Vandaag een soort voorlezen uit eigen werk. Het tiende nummer van de Verbreding, het tijdschrift van de NVAZ (Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders) is anderhalve week geleden verschenen. Daarin op bladzijde 3 een artikel van mijn hand over een minisymposium van het Louis Bolk Instituut begin september, naar aanleiding van het verschijnen van een nieuwe Bolk’s Companion over de Practice of Medicine. Deze Companionsserie prees ik op 15 augustus al aan in ‘Exportartikel’. Dit is dus het vervolg daarop:
Het genezen van een wond is een wonderlijke zaak. Het is onmogelijk te leven zonder een geneesproces. Maar omgekeerd kan iets nieuws ook niet ontstaan zonder dat er eerst een wond is. Je kunt je dit bewust worden door niet alleen te kijken naar de verwonding, maar ook naar het proces dat hier op volgt. Dit gebeurde op een minisymposium van het Louis Bolk Instituut op 9 september in Zeist, waar een nieuwe Bolk’s Companion ten doop werd gehouden. Christa van Tellingen en Guus van der Bie hebben er nu zes geschreven, in het Engels, over de Study of Medicine. Tienduizend stuks hebben hun weg over de hele wereld gevonden. Mede dankzij internet, zodat geïnteresseerden de mogelijkheid hebben een exemplaar voor zichzelf te downloaden (via de website van het Louis Bolk Instituut).
Sinds begin september is hier een nieuwe serie bijgekomen, over de Practice of Medicine, waarvan het eerste deeltje nu is verschenen. Dit gaat over wondgenezing en heeft de titel: ‘The Healing Process. Organ of Repair’. In de eerstgenoemde serie staan algemene onderwerpen centraal, die op fenomenologische wijze worden bekeken: Anatomy, Physiology, Embryology, Biochemistry, Immunology en Pharmacology. De bedoeling is om studenten bij hun studie te helpen meer overzicht te krijgen over de stof, door op een andere wijze te kijken naar de fenomenen. Bovendien is dan de veelheid van de stof beter te ordenen en te onthouden.
De nieuwe serie heeft een ietwat ander doel: deze wil een wetenschappelijke en fenomenologische basis geven voor complementair therapiebeleid. Oorspronkelijk waren de auteurs van plan om een concrete therapeutische benadering van een bepaald ziektebeeld te schetsen. Maar gaandeweg werd duidelijk dat het beter zou zijn eerst nog iets fundamentelers te behandelen. Namelijk de processen die een rol spelen wanneer er een wond is en het lichaam bijzondere krachten in moet zetten om die wond te genezen.
Auteurs in meervoud, want ditmaal is het niet Van Tellingen of Van der Bie die om en om een deeltje schrijven, maar een samenwerking van beide, aangevuld met een derde auteur, Tom Scheffers, huisarts in opleiding. Op het minisymposium werd beschreven welke weg in het boekje wordt gegaan om het proces van wondgenezing te kunnen volgen en begrijpen. Deze weg leidt tot verrassende inzichten, tot een beter begrip van wat genezend werkt. Wanneer dat in gewoon Nederlands verteld wordt, komt het proces heel natuurlijk over en vormen zelfs de medische vaktermen geen echt obstakel meer: homeostase (zelfregulatie), inflammatie (ontsteking), proliferatie (woekering), maturatie (rijpwording). Wat is het eigenlijk dat regenerend werkt? Er wordt een gestalte in de tijd zichtbaar, die je niet met je ogen kunt zien, zo legde Guus van der Bie uit. En toch kun je deze gewaar worden, door je aandacht erop te richten. En zo kun je ook het genezingsproces stimuleren en begeleiden. Dat is een heel fundamenteel vermogen, waar iedere arts, therapeut of verzorgende baat bij heeft.
Op het minisymposium stond de integratieve geneeskunde in het universitair medisch onderwijs centraal. Er blijkt steeds meer behoefte te ontstaan om onderwijs over holistisch werkende complementaire en alternatieve geneeskunde (CAM) in het medisch curriculum op te nemen. Het minisymposium diende om de inbedding van dit onderwijs aan medische faculteiten in Nederland te stimuleren. Hiertoe was Ines von Rosenstiel uitgenodigd, kinderarts en onderzoeker aan het Slotervaart Ziekenhuis in Amsterdam, een inmiddels landelijk bekende voorvechtster van Integrative Medicine. Maar ook Martien Brands, Jean Pierre Jansen, Ineke van den Berg en Wim Gorgels, die hun ervaringen deelden als coördinatoren met CAM-onderwijs aan respectievelijk de VU Amsterdam, het UMC Groningen, UMC Rotterdam en UMC Nijmegen.
Deze presentaties waren ieder op zichzelf boeiend genoeg, maar de onderliggende vraag gaf het geheel een extra spanning mee: hoe kunt je dit soort onderwijs integreren in de bestaande universitaire praktijk en wat zijn de randvoorwaarden die vervuld moeten zijn om het succesvol te maken? Elk van deze gerealiseerde onderwijsmodules lijkt vooral gebaseerd op het sterke persoonlijk initiatief van de betrokkene, wat kracht, maar tegelijk ook zwakte is.
De bedoeling is dat het Louis Bolk Instituut een vervolgsymposium organiseert, om concreet verder aan de gewenste integratie te werken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten