zentralen Reinkarnationskapitels in dem Grundlagenwerk Theosophie. Zunächst wird das ideell-logische Gerüst des Gedankengangs herausgearbeitet, anhand dessen die Art, Tragweite und Grenzen der logischen Stringenz deutlich werden. Steiner wollte im strengen Sinne nichts beweisen, jedoch den gedanklichen Gehalt seiner Reinkarnationsidee und dessen Einordnung in seine Wesensgliederkunde sowie in einige zentrale Begriffe der Evolutionstheorie offenlegen.
Den zentralen und umfangreichsten Teil der Untersuchungen von Schmidt machen seine Betrachtungen zur kompositorischen Gestaltung des Reinkarnationsgedankens aus. Schmidt nennt diese Gestaltung »ästhetisch«, da es hier weniger auf den Inhalt als auf die Art der Darstellung ankommt, die nicht nur etwas vermitteln will, sondern etwas anregen, eine Erfahrung ermöglichen soll, die über das reine Textverständnis hinausgeht und doch eng damit verbunden ist. Was sich unter diesem Blickwinkel offenbaren kann, geht demnach über den konkreten Inhalt hinaus und weist auf kompositorisch-didaktische Fähigkeiten hin, die Steiner zum Einsatz brachte, um dem Leser nicht nur ein Verstehen nahezulegen, sondern auch einen Einstieg in ein erstes Erleben zu erlauben.
Schmidt weist auf vier von ihm gefundene Perspektiven hin: 1. Die Architektur der Gedanken in zwölf sowohl paarweisen als auch anderweitig verflochtenen Gedanken in Anlehnung an die Wesensglieder des Menschen. 2. Der Gedanken-Prozess in konkreter Parallelität zu den sieben Stufen des Gangs der menschlichen Seele durch das Leben vom Tod zur neuen Geburt. 3. Das Gedanken-Drama im konkreten Durchgang des Kapitels in Anlehnung an die Charakterisierung der eurythmischen Gesten für den Tierkreis anhand seelischer Stimmungen. Und schließlich 4. die Art und Weise, wie Steiner durch seine fortgesetzte Umarbeitung für Neuauflagen in diesem Kapitel die Hürden für das Denken verstärkt hat, um es zu einer Aktivität anzuregen, die über das Verstehen des Inhalts hinausreicht.
Insgesamt ermöglicht Schmidt durch seine Untersuchungen einen tiefen Blick in die Gedanken-und Gestaltungswerkstatt Rudolf Steiners. Er bietet über die aktive gedankliche Erfassung des Inhalts seiner Schrift hinaus weitere Gesichtspunkte, um in die kompositorische Gestalt einzusteigen, die wiederum eine erhöhte Aufmerksamkeit und Fähigkeit der aktiven Hingabe in der Auseinandersetzung mit dem entsprechenden Text erfordern. Damit kann bestenfalls die gedankliche Erarbeitung von einem zunächst abstrakten Prozess bis hin zu einer lebendigen Durchdringung des Lebens selbst führen.’
Wanhoop niet, zou ik degenen willen toeroepen die ondraaglijk lijden aan hun twijfel ten aanzien van de waarheid en bewijsbaarheid van reïncarnatie. Hier is een onverwacht maar tegelijkertijd betrouwbaar middel om er verder mee te komen.
.
24 opmerkingen:
Hallo Michel,
Ik kan je in dit verband ook nog wijzen op het artikel van Hugo Verbrugh in het tijdschrift Civis Mundi en mijn reactie daarop die ik op verzoek van hoofdredacteur Couwenberg heb geschreven.
Artikel Verbrugh: ’Reïncarnatie? Nee, dank u’
De Ander en ik in gesprek over ’the real thing’
http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1569
Mijn reactie: 'Reïncarnatie een (te) moeilijk onderwerp? Ja en nee'
http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1617
Wanhoop niet, zou ik degenen willen toeroepen die ondraaglijk lijden aan hun twijfel ten aanzien van de waarheid en bewijsbaarheid van reïncarnatie.
