Deze bijdrage van vandaag zou met gemak ook ‘Geboorte’ kunnen heten, net als die van gisteren. Maar als ik geen verwarring wil scheppen, moet ik iets anders verzinnen. Het gaat op deze Tweede Kerstdag trouwens ook over heel wezenlijke verwarring. Over twee geboortes eigenlijk. Daarvoor kan ik aanknopen bij wat ik gisteren reeds te berde bracht. Bij wat ik van Mignon van Bokhoven als de ‘12 heilige nachten’ weergaf. Ik citeer nogmaals een flinke passage, vanaf
‘[ik] vraag u met mij mee te kijken naar twee beelden die ik voor u wil schetsen. Het ene beeld is het beeld van het kerstfeest wat we vieren op 24 en 25 december. Het andere beeld is het kerstfeest dat we kunnen beleven op 6 januari het Driekoningenfeest.’
Dat citeren lijkt me geen overbodige luxe, omdat dit een ingewikkeld verhaal is voor wie het nog niet kent. En zij beschrijft dit heel soepeltjes:
‘Het kerstfeest van de geboorte van het kind Jezus dat wij vieren na de voorbereidingstijd van de advent is een feest van Licht. Het is in veel opzichten een eenvoudig feest. In de Bijbel wordt door twee evangelisten de geboorte van Jezus opgetekend. Lucas beschrijft de geboorte van het kind, Mattheus beschrijft de geboorte van het kind maar dan op geheel andere wijze. De andere evangelisten beginnen hun evangelie met de doop in de Jordaan, de geboorte van de Christus Jezus.
De wijze waarop Lucas het geboorteverhaal beschrijft is eigenlijk de basis voor het kerstfeest zoals dat bij ons bekend is. Het is het verhaal over eenvoudige mensen die zo zuiver van hart zijn, dat zij het Licht ontvangen kunnen. Het verhaal speelt zich af in een sobere omgeving, de stal waar het kind geboren wordt, de herders op het veld die nog de oprechte verwondering kennen. In het afstammingsregister wordt de stamboom van Jezus beschreven van Jezus af teruggaand via de priesterlijke lijn tot koning David en vervolgens tot zoon van Adam, zoon van God. Alsof er rechtstreeks terugverwezen wordt tot het paradijs. Alsof wij op deze dag dat we de geboorte van het kind vieren ons mogen herinneren vanwaar wij afkomstig zijn.
Het andere beeld dat ik voor u wil oproepen is het beeld van het feest van 6 januari. Op deze dag vieren we eigenlijk verschillende feesten. Het Driekoningenfeest, de Epiphanie dwz de verschijning van het licht en de doop in de Jordaan. Op deze dag komen eigenlijk de verhalen van de andere drie evangelisten aan bod. Het verhaal van de evangelist Mattheus beschrijft ook het geboorteverhaal. De klank van dit verhaal is echter heel anders dan dat van Lucas. Dit verhaal speelt zich af in een andere omgeving en ook de figuren die een rol spelen in dit verhaal zijn anders. Hier is geen sprake van armoede, ontbering tijdens de lange reis. Na de geboorte van het kind komen de Magoi, de wijzen uit het oosten, de drie koningen om het kind te vereren. Maria en Jozef ontvangen de magiërs in een huis. Waar in het verhaal van Lucas de herders in de nacht gewekt worden door de engelen om het kind te gaan zoeken, gaan de Wijzen op pad nadat ze door inzicht en onderzoek naar verschijning van de ster denkend hebben geduid wat dit alles moest betekenen. Waar de herders in hun hart werden opgeroepen moesten de koningen door hun denken tot inzicht komen. Doelgericht gaan ze op pad. Ze nemen geschenken mee. Als ze dan bij het kind geweest zijn gaan ze via een andere weg terug. Door de ontmoeting met het Christuslicht zijn ze “anders geworden”.
Ook Mattheus beschrijft een geslachtsregister, deze afstamming begint echter met Abraham en gaat dan voorwaarts via David, dat hij koning is wordt expliciet genoemd en vanaf David volgt dan een lijn van koningen tot Jakob die verwekte Jozef, de man van Maria.
