Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 4 oktober 2008

Religieuze kunst

Keken we de twee voorgaande dagen naar het noorden en zagen we over het water van de Koningshaven het Noordereiland liggen, vandaag kijken we vanaf de brug weer naar het zuiden, naar de opkomende zon op zondagmorgen vroeg rond kwart over acht, als in de ochtendschemering de Binnenhaven op ontwaken wacht.

Meer Gijs Frieling vandaag. Ik schreef al over hem op zondag 24 augustus 2008 in ‘Reclame’; zijn tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht loopt nog tot 25 januari 2009. Gisteravond werd op de website van dagblad Trouw een artikel van Jolanda Breur gezet, ‘Kerken schakelen moderne kunst in’, waarbij een typisch werk van Gijs Frieling is geplaatst, helaas zonder vermelding van een titel. Maar wat het voorstelt, zie je ook zo wel (‘Jezus in joggingsbroek’ zou het zo kunnen zijn.). Jolanda Breur schrijft over kunstvormen zoals deze:

‘Moet deze kunst een religieuze ervaring opwekken bij de beschouwer of kreeg de kunstenaar die tijdens het maken? Staat, hangt of ligt dit kunstwerk op een gewijde plek of ook daarbuiten? Valt zowel een abstract schilderij als een ingeweven Maria onder de term? En dan hebben we het nog niet over de definities van kunst en religie.’

Ze laat verschillende mensen aan het woord, onder wie dus ook Frieling:

‘Religieuze kunst bestaat zolang een religieuze praktijk bestaat en die is er nog wel even, denkt beeldend kunstenaar en christen Gijs Frieling (41). Wel ziet hij de kwaliteit het liefst fors omhoog gaan. “Je ziet aan de inrichting van kerken dat men geen gevoel heeft voor schoonheid. Als kunstenaar kijk ik vaak met gekromde tenen naar de hedendaagse decoratie in die gebouwen. De makers hebben geen binding met hedendaagse kunstenaars. Daar zou een religieuze gemeenschap geen genoegen mee moeten nemen. In de Renaissance waren de artistieke ambities van de kerk grenzeloos. Alleen de allerbeste kunst was goed genoeg. Dat is voor zowel de kunst als de kerk gunstig.” Maar Frieling betwijfelt of kunst momenteel prioriteit heeft voor christelijke kerken.

Omdat hedendaagse kunst veel omvat en er al zo veel over gesproken wordt, stelt Frieling voor om het terrein van de moderne religieuze kunst duidelijk af te bakenen. Deze kunst wordt in de context van de georganiseerde religie gebruikt, zoals iconen of altaarschilderingen. In andere gevallen verhouden de gebruikers of bezitters zich expliciet tot de religieuze inhoud. De werken kunnen dus niet anders dan religieus geïnterpreteerd worden. “Je moet de functie er wel aan af zien, anders kun je het begrip zo ver oprekken dat het betekenisloos wordt.”

Levert zo’n strak kader nog wel kunst op? “Ja, het kunstenaarschap is meer dan in alle vrijheid kunnen scheppen. Het idee van zuiver autonome, waardevrije kunst heeft zijn hoogtepunt gehad. Kunstenaars zijn vaker op zoek naar concrete doelen voor hun werk. In opdracht werken is geen schande meer.”

Frieling schilderde ooit een altaarstuk en de priester die hem deze opdracht gaf, volgde het werk op de voet. “Zijn opmerkingen gingen ver. Tot de maat van de onderlip van een opgestane Christusfiguur toe. Maar in het geval van religieuze kunst heeft de priester evenveel inbreng als de kunstenaar, dat is prima.”

Ook verbeeldde hij voor de Franciscanen een moment uit het leven van Franciscus. “Zij kwamen zelf met voorstellen. Een verademing na veel opdrachtgevers die wel geld maar geen idee hadden.”

Waar de afrastering van het moderne religieuze kunstterrein moet staan, wordt druk onderzocht. Voor de organisatoren van een symposium aan de Radboud Universiteit staat de beschouwer centraal. Op hun congres over kunst en religie volgend voorjaar weet religieuze kunst een gevoel van verbondenheid met het transcendente of goddelijke op te roepen. Kunst waardoor beschouwers zich deel van een groter geheel voelen. De vraag die deze dag centraal staat: moet dat goddelijke daarvoor in het kunstwerk zelf aanwezig zijn?’