Persoonlijk heb ik nooit een moment getwijfeld aan de waarheid van reïncarnatie. De bewijsbaarheid echter wel. Intellectueel kan men immers alles bewijzen, maar het tegenovergestelde kan men evengoed bewijzen. Met het intellect alleen kan men de waarheid niet bereiken. Dat meen ik van Steiner geleerd te hebben en daar heb ik bij de blog van Verbrugh ook vaak met Steiner-citaten de aandacht op gevestigd, maar het lijkt wel of dit allemaal spoorloos aan Verbrugh voorbij is gegaan. Het enige wat ik bereikt heb, is dat men mij eigenwijs noemt of een mopperkont.
Ik heb dat boekje indertijd van Verbrugh cadeau gekregen. Ik heb het ook helemaal gelezen, maar ik weet niet wat het is, het spreekt mij niet aan.
Beste mijnheer Van Dijk,
Ter verduidelijking van het doel dat Hugo Verbrugh zichzelf heeft gesteld, en die opdracht is helemaal niet eenvoudig, schrijft hij op zijn weblog op 27 maart bij de reacties:
‘dat ik er in een instelling als de universiteit een verhaal over zou durven houden, en zoals je weet is dat voor mij het criterium of ik met een stuk tekst “iets kan”.’
Kortom, wat hij te bieden heeft moet de toets van de huidige universitaire wetenschap kunnen doorstaan. Daar komt zijn wanhoop inzake reïncarnatie vandaan. Want die twee gegevens kan hij nog steeds niet met elkaar in overeenstemming brengen. Dat is nog eens echte intellectuele zielenpijn!
Beste Michel,
Het verbaasde mij ook regelmatig dat Hugo Verbrugh op zijn weblog Middernachtszon vrij regelmatig op een citaat van Rudolf Steiner reageerde met dat hij daar niks mee kon. In eerste instantie zou je dan kunnen denken dat hij daar ook inhoudelijk afstand van neemt. Maar daar gaat het hem inderdaad niet om. Hij wil niet zonder meer Steiner kopiëren, maar een eigen 'gedachtegang' over reïncarnatie en karma opbouwen die bij een universitair gehoor niet zal misstaan. Dat blijkt nog een hele klus te zijn. Maar hij houdt de moed erin en gebruikt ook een podium als het tijdschrift Civis Mundi om ermee verder te komen. Ik heb in dezelfde geest daaraan een steentje proberen bij te dragen.
Beste Frans,
Ik had het allemaal in de nieuwe Civis Mundi nog niet ontdekt; bedankt dat je me erop wijst! Ik moet zeggen dat jouw artikel ‘reïncarnatie een (te) moeilijk onderwerp? Ja en nee’ van afgelopen donderdag in Civis Mundi een pareltje is! Ik snap trouwens niets van de systematiek van dit digitale tijdschrift; gelukkig staat boven elk artikel wel de datum van plaatsing. Dan weet je tenminste iets.
Jij denkt aanmerkelijk gestructureerder dan Hugo Verbrugh inzake het thema reïncarnatie. Heel terecht wijs je erop dat bij hem ‘kennis van buiten’ (externe kennis) en ‘kennis van binnen’ (eigen kennis) regelmatig door elkaar heenlopen, zonder dat hij zich daar rekenschap van lijkt te geven. Grappig vind ik dat je op een gegeven moment, op het einde schrijft: ‘Over het aantal reïncarnaties kan ik slechts speculeren’. Maar volgens mij geldt dat ook voor al het overige dat je daarvoor erover gedebiteerd hebt. Maar je doet dat op een manier die als gedachtengang is te volgen.
Erg interessant ook is het onderscheid tussen ‘weten’ en ‘denken’. Het eerste betreft een bepaalde inhoud, het tweede een activiteit. Reïncarnatie kun je misschien niet weten, maar wel denken. Ik denk dat daar de crux zit.
@Michel Gastkemper
Maar Verbrugh had toch van tevoren kunnen weten dat wat hij te bieden heeft nooit de toets van de huidige universitaire wetenschap, die alles wil 'bewijzen', kan doorstaan. Ik denk om eerlijk te zijn, dat veel van wat Steiner beweert de toets van Verbrugh zelf niet kan doorstaan. Zijn eigen denken zit hem in de weg.
Ik heb eens een stuk van Steiner over talenten onder de aandacht gebracht. Hij beweert daar dat men talenten die men in een bepaald leven heeft in een volgend leven in de regel juist niet heeft. Verbrugh zei hierover dat hij hier niets, helemaal niets mee kan. Een ander voorbeeld is, wat u zelf schreef, dat Hugo Verbrugh al gruwt als hij het woord Aartsengel hoort. Ook heb ik eens een keer tegen hem gezegd: 'U heeft nu wel zo veel kritiek op de katholieke kerk, maar in ieder geval horen de mensen daar de Zaligpredikingen en juist daardoor zullen ze, volgens Steiner, in een volgend leven begrip voor karma en reïncarnatie hebben.' Ook daar had Verbrugh geen begrip voor.
Ik denk overigens dat het met de zielenpijn van Verbrugh wel wat meevalt. Uit zijn blogs heb ik tenminste begrepen dat hij goed slaapt en de schrijverij zijn lust en zijn leven is. Natuurlijk is het wel pijnlijk dat er over het algemeen bij heel veel mensen geen interesse en begrip is voor de antroposofie. Maar die pijn hebben wij antroposofen toch allemaal? Toen ik 19 was en net begon Steiner te lezen, begon ik het op het werk van de daken te verkondigen. Maar men had er tot mijn verbazing geen interesse voor.
Beste Michel,
Interessant dat je vrijwel alles wat ik schrijf 'speculatie' vindt, indien je onder speculeren verstaat: 'Dingen bedenken die misschien waar zijn of misschien gebeuren'. Ik heb niet de gedachte dat ik 'dingen bedenk', maar dat ik louter 'denk'. Niet fantaseer en ook niet speculeer. Vandaar dat je ook het gevoel er bij krijgt, dat je de gedachtegang kunt volgen. Dat is juist wat ik heb geprobeerd en als je dat herkent, dan ben ik daar in geslaagd. Hopelijk geldt dat voor meer lezers van Civis Mundi en zeker voor diegenen die wetenschapper zijn en niets met antroposofie hebben dan wel met reïncarnatie en karma. Als ook zij ditzelfde gevoel krijgen, kan er iets ontstaan van 'it makes sense'. En daar gaat het mij bij dit stuk om.
Best Frans,
Als onderwerp van speculatie noem jij zelf al: eventuele fasen, lagen of sferen waar wij als gestorvenen (zielen?) doorheen gaan in het hiernamaals en het hiervoormaals op weg naar een nieuw aards leven.
Maar daarvoor ben ik al tegengekomen, naast hiernamaals, hiervoormaals en hiertussenmaals: het eeuwige leven, voorgeborchte, vagevuur, eeuwige heil, omstulpingsmoment, levenspanorama, levensontwerp, ‘levensgeesten’, levensprocessen, drieledigheid, vierledigheid, levenslichaam, lange duur tussen twee incarnaties.
Me dunkt, dit zijn toch ook allemaal speculatieve begrippen. Of je die nou denkt of bedenkt, dat maakt me niet zo veel uit. Of ligt dit voor jou anders?
@Michel
Ik wou ook even wat zeggen over je reactie op Frans. Laten we ons houden aan de definitie die Frans geeft van speculeren: 'Dingen bedenken die misschien waar zijn of misschien gebeuren.'
Jij schrijft dat begrippen als vagevuur, eeuwig leven, hiernamaals enzovoort allemaal speculatieve begrippen zijn. Dan zou men dus kunnen zeggen dat Steiner en andere zieners al deze dingen 'bedacht'hebben maar dat zij er zelf niet zeker van zijn. Dat lijkt mij toch een onhoudbare gedachte. Het werk van Steiner heeft naar mijn mening niets speculatiefs. Er is niets bij wat hij zelf maar 'uitgedacht' zou hebben omdat hij het zelf ook niet zeker weet. Dat wil niet zeggen dat Steiner zich in details vergist kan hebben, maar in grote lijnen zijn het toch waarheden en geen speculaties.
In de laatste zin ben ik het woord 'niet'na details vergeten.