Deze verhalen staan dan zo naast elkaar, het hartverwarmende lichtfeest van de geboorte van het kind Jezus met de herders, eenvoudig van hart, vol van devotie en daarnaast het feest van de Driekoningen, die doelgericht met hun geschenken voorwaarts gaan, de weg van kennis.
Daarin zit nog een ander aspect: Het lucasverhaal speelt zich af in de schemering, tegen de avond wordt de stal bereikt, en in de nacht vindt dan de geboorte plaats; ook de herders worden gewekt in de nacht en vereren het kind. Dan de drie wijzen, zij komen uit het oosten, daar waar de zon opkomt, uit het Morgenland. Een lange nacht van kerst tot driekoningen.’
Einde citaat. Nu wil het toeval – maar u weet het al: wat heet toeval in deze – dat heel recent deze kwestie ook op een andere plek wordt aangesneden. Op drie plekken maar liefst, om precies te zijn. Waar zal ik beginnen? Bij Trouw maar weer, en de onverbeterlijke afdeling Religie & Filosofie, zoals ik al eerder heb gedaan. Nog op 11 december in ‘Alarmisme’, waar ik schreef dat
‘Frans Olofson, met de inhoud van zijn website “Salicornia”, op de website van Trouw van de partij is, ja zelfs door de redactie van “Religie & Filosofie” extra wordt “Uitgelicht” (...) Dat staat er nu nog steeds zo, alleen... zijn weblog is er daar niet meer bij (je krijgt niets te zien als je op die link klikt).’
Dat is nu nog steeds zo (ook daar op de website wordt blijkbaar slecht opgelet). Maar er is wel iets anders opvallends op dezelfde pagina te vinden. Namelijk dit (scroll naar beneden en kijk dan in de kantlijn rechts):
‘Weblogs Religie en Filosofie
Laatste lezersblogs
Schrijft u graag? Begin een blog op het gebied van Religie en Filosofie of lees hier de blogs van andere gebruikers.
Kerst toespraak koningin Beatrix 2009
\"DE VERO ANNO - Over het geboortejaar van Jezus Christus\" door Werner Greub
Stilleven op de kassaband
Nog meer kerst
Het mooiste cadeau.
Walk the talk’
Dat ‘begin een blog’ laat een mens zich natuurlijk geen tweemaal zeggen. Zeker de enthousiaste Robert Jan Kelder niet – die kwamen we trouwens onlangs ook hier tegen, op 15 december in ‘Zorgbouw’, waar ik over hem schreef:
‘Robert Jan Kelder staat bekend als bijzonder actief op dit gebied.’
‘Dit gebied’ slaat dan op wat ik voor het gemak maar even interne aangelegenheden van de Antroposofische Vereniging noem. Maar hij is dus ook bijzonder actief als het om graalonderzoek gaat, zeker als dat wordt uitgevoerd door Werner Greub (de andere omstreden antroposoof voor wie hij zich evenzo zonder aanzien des persoons inzet, is Herbert Witzenmann). Zo’n link naar ‘\”DE VERO ANNO - Over het geboortejaar van Jezus Christus\” door Werner Greub’ op de beginpagina van Religie & Filosofie moet dus van hem afstammen. En dat doet hij ook. We kunnen vervolgens eerst hier naartoe: ‘Bekijk alle berichten van Willehalm’. We lezen daar ter inleiding dit:
‘Door de vertaler Robert Jan Kelder:
Op deze kerstavond 24 december 2009 zal op deze blog en elders een begin worden gemaakt om de oplossing van een eeuwenlange strijdvraag over het geboortejaar van het Jezuskind, cq. de twee Jezuskinderen, door Rudolf Steiner precies 100 jaar geleden in 1909 – zoals uiteengezet in de onderstaande tekst van Werner Greub (1909-1997) – aan de grote klok te hangen. Deze tekst is de vertaling van het begin van het eerste hoofdstuk “De wedergeboorte van Zarathoestra” van het derde deel van Werner Greubs graaltrilogie “Erwachen an Goethe” (De wekroep van Goethe) over de graalgeschiedenis van de mensheid van Zarathoestra tot Rudolf Steiner, waarvan het eerste deel “Willem van Oranje, Parzival en de Graal – Wolfram von Eschenbach als historicus” (zie mijn blogs op de rubriek Schrijf!) door Uitgeverij Willehalm dit jaar op 28 mei in de Amstelkerk te Amsterdam werd gepresenteerd.
Het is de bedoeling, als een soort feuilleton, elke dag of paar dagen regelmatig vertalingsbijdragen aan dit eerste hoofdstuk te leveren en daarna van het tweede hoofdstuk “Duur van de Christus-incarnatie” en het derde “Zarathoestra en de Magiërs” – allemaal hoofdstukken die zich uitgebreid uiteenzetten met de ontdekking van Rudolf Steiner dat het Lucas- en Mateüsevangelie waarheidsgetrouw berichten over de geboorte van twee verschillende Jezuskinderen in Bethlehem van verschillende ouders, beiden Josef en Maria geheten. De in deze hoofdstukken ontwikkelde opvatting van Werner Greub over het leeftijdverschil van de twee Jezuskinderen van 6 jaar in plaats van slechts enkele maanden, maakt deel uit van een heftige strijdvraag die destijds aan het Goetheanum, Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in Dornach – de uitgever van het eerste deel van zijn trilogie in 1974 – woedde. Deze geestesstrijd heb ik in mijn inleiding op dit eerste deel onder de titel “Graaloorlog aan het Goetheanum” (zie ook mijn blogs op Schrijf!) ter sprake gebracht.
Verder is het de bedoeling dat dit een interactief feuilleton wordt, dwz. dat ik zal proberen op immanente kritiek in te gaan. Zo is bijv. al verwezen naar bijdragen op Wikipedia waar beweerd wordt dat de opvatting van de Weense astronoom Ferrari d’Occhieppo uit zijn hier ter sprake gebrachte boek “De Ster der Wijzen” uit 1969 achterhaald zou zijn. Zo is te hopen dat op deze manier dit derde deel van Werner Greubs graaltrilogie – dat meer dan dertig jaar geleden begonnen werd, telkens weer bewerkt en uitgebreid werd en pas in 2004 door zijn zoon Dr. Marcus Greub in eigen beheer werd uitgegeven – door vakkundige kritiek en aanvullingen op de laatste stand van de Bijbelwetenschap en graalgeschiedenis van de mensheid wordt gebracht en uiteindelijk als boek aan de openbaarheid kan worden overgedragen.
reacties (1)
Geschreven door Willehalm op 24 december 2009 17:06’
Je kunt alleen maar bewondering hebben voor de niet aflatende ijver waarmee Robert Jan Kelder de zaken die hij van belang acht aan de man tracht te brengen. En daarbij is het nog interessant ook wat hij te berde brengt. – De reactie die deze bijdrage heeft opgeleverd stamt overigens van hemzelf. Het geeft deze verwijzing:
‘Op www.willehalminstitute.blogspot.com staat een Engelse versie van deze tekst met de titel “DE VERO ANNO – On the Birtday of Jesus Christ”’
Maar laten we eerst eens kijken wat Werner Greub over dit hele vraagstuk schrijft. Daarvoor gaan we direct door naar de tekst zelf:
‘Bijdrage 1 van 24 december 2009
1.1 De wedergeboorte van Zarathoestra
Historisch graalonderzoek leent zich ook om licht op het historische Christusleven te werpen. In het eerste deel van mijn onderzoeksverslag “Willem van Oranje, Parzival en de Graal – Wolfram von Eschenbach als historicus” werd erop gewezen dat de grote conjunctie van het jaar 7 v. Chr. dat gebeuren uitbeeldt dat Matteüs in het tweede hoofdstuk van zijn evangelie als de Ster der Wijzen of Magiërs uit het Morgenland beschrijft en dat de eerste terugkeer van deze grote conjunctie in het jaar 848 n. Chr. het tijdstip markeert dat Parzival graalkoning werd.
Nu kan men echter het kosmische verband tussen de Ster van Bethlehem en de Ster van Munsalvaesche in twijfel trekken door te beweren dat de grote conjunctie van het jaar 7 v. Chr. niet de Ster van Bethlehem kan zijn, omdat Jezus zoals bekend niet in het jaar 7 v. Chr. maar in het jaar nul, cq. één zou zijn geboren.
In de nieuwe tijd heeft voor het eerst de astronoom Johannes Kepler een grote conjunctie als astronomisch gebeuren achter de Ster van Bethlehem gezien. Hij heeft in dit sterrengebeuren die hemelse gebeurtenis herkend die de evangelist Matteüs ons als kosmische begeleiding van zijn Jezusgeboorte beschrijft. De drie Magiërs richtten zich naar een sterrengebeuren dat ten tijde van de geboorte aan de hemel kon worden gade geslagen. Kepler heeft deze passage in het Matteüs-evangelie over de drie Magiërs astronomisch geduid.
Hij vermoedde weliswaar dat er gelijktijdig ook nog een nieuwe ster, een Nova, had kunnen verschijnen, omdat een dergelijke Nova, die hij in het jaar 1604 zelf geobserveerd had, na een grote conjunctie volgde.
De nieuwe astronomie bevestigt Keplers vermoeden van het bestaan van een grote conjunctie, gelooft echter niet aan een Nova.
Sinds de vondst van een Babylonisch spijkerschrifttablet (Britse Museum Inf. Nr. 35429), waarop de afzonderlijke fasen van de grote conjunctie van het jaar 7 v. Chr. die de Magiërs volgden, opgetekend zijn, kan er geen twijfel meer over bestaan dat Keplers astronomische duiding van de geboortetijd van de Matteüs-Jezus juist is.
Wanneer men van deze geboortedatum uitgaat, dan stemmen alle aanwijzingen van Matteüs met de historisch-politieke verhoudingen in het toenmalige Jeruzalem overeen. Alles is historisch in orde. Het Matteüs-Evangelie schijnt waar te zijn. De enige tegenstrijdigheid bestaat daarin dat onze jaartelling pas zes en een kwart jaar later begint.
Nu beschrijft echter ook Lucas een Jezusgeboorte. Men kan niet zeggen de Jezusgeboorte. Zijn beschrijvingen spreken op alle punten datgene tegen wat Matteüs zegt. Lucas toont volledig andere verhoudingen. Herodes is allang dood. Van een kindermoord is geen sprake en de ouders van Jezus wonen in Nazareth, terwijl de ouders van Jezus, die Matteüs beschrijft, in Bethlehem woonachtig waren.
De ouders van Jezus van Nazareth gaan na de tijd van reiniging ongehinderd naar Jeruzalem om hun zoon in de tempel te tonen, terwijl de ouders van de Jezus van Bethlehem naar Egypte vluchten en daar verblijven tot zich de politieke verhoudingen in Jeruzalem fundamenteel gewijzigd hebben.
Geïsoleerd beschouwd is ook de beschrijving van de Lucasgeboorte in zich sluitend en consequent. Ze weerspreekt de overgeleverde geschiedenis niet. De geboorte stemt bovendien ook ongeveer met onze jaartelling overeen. Het Lucas-Evangelie schijnt dus ook waar te zijn. Beide evangelies kunnen gelijktijdig echter alleen dan waar zijn, wanneer er van twee verschillende geboortes sprake is, die op verschillende tijden plaatsgevonden hebben. Juist dit is echter – na tweeduizend jaar – nog geenszins een officieel erkend credo van de Christenheid. Het feit dat elk van de twee beschrijvingen op zich beschouwd historisch geloofwaardig is, elkaar echter uitsluiten, was eeuwen lang de het grootste raadsel van het evangeliënonderzoek. Ze is het in brede kringen ook vandaag de dag nog.
Deze grootse strijdvraag van het evangeliënonderzoek werd in het jaar 1909 door Rudolf Steiner volledig beantwoord toen hij erop wees dat er toentertijd in Bethlehem twee Jezuskinderen geboren werden. De evangelisten Matteüs en Lucas schilderen niet één en dezelfde geboorte vanuit twee verschillende gezichtspunten, maar duidelijk twee geheel verschillende geboortes.
De ene geboorte vond plaats vóór de dood van Herodes, de andere pas daarna. Wanneer we deze ontdekking van Rudolf Steiner erkennen, dan lossen zich alle schijnbare tegenstrijdigheden van de geschiedenis van de twee geboortes op. Negentienhonderd en negen jaar na de geboorte van Christus heeft Rudolf Steiner de ware geschiedenis van deze geboorte onthuld en deze voor het menselijke bewustzijn toegankelijk gemaakt. Dit was – historisch gezien – de eerste geestesgave van de in het etherische werkzaam wordende Christus. Het is geen toeval dat deze onthulling in die geografische streek werd gedaan, waarin ook de graalgebeurtenissen van de negende eeuw plaatsgevonden hebben (zie Rudolf Steiner, “Het Evangelie naar Lucas”, GA 114; deze voordrachten werden gehouden in Bazel, een stad in de buurt van de Arlesheimer Ermitage, het centrale graalgebied in de 9de eeuw).