Meer over Gijs Frieling is te vinden op de internetsite van De Nieuwe: de opiniërende kunstkrant van Arti et Amicitiae. In 2006 interviewde Marianne Vollmer hem. Hij vertelde haar onder meer:

‘Ik heb eigenlijk altijd getekend, maar met die religieuze beelden ben ik pas veel later begonnen. Op de Rietveld heb ik eerst heel veel verschillende dingen gedaan, maar ook wel geschilderd. Vooral het werk van Joseph Beuys interesseerde me toen sterk. Pas in het eindexamenjaar nam ik de voor mij belangrijke stap schilder te willen worden. Ik dacht: ik moet kiezen, een ding doen. Dat heb ik gedaan en ik heb me er ook aan gehouden.

Op de Rijksacademie ben ik religieuze schilderijen gaan maken en ik weet nog precies hoe dat begonnen is. Er was een praktische aanleiding voor. Ik had twee hele grote schilderijen (280 x 450 cm) gemaakt die tentoongesteld werden in het Exposorium van de VU. De Open Ateliers kwamen eraan en men vond eigenlijk dat die schilderijen daarbij te zien moesten zijn. Ik ben toen een nieuw schilderij gaan maken, waarvan ik het onderwerp meteen al helemaal voor me zag: Jezus die over het water loopt, een boot met twee mensen er op, een tentje op het dek en zo’n verplaatsbaar toilet, een berg zand en allemaal boeken.

Ik zag het allemaal voor me. En dan kwam Jezus aanlopen over het water (later schilderde ik dat hij knielde). Een soort ontmoeting. Dat werkte toen heel goed, dat je jezelf zo voor het blok zette. En dan in een keer ook maar heel groot, hè. Ik was er natuurlijk ook al heel lang mee bezig. Interesseerde me al heel lang voor religieuze dingen en dacht daar veel over na. Maar een beeld is toch altijd iets dat opkomt.’

Vervolgens komt hij te spreken over sacramenten en het sacramentele karakter van zijn schilderen. Een gedeelte hieruit was ook al te vinden in de tekst bij de tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum.

‘Voor mij is het wezen van Christus onlosmakelijk verbonden met het idee van vrijheid. Dat hoort helemaal bij elkaar. Zo is het in mijn biografie ook gegaan. Ik heb nooit enige dwang van buitenaf gevoeld om te gaan geloven. Ik ben via mijn vrouw lid van de Christengemeenschap geworden, dat enerzijds wel, maar toch geen deel uitmaakt van de katholieke kerk (het is een apart gesticht kerkgenootschap), maar ze hebben wel de sacramenten zoals een mis met brood en wijn, een stervenswijding etc. Dingen die je in de protestantse kerk niet meer hebt.

Een sacrament heeft een liturgie. Dat is een soort partituur voor handelingen die altijd hetzelfde zijn. Daar zijn ze heel strikt in. Ieder woord en ieder gebaar ligt als het ware vast. De verrichte handelingen zijn objectief, geen magie. Als je goed oplet, kun je precies zien wat het is. Die precieze kant interesseert mij, zeker in deze tijd. Want het spirituele ‘isme’, de New Agebeweging en dergelijke, die denken dat iedereen maar moet doen en vinden wat ie denkt – alles is eigenlijk goed – dat vind ik helemaal niks. Zouteloos. Ik vind het heel mooi, dat je zo’n menselijk instituut hebt dat probeert heel precies te zijn. Ja, dat is troostrijk en ook heel sterk.

Binnen die partituur van het sacrament voltrekt zich toch iets dat je niet kunt benoemen. Steeds meer ben ik over het schilderen ook zo, op dezelfde manier gaan denken. De afgelopen jaren werd mijn werk steeds methodischer en wist ik van te voren precies hoe ik het ging maken. Het werk bestaat uit allerlei lagen en dan, bij een van te voren bepaalde laag, is het klaar. Dat is voor mij een manier om me helemaal op de handeling te kunnen concentreren, al je aandacht in de handeling te kunnen stoppen omdat je je niet hoeft af te vragen wat je gaat doen. Dus niet meer het schilderen als avontuur. Juist helemaal niet. Geen enkel avontuur meer.

En dan komt er toch iets in, gebeurt er iets... Ik zie daarin een parallel met de sacramenten. De voorstellingen zijn ondergeschikt geworden daarin. Ik schilder nu alleen nog maar planten en bloemen – Kingdoms noem ik ze – in een soort patronen en ornamenten. Of dat naar abstractie toe zal gaan in de toekomst? Dat is de vraag voor mij, dat weet ik niet. Ik behoud ook altijd wel een bepaalde band met het voorstelbare. Maar veel mensen hebben dat inderdaad wel zo gezien. Die zeggen: je werk is heel abstract geworden ondanks dat er geen twijfel is, over wat het voorstelt. En dat is, denk ik, ook zo.’

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)