Beste Michel,
Zoals ik die in mijn artikel beschrijf, acht ik de meeste niet speculatief:
• het eeuwige leven/eeuwige heil: dat kan ons volgens de Rooms-katholieke geloofsleer te wachten staan na ons sterven; ik vind vele geloofsinhouden van de RK Kerk niet speculatief, maar gebaseerd op ‘openbaring’;
• voorgeborchte/ vagevuur: een nagalm van oud ‘geopenbaard’ weten;
• omstulpingsmoment: logisch voortvloeiend uit de reïncarnatiegedachte;
• levenspanorama: een concrete ervaring van vele mensen; ik heb het mensen uit eigen mond horen vertellen;
• levensontwerp: een eigen begrip dat ik heb gekozen vanuit ervaring en intuïtie;
• ‘levensgeesten’: kennen wij uit de uitdrukking ‘de levensgeesten waren geweken; een in onze taal verankerd oud weten;
• Levensprocessen: je kunt ze niet zien maar aan de levensverschijnselen van ontkiemen, groeien, bloeien e.d. kunnen we aflezen dat ze er zijn;
• drieledigheid, vierledigheid, levenslichaam: die begrippen bouw ik op een logische manier op, lijkt me; en ik geef ook nog een verklaring voor het waarom van mijn gebruik van het achtervoegsel ‘lichaam’;
• lange duur tussen twee incarnaties: wellicht de enige speculatieve veronderstelling, maar niet onlogisch; dat verklaar ik ook;
Ik voel een duidelijk verschil tussen de genoemde begrippen fasen, lagen, sferen en het aantal reïncarnaties enerzijds en bovengenoemde. Ik begrijp waarom jij vele speculatief noemt, bedenksels zijn het voor mij echter niet.
Couwenberg noemt mijn artikel een 'belangwekkende' bijdrage.
Beste mijnheer Van Dijk,
Hoho, dat gaat te snel. Ik had het over ‘eigen kennis’ tegenover ‘andermans kennis’. Met de vraag of iets eigen ervaring is of niet. Frans Wuijts geeft zelf aan wat voor hem speculatief is: de aantallen reïncarnaties die een mens zou doormaken. Voor zover ik daar weet van heb, komt die wetenschap van Steiner. Dat geldt bij Frans ongetwijfeld ook. De andere begrippen die ik opsom lijken mij echter ook geen eigen ervaring te zijn. Als je iets kunt denken, is het daarmee nog geen eigen ervaring geworden. Hoewel het mogelijk moet zijn door krachtig te denken en die gedachten sterk door te maken en te beleven, tot een eigen ervaring te komen. Ook dat heb ik geleerd van Steiner.
@Michel
Ik raak nu wat in de war. Maar ik denk dat we het er wel over eens moeten zijn wat we onder speculatief verstaan. Als we de definitie van Frans aanhouden dan zijn genoemde begrippen niet speculatief. Als we onder speculatief echter verstaan: 'wij denken dit en menen dit te weten, maar wij hebben het zelf niet ervaren', dan zijn al die begrippen wel speculatief.
Beste Frans,
Die kwalificatie van Wim Couwenbergh kan ik alleen maar onderschrijven! Dat deed ik overigens al. Maar hier gaat het nu even over wat ‘speculatief’ nu eigenlijk inhoudt. ‘Slechts op veronderstelling berustend’, citeer ik Van Dale. Ik ga uit van het huidige universitaire en wetenschappelijke bewustzijn, dat was immers de uitgangspositie van het bovenstaande. Daarvoor zijn geloofsinhouden van de RK Kerk uiteraard ook speculatief, evenals oude mysterie-inhouden. Net zo met wat Steiner aan esoterische waarheden te berde brengt. Met die blik heb ik naar je tekst gekeken. Maar laten we afwachten wat lezers van Civis Mundi ervan vinden, of ze die als een steen des aanstoots zullen ervaren of als teken van herkenning beschouwen. Ik denk dat je hoe dan ook een pittige discussie tegemoet zal gaan!
Bete mijnheer Van Dijk,
Het is misschien wel een mooi gezelschapsspel: welke begrippen kun je zelf écht verantwoorden, zonder daarbij op anderen te moeten leunen?
@Michel
Wat je nu schrijft, daar begrijp ik niet veel van. Ik heb jarenlang vrij veel van Steiner in mij opgenomen en ben voor mezelf overtuigd van de waarheid ervan. Maar hoe zal ik of andere 'aanhangers'der antroposofie dit verantwoorden oftewel rechtvaardigen tegenover anderen die er niets van weten en er ook niets van willen weten? En omdat ik de waarheid ervan heb aangenomen, betekent dit dan dat ik op Steiner leun?
@ R. van Dijk
Waar voelt u die overtuiging, in uw hoofd of in uw hart?
Beste mijnheer Van Dijk,
Toch is het niet zo ingewikkeld als het lijkt. Het is altijd goed om bij het bewustwordingsproces van waar je kennis vandaan komt, je af te vragen wat je van iemand anders hebt en wat helemaal van jezelf is. Niet dat het fout is om iets van anderen mee te krijgen, integendeel. Maar dat is niet van jezelf, zeker aanvankelijk niet. Dat kan het echter wel worden. Wanneer het meer dan alleen een gedachte is geworden. Er zijn nu eenmaal verschillende gradaties bij het opdoen van kennis, en het kan geen kwaad dat onderscheid in het oog te houden. Dat maakt ook het overtuigende uit naar derden, dat het meer is dan alleen iets wat gedacht is. Iedereen merkt dat meteen; voelt het op zijn klompen aan, zeggen wij dan.
@Anoniem
Allebei.
@Michel
Toch zegt het mij niet veel, wat u hier schrijft. Als iemand op school de stelling van Pythagoras leert of de wet van Archimedes, ik noem maar wat, dan is het een kwestie van: men begrijpt het of men begrijpt het niet. Maar als men het begrijpt, dan is het daarmee nog iets van jezelf.
Als men gedachten zou moeten vinden die helemaal van jezelf zijn, dan zijn die er eigenlijk niet. Ook Steiner heeft het niet van zichzelf.
Maar misschien begrijp ik wel niet wat u precies bedoelt, maar mij lijkt het dat men eigenlijk helemaal geen gedachten van zichzelf heeft. Die gedachten zijn er al en een mens vangt ze als het ware op.
Beste mijnheer Van Dijk,
Uw reacties tonen dat u het eigenlijk veel te goed begrijpt. U heeft zo vele jaren ervaring met dit soort zaken, dat het niet meer maatgevend is voor de gemiddelde mens. Want voor beginners ligt dit toch heel anders dan voor gevorderden, zoals u. Als je begint je gedachten te maken over je denken, kan het heel heilzaam zijn om je ervan bewust te worden wat van een ander is en wat van jezelf. Maar inderdaad, op een bepaald punt speelt dit niet meer, en dekken ze elkaar af. Maar eer het zover is en je dat gevoel bereikt, is er al heel wat water door de Rijn gegaan.
Ik weet nog wel dat ik lange tijd veel moeite heb gehad met deze gedachte die Steiner voorstelt: het denkt in mij. Dat vond ik zulke flauwekul. Ik denk toch zelf, en niet iemand anders. Dat is ook zo, en toch denkt het op een gegeven moment in mij. Maar probeer iemand dat maar eens goed uit te leggen. Men denkt meteen dat je niet goed bij je hoofd bent en jezelf bent kwijtgeraakt. Wat ik heel goed kan snappen.
Bedankt, heer Gastkemper, voor deze lovende woorden, dat doet mij echt heel goed, maar zelf moet ik eerlijk zeggen dat ik er toch niet zo veel van begrijp. Want waar we het nu over hebben, dat de gedachten zich niet in het hoofd vormen, maar dat de gedachten buiten de mens zijn, dat begrijp ik toch niet echt goed. Steiner gebruikte geloof ik hiervoor de vergelijking met een glas water.