Wanneer alleen het feit ter kennis wordt genomen dat er twee Jezuskinderen geboren werden, maar niet onderkend wordt dat hun leeftijdsverschil enkele jaren bedroeg, dan bestaan de tegenstrijdige chronologische verschillen tussen het Matteüs- en het Lucas-Evangelie onverminderd voort. Op die manier zijn we weliswaar een interessante aanvulling op de geboortegeschiedenis te weten gekomen, maar deze kennisvermeerdering is geen doorslaggevende bijdrage aan het historische evangeliebegrip, omdat de chronologische tegenstrijdigheden die de kennis van de ware geboortegeschiedenis van het christendom verhinderen, niet afgebroken, maar opnieuw bevestigd worden.
Rudolf Steiner heeft door zijn ontdekking van twee Jezuskinderen de waarheid van de anders volledig tegenstrijdige geboortegeschiedenis sluitend aangetoond. Dit bewijs van de waarheid sluit de opvatting dat het leeftijdsverschil tussen beide Jezuskinderen slechts enkele maanden bedroeg uit.
Het is de moeite waard dit vraagstuk in all zijn consequenties te overdenken. Vier verschillende opvattingen treden heden op de voorgrond:
A. De eerste opvatting:
Er wordt beweerd dat er slechts een Jezusgeboorte bestaat, die welke Matteüs beschrijft. Deze blijkt beter onderbouwd dan die van Lucas. Tegenwerpingen die men vanuit het standpunt van het Lucas-Evangelie tegen de duiding van de grote conjunctie als teken van de geboorte van de Messias heeft gemaakt, worden door de markantste vertegenwoordiger van de Matteüsgeschiedenis, Ferrari d’Occhieppo (gewoon hoogleraar aan de universiteit Wenen in zijn boek “Der Stern der Weisen”, Wenen Herold Verlag 1969. p. 123) als volgt ontzenuwd:
Vorm en inhoud van de perikoop Matth. 2:1-12 doen een door de evangelist slechts weinig veranderde eigen bericht van de Magiërs als speciale bron vermoeden.
Een vakkundige opvatting van de vanouds veelal onbegrepen uitspraken over de ster is het resultaat van de herwonnen kennis van de laat-Babylonische astronomie. Er blijft geen spoor van een legendarische rest over.
Avondopgang en stilstand van de ster die de perikoop bijzonders naar voren brengt, kunnen met twee in spijkerschriftoorkonden chronologisch vastgestelde fasen van de planeet Jupiter geïdentificeerd worden.
De duiding van deze hemelse voorvallen in de door de Magiërs van het evangelie beweerde zin is uit de in de Babylonische astronomie aantoonbare indelingen logisch af te leiden. Een zekere kennis van Bijbelse profetieën en historische analogieconclusies en politieke overwegingen zouden de Magiërs in hun verwachtingen hebben kunnen versterken.
De astronomische datering van de reis der Magiërs valt binnen de perken van historisch betrouwbare tijdgrenzen.
Al met al is de besproken perikoop niet op waarde te schatten als het product van wilkeurige literaire fantasie of versiering, maar in tegendeel met zekerheid als historisch document.
B. De tweede opvatting:
Er wordt gezegd dat er slechts een Jezusgeboorte is, die welke Lucas ons beschrijft. Alleen deze stemt ongeveer overeen met de christelijke jaartelling en het is aanneembaar dat de chronologen die de jaartelling bepaald hebben in elk geval hun goede gronden hebben gehad om zich op Lucas te baseren.
Daarop is te zeggen dat Lucas weliswaar zelf aanknopingspunten voor een datering van zijn Jezusgeboorte aangeeft, maar dat zijn versie echter – zolang slechts met één geboorte wordt gerekend – nauwelijks kans heeft zich naast Matteüs te handhaven.
C. De derde opvatting:
Er bestaan twee verschillende Jezuskinderen. Beiden zijn slechts enkele maanden na elkaar in Bethlehem geboren en wel aan het begin van onze jaartelling. De Ster van Bethlehem kan derhalve niet met de grote conjunctie van het jaar 7 v. Chr. geïdentificeerd worden, omdat deze conjunctie niet in het jaar één heeft plaatsgevonden.
D. De vierde opvatting:
Die luidt als volgt: Er bestaan twee verschillende Jezusgeboortes, namelijk die welke ons Matteüs schildert (in de zin van de onder A. genoemde gronden in het jaar 7 v. Chr.), en die onder B. aangevoerde geboorte één jaar voor het begin van onze jaartelling, dus rondom Kerstmis van het jaar 2. v. Chr.
Deze vierde opvatting kan er aanspraak op maken met alle aanwijzingen van beide evangeliën overeen te stemmen.
Opvatting A bevestigt Matteüs, sluit echter Lucas uit. Opvatting B bevestigt Lucas, sluit echter Matteüs uit. Opvatting C bevestigt niet eens Lucas en sluit ondanks de erkenning van een tweede Jezusgeboorte de Matteüs-geboortegeschiedenis uit.
Bij onderzoekers die met slechts één Jezuskind rekenen, staat tegenwoordig de opvatting A op de voorgrond. Ze wordt wetenschappelijk zo inzichtelijk onderbouwd dat ze ook door een vertegenwoordiger van de opvatting D met betrekking tot de oudere van de beide kinderen volledig erkend kan worden. Maar deze vertegenwoordiger van opvatting D houdt daarnaast ook nog rekening met een tweede geboorte, met degene welke Lucas beschrijft. Hij geeft deze geboorte echter zoveel later aan, dat beide evangeliën synchroon met de geschiedenis lopen.
Bij de onderzoekers van de groepen C en D gaat het uitsluitend om leerlingen van Rudolf Steiner of om onderzoekers die uit eigen inzicht de juistheid van de bevindingen van Rudolf Steiner erkennen. Men moet derhalve vragen waarom deze groepen onderzoekers C en D, die beiden met Rudolf Steiner in overeenstemming geloven te staan, tot zulke uiteenlopende opvattingen komen.
Ter beantwoording van deze vraag is het noodzakelijk om eerst de beide geboorteverhalen te vergelijken en vast te stellen welke tegenstrijdigheden we aan de beide evangeliën kunnen ontlenen.
(Wordt vervolgd.)’
Hij weet het spannend te maken, ik kan niks anders zeggen. Maar niet iedereen deelt die mening. Nu had ik het er in het begin over dat deze kwestie op maar liefst drie plekken tegelijk wordt aangesneden. Dat heeft met het niet aflatend enthousiasme van Robert Jan Kelder te maken. Want wat blijkt? Hij heeft precies dezelfde tekst ook op het forum van de Antroposofische Vereniging gezet (‘Beginpagina / Discussieplein / “DE VERO ANNO – Over het geboortejaar van Jezus Christus” door Werner Greub [Bekeken 33 keer] Toegevoegd: 24/12/2009 - 17:30’). Vanochtend plaatste de eveneens onvermoeibare Rob Steinbuch er deze reactie meteen onder:
‘Het verhaal over de “Ster van Bethlehem” als conjunctie van twee planeten is een sympathieke poging van astronomen om het Evangelieverhaal voor moderne, seculiere westerlingen een nieuwe kleur te geven.
Maar voegt deze discussie ook iets wezenlijks toe aan het Mysterie van Golgotha?
De visie van Rudolf Steiner op de “conjunctie” van de twee Jezuskinderen schept een geweldig panaroma op de Jezuspersoon die tijdens de doop in de Jordaan de Christusgeest in de kiem ontving, als begin van zijn openbaar leven. De stromen die vanuit deze twee gestalten in één gestalte samenkomen doen ons iets meer begrijpen van de taak die ons wacht. Het gaat er immers om dat Mysterie van Golgotha handen en voeten te geven.
Aan de resultaten van het astronomisch onderzoek heb ik daarbij geen behoefte. Hoe integer het ook bedoeld is.’
Dat is natuurlijk wel een domper, zo’n reactie. Daar wordt een mens niet vrolijk van. Dat gebeurt Robert Jan Kelder dan ook prompt. – Maar er is nog een derde plek waar deze tekst te vinden is. En dat is op zijn eigen weblogadres, het ‘Willehalm Instituut voor anthroposofie als graalonderzoek, koninklijke kunst en sociale organica’. Daar vinden we wederom ‘“DE VERO ANNO – Over het geboortejaar van Jezus Christus” door Werner Greub’. Maar hier blijkt na ‘Aflevering 1 van 24 december 2009’ er al een ‘Aflevering 2 van 26 december 2009’ te zijn toegevoegd. Die gaan wij nu natuurlijk meteen met rode oortjes lezen:
‘Zowel Matteüs als Lucas beschrijven de geboorte van een jongen die van David afstamt. De stambomen van Abraham tot David stemmen in beide evangeliën absoluut overeen. De controle van de identiteit van beide stambomen wordt alleen bemoeilijkt door het feit dat de stamboom van Lucas van David naar Abraham, cq. via Adam naar God teruggevoerd wordt, terwijl de andere de opsomming van de generaties omgekeerd – van Abraham naar David – laat lopen. Als we beide stambomen in dezelfde richting opschrijven, dan is de overeenstemming tot en met David evident. We zouden derhalve, indien er slechts één Jezusgeboorte zou zijn, ook van David tot en met Josef overeenstemming verwachten. Na David is er echter geen enkele overeenstemming. De afstammingslijn van Matteüs voert van David via diens zoon Salomo naar een Josef die in Bethlehem woont. Die van Lucas loopt via Nathan, de andere zoon van Josef, naar een Jozef die in Nazareth woonachtig ist. Uit deze reeks voorouders blijkt dus eenduidig dat beide Josefs niet identiek kunnen zijn. Ook diens zonen, die beiden Jezus heten, zijn derhalve twee verschillende mensen. Evenzo zijn de beide vrouwen, die in beide evangeliën Maria heten, twee verschillende personen. De ene is met een Nazarener, de andere met een man uit Bethlehem getrouwd.
Aan het Matteüs-evangelie is te ontlenen dat de Jezus uit de Solomische lijn van het Huis van David – nog tijdens het leven van Herodes – in Bethlehem, de woonplaats van zijn ouders, geboren wordt, want hij bevindt zich wegens deze koning in levensgevaar.
De Lucas-Jezus wordt later geboren. “Ten tijde van Augustus” zegt eigenlijk niets, want ook de oudere Jezus werd ten tijde van Augustus geboren. Lucas heeft het er echter ook over dat Cyrenius landvoogd in Syrië is. De ouders van de Lucas-Jezus wonen in Nazareth in Galilea. Galilea behoort aan Syrië. Josef en Maria komen voor de “taxatie” slechts tijdelijk naar hun geboorteplaats Bethlehem. Over gevaren door Herodes wordt terecht niet gesproken, want Cyrenius werd pas in het jaar na de dood van Herodes landvoogd in Syrië.
Geheel verschillend is ook het bekendmaken van de desbetreffende geboorte. Die van de Matteüs-Jezus wordt door een “ster” begeleid, die de Wijzen uit het Morgenland toont dat “de tijd is gekomen”. De Magiërs komen “van de opgangen” naar Jeruzalem en winnen inlichting in bij Herodes over de geboorteplaats van de nieuwe koning. De schriftgeleerden wijzen naar Bethlehem. Herodes wil op zijn beurt weten wanneer het kind geboren is. Na de verering van de Jezus van Bethlehem keren de Magiërs – onder omzeiling van Jeruzalem – terug naar hun geboorteland. De ouders vluchten met hun kind naar Egypte en Herodes beveelt de kindermoord. Aldus bericht Matteüs.
Naar de geboorte van de Lucas-Jezus komen geen koningen, maar herders uit het veld, aan wie de geboorte door een engel wordt geopenbaard. De ouders keren ongehinderd via Jeruzalem – ten tijde van Herodes nog het hol van de leeuw – naar het woonplaats terug en komen van daaruit alle jaren zonder gevaar naar Jeruzalem voor het Passahfeest.