Precies uit het geheugen weet ik het niet meer, maar het was ongeveer: 'Wie gelooft dat gedachten in het hoofd gevormd worden, kan ook geloven dat het water in een glas uit het glas zelf komt en er niet van tevoren is ingegoten.' Maar al met al: hoe moet men zich dat voorstellen? Hij schrijft ook dat van alles wat op aarde is, niet alleen in de natuur, maar ook kunstwerken, technische uitvindingen enz., bevinden zich de oerbeelden en de doelstellingen in de geestelijke wereld. Maar wie kan zich daarbij wat voorstellen? Geestelijke wezens die niet alleen
mens en aarde, maar ook bijvoorbeeld een fiets of een horloge of een computer ontwerpen?
Tja, het blijft tobben.
Beste mijnheer Van Dijk,
Deze vraag van u van een tijdje geleden is een beetje blijven liggen. Als u het niet erg vindt, ga ik er nu naar beste weten en kunnen alsnog op in. De vraag is wat gedachten nu eigenlijk zijn. Die onduidelijke en abstracte voorstellingen in mijn hoofd, die ik nu denk? Ongetwijfeld. Maar ook de mooiste en verhevenste en helderste gedachten die ik kan denken. Zelfs gedachten die ik nog niet gedacht heb, of die zelfs nog geen mens gedacht heeft. Die liggen verborgen in de wereld. De wereld is vol van gedachten. Het is mooi als een mens mij op gedachten kan brengen en mij een licht doet opgaan. Dan ga ik iets zien wat ik voordien niet in de gaten had. Maar het wás er al die tijd wel. Uitvinders zijn van die uitzonderlijke mensen die een antenne hebben voor nieuwe gedachten die nog geen mens eerder heeft gedacht.
Steiner was er ook zo een. Niet zozeer als uitvinder, maar als iemand die buitengewone ervaringen opdeed – letterlijk, want ze vielen buiten de gewone ervaringswereld – en in staat was daar woorden aan te geven. Voordat hij aan die woorden toekwam, moest hij zijn waarnemingen onder de loep nemen en zich er gedachten over vormen. Gedachten die logisch en kloppend waren. Want hij had geen zin om onzin te verkopen. En ze vervolgens uitspreken of op schrift stellen. Ze daarmee in de wereld zetten en geboren laten worden. En onze waarnemingswereld vergroten, want wij kunnen ook oog krijgen voor de dingen die hij noemt.
Steiner heeft het wel eens over de ingenieur die in staat is een brug te ontwerpen. Die moet de wetten van de techniek en dergelijke kennen om zo’n constructie te maken. Maar dan maakt Steiner de vergelijking met hoe een been is ‘geconstrueerd’. Daar valt een brug bij in het niet, hoe subliem dat been is opgebouwd. De wereld is nu eenmaal een en al gedachte, ze moeten er alleen uitgehaald worden en bewust gemaakt. – Wie ze erin heeft gestopt, of beter gezegd: waar de gedachten vandaan komen die onze wereld hebben opgebouwd, daarvan licht u al een tipje van de sluier op: geestelijke wezens die dat vermogen bezitten. Ook gedachten zelf zijn in wezen geestelijke wezens. We beleven ze alleen niet als zodanig. En dat is maar goed ook, want anders hadden we niet de vrijheid die we nu hebben, zodat we naar willekeur en hartelust kunnen denken wat we willen, zonder dat het iemand pijn doet.
Maar voor de geestelijke wezens waar die gedachten vandaan komen is dat niet zo fijn. Die zuchten onder het juk dat hen door de huidige ontwikkeling van de wereld is opgelegd. Zoals de bijbel zegt (Paulus in zijn brief aan de Romeinen, 8, 18-22, in de Willibrordvertaling): ze smachten ernaar dat ze verlost worden, door de mens die deze gedachten kan denken en daarmee vrij maken:
‘Ik ben er zelfs van overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaarmaking van de kinderen van God. Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij van de vergankelijkheid, en delen in de glorierijke vrijheid van Gods kinderen. Wij weten immers dat de hele schepping kreunt en onder barensweeën lijdt, nog altijd.’
In de woorden van de Grondsteenspreuk van Steiner: ‘Want de wereldgedachten van de geest, zij werken in het wereldwezen, smekend om licht’.
Een reactie posten