Uit deze tegenstelling is evident dat in het ene geval Herodes een beslissende rol speelt, terwijl in het andere van een bedreiging door Herodes geen sprake is. Rudolf Steiner, de herontdekker van de twee Jezuskinderen, heeft er zelf op gewezen dat één van beide jongens vóór de kindermoord, de andere pas daarna werd geboren. (Zie de reeds genoemde voordracht “Het samenvloeien van de belangrijkste geestelijke stromingen van het Boeddhisme en van Zarathoestra in Jezus van Nazareth. De Nathanische en de Salomonische Jezus” van 19 september 1909 uit de reeks 10 voordrachten “Het Evangelie naar Lucas", GA 114.)
Zijn weergave betekent de oplossing van de eeuwenoude vraag van het evangelieonderzoek naar de waarheid van de beide geboorteverhalen. Ze bevat tegelijkertijd ook een kiem van een interpretatie welke die oplossing weer ongedaan maakt. De kritische zin luidt: “Enkele maanden uit elkaar lagen dus de geboortes van de beide Jezuskinderen.”
Deze zin wordt tegenwoordig door zijn leerlingen zo geïnterpreteerd alsof daaruit de bovengenoemde opvatting C resulteert: “Er zijn twee Jezuskinderen, wier geboortes slechts enige maanden uit elkaar liggen.”
Wie aan het bovengenoemde Rudolf Steiner-citaat deze zin ontleent, zonder daarbij gewag te maken dat de betekenis daarvan door de verwijzing naar de kindermoord gerelativeerd wordt, handelt niet deskundig. Rudolf Steiner zegt niet hoeveel maanden de geboortes uit elkaar lagen, maar hij zegt wel in alle duidelijkheid dat de oudere Jezus nog tijdens het leven van Herodes geboren werd, terwijl de jongere Jezus – zelfs Johannes – pas na de dood van Herodes geboren werd. Rudolf Steiner maakt hier duidelijk dat het hem erop aankomt op een voorlopig niet exact bepaald tijdverschil te wijzen. Een andere betekenis kan de formulering “enkele maanden” niet hebben, omdat aan de verwijzing naar de kindermoord een grotere betekenis moet worden toegekend dan de formulering “enkele maanden”. Enkele maanden betekent hier geenszins datgene wat dit begrip onbeperkt te betekenen heeft. De betekenis van dit begrip richt zich hier naar het daadwerkelijke tijdstip van de dood van Herodes. Over de datum van deze dood zegt echter Rudolf Steiner niets. Daarmee staat vast dat de zin van “enkele maanden” niet de betekenis van een precieze tijdsaanduiding heeft.
Wie het hoofdgewicht op die uitspraak legt dat de geboortes slechts enkele maanden uit elkaar liggen, neemt door het benadrukken van deze zin op de koop toe dat daardoor andere onderzoeksresultaten vernietigd worden. Vooral wordt met deze zin verhinderd dat de door Rudolf Steiner gevonden oplossing van deze eeuwenoude vraag van het evangelieonderzoek algemene erkenning kan krijgen. De chronologische tegenstrijdigheden tussen Lucas en Matteüs worden niet weggenomen, wanneer men weliswaar met twee Jezuskinderen rekent, dezen echter als tegelijkertijd, dwz. slechts enkele maanden uit elkaar, in Bethlehem geboren beschouwd. Daarmee worden weliswaar “tegenstrijdigheden” tussen stambomen en “tegenstrijdigheden” in de geografische verhoudingen (Judea-Samaria en Galilea-Syrië) opgelost, maar de anachronismen blijven bestaan, zolang men dit gering leeftijdsverschil aanneemt.
In de bovengenoemde zin worden we opgeroepen zelf na te denken. Rudolf Steiner zegt: “U ziet dat men over al deze dingen werkelijk nadenken moet...”
(wordt vervolgd.)’
Nou, van mij mag hij doorgaan. Ik vind het wél interessant. Want Grueb duidt met het laatste – het oplossen van ‘“tegenstrijdigheden” tussen stambomen en “tegenstrijdigheden” in de geografische verhoudingen (Judea-Samaria en Galilea-Syrië)’ – uiteraard op Emil Bock, met zijn ‘Tussen Betlehem en de Jordaan’ (dat tegenwoordig trouwens niet meer te krijg blijkt). Ik ben voor nader onderzoek en verdere voortgang en vooruitgang, zeker als je daarmee meer inzicht in geschiedenis krijgt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten