We kijken hier over de rand van de basculebrug (Koninginnebrug), die we gisteren voor het eerst konden aanschouwen, en zien in de verte het ijle silhouet van de Erasmusbrug (‘de Zwaan’), die we alweer lang geleden achter ons hebben gelaten. Maar in feite is het nog altijd diezelfde zondagochtend in juli om inmiddels vijf minuten voor half negen ’s ochtends.Mensen die niet van lange stukken houden, moeten vandaag maar overslaan. Ik wil graag bij afgelopen woensdag aanknopen, bij
‘Reacties’ (dat was ook al zo lang). Het ging die dag om het weblog van Aertjan Grotenhuis over ‘Geld’, in dit geval om
‘Kamer zoekt oplossing voor alternatieve artsen’. Daar verscheen de ene na de andere reactie (dat was overigens ook zo bij zijn andere berichten over de complementaire gezondheidszorg, die verheugen zich allemaal in grote populariteit qua commentaren). De een was nog mooier dan de andere. Ik had woensdag een aantal integraal overgenomen, van Xavier Beijering, van P. de Bruin, van Ed Brink, van een zekere ‘Pro Gnosticus’, maar ook van Jan Keppel Hesselink himself, van Hoo Kwee en van Fernand Debats. Van deze laatste zelfs twee reacties.
Mag dat allemaal zo maar, kunt u zich afvragen, hele stukken van anderen overnemen? Nee, eigenlijk mag dat niet. Er bestaat wel zoiets als citaatrecht, maar dat houdt slechts een aantal zinnen in, veel verder mag je niet gaan. Waarom doe ik dat dan wel? Nou ja, weet u, een weblog is niet hetzelfde als een gedrukt boek (hoewel er in wetenschappelijke werken over het algemeen veel ruimer geciteerd wordt, maar dat heeft daar zijn functie). Ik kan dit hier op deze manier niet verkopen, ik verdien er ook niets aan. Bovendien verantwoord ik alles keurig, noem mijn bronnen met naam en toenaam, geef de link erbij. Ik maak bijna alleen gebruik van wat de lezer via de link ook direct zelf kan vinden. Een weblog is toch een meer persoonlijk logboek (ook al is dat hier een beetje anders, namelijk meer thematisch) en voor ‘privégebruik’ is meer toegestaan. Maar ik geef toe, het creëert een nieuwe situatie zo’n weblog, die nog niet volledig is uitgekristalliseerd, dus daar moet jurisprudentie zijn werk gaan doen.
In dit specifieke geval is het nog weer wat anders. Ik wil hier namelijk de vervolgbijdragen van Fernand Debats integraal gaan overnemen. Hij plaatst ze als commentaren op een weblog, van Aertjan Grotenhuis. Dat is allemaal openbaar, voor iedereen te lezen en in te zien. Wordt het daarmee eigendom van Aertjan Grotenhuis, of van NRC Handelsblad? Of blijft het auteurs- en publicatierecht bij Debats zelf? Ik weet het eigenlijk niet. In ieder geval is het zijn bedoeling om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, dat kun je wel raden. Wat is er dan mooier dan dat ik zijn stukken netjes onder elkaar zet als één verhaal, hap- en leesklaar? Lekker makkelijk voor mij, en mooi voor hem. Maar de belangrijkste overweging voor mij blijft echter een inhoudelijke: hij kan prima een verhaal vertellen, weet dit goed op te bouwen, en biedt zo veel inzicht in het medische en wetenschappelijke bedrijf. Dat krijg ik op deze manier zomaar gratis en voor niks in de schoot geworpen. Ik zou wel gek zijn om er geen gebruik van te maken!
Ik heb natuurlijk ook opgezocht wie Fernand Debats eigenlijk is. Hij blijkt een collega van homeopaat Jan Scholten, medeoprichter van het Homeopathisch Artsencentrum Utrecht, die eerder door de Vereniging tegen de Kwakzalverij zo ongenadig op de hak werd genomen (ik noemde dit op 1 september in ‘Voortgaande strijd’). Ik vond het volgende:
‘Fernand Debats (1948) heeft zich na zijn studie geneeskunde en opleiding tot huisarts intensief beziggehouden met de homeopathie en andere complementaire en additieve geneeswijzen. Hij werkt nu bijna 30 jaar als vrij gevestigd homeopathisch arts; momenteel houdt hij praktijk in Maastricht en Weert en richt zich bij de behandeling van zijn patiënten op de combinatie van homeopathie en healing.
Fernand is een van de oprichters van de Stichting Homeopathische Opleidingen (SHO) en was daar meer dan 25 jaar actief bij de nederlandse opleiding voor homeopathie voor artsen. Hij leverde hij een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de modulaire opzet van de basiscursus homeopathie. Deze opzet heeft veel erkenning gekregen in Europa en de rest van de wereld en is door verschillende scholen overgnomen, zoals het Royal Homeopathic Hospital in Glasgow.
Als voorzitter van de commissie kwaliteit van de Vereniging van Homeopathische Artsen in Nederland (VHAN) droeg hij zijn steentje bij aan de professionalisering van de beroepsgroep. Hij was gedurende 4 jaar voorzitter van de werkgroep onderwijs van de European Committee for Homoeopathy (ECH) te Brussel. Fernand heeft in vele landen lesgegeven, zowel over de theorie van de homeopathie als over haar practische toepassingen. Momenteel doceert hij o.a. aan het Instituut voor Eclectische Energetische Natuurgeneeswijzen te Panheel. Voor al zijn werk werd hij in 1995 onderscheiden met de Arij Vrijlandt prijs.
Zijn talenten voor wetenschappelijk denken hebben hem geholpen om de theoretische achtergronden van de geneeskunde in het algemeen en de homeopathie in het bijzonder te analyseren. De vruchten van deze analyse vindt u terug in zijn boek “Diadoxie”. Meer informatie op zijn website www.quodnatura.info.’
Goed, terug naar zijn commentaar dat ik dus woensdag aanhaalde, waarin hij de lezer een aantal vragen voorlegde:
‘In dit verband rijzen een groot aantal vragen, waarvan de belangrijkste:
1. Wat is wetenschap?
2. Wat is leven?
3. Is geneeskundig handelen dat zich uitsluitend baseert op in principe herzienbare wetenschappelijke feiten – of beter gezegd wetenschappelijke resultaten – mogelijk en/of wenselijk?
4. Wat is de grondslag van de uitdrukkelijke wens van enkele miljoenen aardbewoners om anders dan regulier-technologisch behandeld te worden in geval van ziekte en waar komt het vertrouwen vandaan dat deze mensen hebben in de CAM methoden, respectievelijk: hoe kan het dat wereldwijd vele honderdduizenden universitair opgeleide artsen, wetende dat e.e.a. nog niet is bewezen volgens gangbare methodologieën toch kiezen voor een CAM benadering?
5. Hoe gaat de wetenschappelijke gemeenschap om met controversen in eigen kring en met controversiële inzichten die niet uit het eigen kamp voorkomen?
6. Is pluriformiteit van het medisch handelen wenselijk of noodzakelijk?
7. Mogen wij ervan uitgaan dat wat nog niet bewezen is ook onbewijsbaar is?
Wordt vervolgd’
Zijn eigen antwoord op de vraag ‘wat is wetenschap’ gaf ik meteen diezelfde avond in een update. Nu de andere zes nog. Die zijn sindsdien succesievelijk ook verschenen (weliswaar in verschillende volgorde). Ik laat ze hier zonder commentaar volgen.
Reactie 48 op donderdag 23 oktober 2008, 01:21 uur:
ad vraag 2. Wat is leven?
Een voor de hand liggende, maar moeilijk te beantwoorden vraag. Voorstel: leven is een onafgebroken inspanning van organismen om niet terug te vallen tot de toestand van de dode materie. Wanneer iemand dood is heb je dat i.h.a. vrij snel door, maar de vraag wat er nu precies verdwenen is toen de dood intrad, is moeilijker te beantwoorden. Je zou het ‘leven’ kunnen noemen. Zijn dit soort vragen relevant voor het onderwerp waar wij het over hebben? Wis en waarachtig!
Onze nosologie (ziektenleer) berust op de cellulair pathologie, die ontwikkeld is door Virchov, die overigens een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ‘verbanning’ van de eerder in deze weblog genoemde Semmelweiss van Wenen naar Budapest, waar hij krankzinnig werd omdat hij duizenden kraamvrouwen voor zijn ogen zag sterven, terwijl hij wist hoe het te voorkomen zou zijn geweest, maar niet geloofd werd.
In de diagnostiek die bij de cellulairpathologie hoort, heeft de patholoog-anatoom veelal het laatste woord. Als de patholoog-anatoom niets afwijkends vindt, wordt het in veel gevallen al gauw moeizaam om een diagnose met zekerheid te stellen. En wat onderzoekt die? Juist... preparaatjes van materiaal dat niet meer leeft, aan de hand van veranderingen in niet meer levende cellen en hun samenhang. De meeste CAM methoden concentreren zich op een fenomenologische benadering van de nog levende mens als geheel en zijn uitingsvormen tijdens het leven. Niet dat de technologische geneeskunde dat helemaal niet doet, maar omdat deze zich bindt aan haar materialistische ziekteclassificatie kan ze niets diagnosticeren dat daarin niet voorkomt. Dan is de conclusie noodgedwongen: ‘U hebt niets’.
Denk eens na over de volgende vraag: je hebt een aantal tarwekorrels en als je die zaait ontkiemen die. We zeggen dan dat ze kiemkracht hebben. Wat is dat? En wanneer je die korrels nou heel lang bewaart, zijn er een aantal hun kiemkracht kwijt, die ontkiemen dan niet meer. Zo’n korrel had kiemkracht en op een gegeven moment is die weg. Er is dus een moment dat de kiemkracht er nog is en een fractie van een seconde later is die weg. Wat is er nu precies verdwenen op het moment dat die kiemkracht verloren ging? De korrel is bij fysisch-chemisch onderzoek in die fractie van een seconde niet waarneembaar veranderd. Anders gezegd, hoe komt het dat in een eikel een hele eikeboom schuilgaat, waaraan weer eikels komen die weer elk een hele eikeboom in zich bergen? (Dit is niet persoonlijk bedoeld hoor!)
We hebben al gezien dat ziekte gebonden is aan leven. Een stoel kan niet ziek zijn. Vele CAM methoden zoeken naar modellen en waarnemingsstrategieën om signalen van verstoring van de ‘onafgebroken inspanning van organismen om niet terug te vallen tot de toestand van de dode materie’ op te sporen. Dat leidt tot andere classificaties, andere waarnemingsstrategieën, lees andere diagnostiekvormen, en uiteraard andere interventies. De oorsprong van de controverse tussen universitair-technologisch en CAM begint dus al in een zeer vroeg stadium van het wetenschappelijke proces van ontdekking van de werkelijkheid: de waarneming.
Reactie 54 op donderdag 23 oktober 2008, 16:21 uur:
ad vraag 3. Is geneeskundig handelen dat zich uitsluitend baseert op in principe herzienbare wetenschappelijke feiten – of beter gezegd wetenschappelijke resultaten – mogelijk en/of wenselijk?
De geneeskundige praktijk bestaat uit een aaneenschakeling van rationele en irrationele handelingen (zo men wil resp. evidence based en niet evidence based) die betekenis en effect krijgen door de context, waarin ze plaats vinden (men oriëntere zich omtrent het begrip ‘positional value’, zoals dat in het systeemdenken ontwikkeld is). Als zodanig is geneeskundig handelen dan ook maar ten dele causaal analytisch benaderbaar.
Toelichting: In de (huisarts)geneeskunde komt van tijd tot tijd het fenomeen ‘pluis-nietpluis gevoel’ (let op het woord gevoel) ter sprake. Prof. Rümke spreekt van een, wat hij noemt, ‘praecoxgevoel’ (alweer gevoel) dat je onmiddellijk krijgt wanneer je met een schizofreen te doen hebt zonder nog verdere aanwijzingen voor die diagnose te hebben. Degenen die dit pluis-nietpluis gevoel uit eigen ervaring kennen weten dat het een grote rol speelt in hun praktisch-medische besluitvorming en er zijn talloze patiënten die zich bij een arts gezien en begrepen voelen, juist omdat die dit pluis-niet-pluisgevoel heeft, of anders gezegd: intuïtief begaafde artsen doen het beter. (leuk onderwerp voor een proefschrift; voor een van de heden ten dage zo talrijke vrouwelijke jonge collega’s uiteraard). Naast het feit dat de arts in spé velerlei vaardigheden moet oefenen is een van de redenen dat de medische opleiding lang duurt het simpele gegeven dat de student ervaring moet opdoen. Iedereen die therapeutisch werk doet, weet dat er talloze probleemsituaties zijn, die alleen vanuit ervaring op te lossen zijn. Maar wat is ervaring? Handelen op basis van ervaring betekent dat men consequenties verbindt aan herhaaldelijke reacties op identieke of vergelijkbare situaties, zonder dat de daaruit voortvloeiende handeling aan een eenduidige logische gedragsregel gekoppeld kan worden. Ervaring opdoen is een ingewikkeld proces van trial and error, dat we bij het bemeesteren van een therapeutische methode moeizaam moeten doorlopen. Deze ervaring bestaat uit niet-cognitief-overdraagbare kennis. Hierbij worden menselijke mogelijkheden ingeschakeld waarover wij beschikken naast onze ratio. Op deze plaats wil ik ermee volstaan te constateren dat de pragmatische oplossingen die gevonden worden op basis van ervaring, berusten op patroonherkennende strategieën, waarbij de positional values, d.w.z. de relatieve plaatsing binnen een patroon of systeem (men leze een inleiding in het systeemdenken) doorslaggevend zijn voor het handelen en niet oorzaak-gevolg verbanden. Vergelijk de betekenis van de leidtoon in een musikale frase, die zijn betekenis en spanning krijgt door de constellatie van de voorafgaande tonen binnen de toonsoort, terwijl hij los gespeeld of gezongen betekenis- en spanningsloos is.
Ervaring brengt nu juist datgene tot stand wat niet cognitief aan te leren is en ik stel voor dat we eindelijk de dingen bij hun naam noemen, het gaat hier om het ontwikkelen van intuïtie, zo men wil Fingerspitzengefühl. Hier geldt dus net als in de definiëring van wetenschap dat niet de hele werkelijkheid met regeltjes te benaderen is, omdat niet alle wetmatigheden waaraan het leven onderhevig is bekend of cognitief kenbaar zijn. Wanneer de geneeskunde uitsluitend zou bestaan uit het toepassen van regels, zou je het in een paar jaar kunnen leren.
Wat de een nu aan intuïtie toeschrijft, zal als ‘toeval’ beschouwd worden door iemand die zijn intuïtie niet ontwikkeld heeft en/of waarneemt of het fenomeen helemaal ontkent. Wat wij in de geneeskunde kennen als de ‘Multiplizität der Fälle’ is door C.G. Jung in een theoretisch kader geplaatst m.b.v. het concept van synchroniciteit, dat causaal analytisch niet verklaarbaar is en weer verwijst naar het systeemdenken.
Wanneer je je als medicus-practicus voorstelt dat je bij het uitoefenen van je beroep je intuïtie en creativiteit niet meer mag beluisteren, slaat je de schrik om het hart. Het zich uitsluitend mogen baseren op naar gangbare methodologieën verkregen en derhalve uitsluitend daarom geaccepteerde wetenschappelijke resultaten is onrealistisch en illusoir en volstrekt onaanvaardbaar. In tegendeel, het wordt hoog tijd dat de niet-cognitieve vaardigheden die zo wezenlijk zijn voor het uitoefenen voor een therapeutisch beroep onderwerp van diepgaande studie worden. Het lijkt me een goed idee om bij de instroom van medische studenten voortaan niet alleen te letten op het cognitieve niveau van een 8 gemiddeld voor je eindexamen, maar ook naar intuïtieve en communicatieve aanleg van de aanstaande artsen.
Reactie 57 op donderdag 23 oktober 2008, 23:57 uur:
ad vraag 6. Is pluriformiteit van het medisch handelen wenselijk of noodzakelijk?
Het toepassen van CAM methoden in mijn hoedanigheid van arts, dat wil zeggen bewust van het gegeven dat de hedendaagse technologische geneeskunde veel te bieden heeft en dat sommige CAM methoden volgens momenteel gangbare methodologieën (nog) niet volledig gegrondvest kunnen zijn op wat men noemt ‘wetenschappelijk bewijs’, berust op mijn overtuiging dat geneeskunde noodgedwongen pluriform moet zijn. Immers in de loop van de tijd en in verschillende culturen zijn er allerlei opvattingen ontwikkeld over hoe de wereld in elkaar zit en wat de diepere zin van leven en ziekte is. Geen enkele van deze opvattingen kan van zichzelf bewijzen dat ze de enig juiste is. Vergelijk het zogeheten inductieprobleem, zoals dat door de Engelse Empiristen is geformuleerd en waar in de filosofie nog steeds geen oplossing voor is gevonden: geen enkele methode kan van zichzelf bewijzen dat ze de enig juiste is, want dan zou ze zichzelf als bewijsmethode nodig hebben, en dat is een ongeoorloofde manoeuvre.
Het is een onomstotelijk gegeven dat er onder de mensen verschillen in opvatting over leven en ziekte bestaan en dus ook over genezen. Redelijkerwijs is het uitgesloten dat de werkelijkheid met behulp van slechts één model volledig verklaard en begrepen kan worden. Elementaire deeltjes kunnen als materie of als trilling beschreven worden. Wanneer je mensen wil helpen met hun klachten, zul je dan ook meerdere modellen nodig hebben. Niemand kan een ander voorschrijven wat hij van de wereld moet denken en niemand kan een ander voorschrijven hoe hij tegen het leven aan moet kijken en dus kan ook niemand een ander voorschrijven hoe hij zich in geval van ziekte moet laten behandelen. Niemand kan met zekerheid zeggen welke de best mogelijke oplossing is in geval van ziekten en klachten die in de individuele of in de evolutionaire ontwikkeling ontstaan.
In onze Grondwet staat: Art. 1. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Art. 6. -1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. (cursiveer in gedachten ‘op welke grond dan ook’ in art 1. en ‘levensovertuiging’ in art 6.)
Het medisch handelen vindt altijd plaats in een bepaalde variabele context en niet onder standaardcondities zoals dat bij wetenschappelijk onderzoek gebeurt. Tot de context van medisch handelen behoort o.a. en zeker niet op de laatste plaats het wereldbeeld en de mensopvatting van behandelaar en behandelde.
Wanneer we als uitgangspunt nemen dat eenieder recht heeft op een eigen wereldbeeld en een eigen mensbeeld, volgt daaruit dat therapiekeuze in geval van ziekte vrij dient te zijn. Dit betekent dat in principe alle geneesmethoden ter beschikking dienen te staan, wanneer er vraag naar is. Een pluriforme geneeskunde is dus een cultuurhistorische noodzaak en vrijheid van therapiekeuze is een grondwettelijk recht.
De geschiedenis van de wetenschap leert ons dat de ontwikkeling van de wetenschappen gekenmerkt wordt door een aaneenschakeling van ontdekkingen en verklaringen van feiten die tot dan toe niet ontdekt en/of niet verklaard waren. Dit houdt in dat er steeds nog-niet-ontdekte werkelijkheid om ons heen is. De werkelijkheid blijft de wetenschap als het ware steeds vóór. De vanzelfsprekendheid waarmee de wetenschap haar aandacht richt op het onverklaarde en nog niet theoretisch vatbare illustreert dat dit gegeven algemeen aanvaard wordt.
Het besluit wat wel en niet opgenomen wordt in wetenschappelijke aandachtsgebieden wordt mede bepaald door niet-wetenschappelijke overwegingen van o.a. financieel-economische, politieke en culturele aard, bijvoorbeeld traditie of winstbejag. Deze overwegingen zijn in hoge mate irrationeel, dat wil zeggen niet verstandelijk gestuurd. Dit is onvermijdelijk, omdat van te voren nooit bekend kan zijn wat de volgende nieuwe ontdekking of verklaring zal zijn. Hieruit volgt dat geen enkel aandachtsgebied van wetenschappelijk onderzoek uitgesloten kan worden op basis van rationele overwegingen. Ook niet de CAM methoden. Of zoals Chalmers (Wat heet wetenschap, Boom , Meppel 1981) het uitdrukt: ‘dat over het cumulatief zijn van kennis alleen achteraf kan worden beslist, zodat dit als criterium om wetenschap van niet-wetenschap te onderscheiden op het moment zijn waarde verliest.’ Derhalve zal de wetgever zich dienen te beperken tot het beoordelen van eventuele directe aantoonbare schadelijkheid of gevaarlijkheid van geneesmethoden, want hij kan de onvoorspelbare wetenschappelijk aangedreven of pragmatisch gestuurde ontwikkeling niet voorzien en/of beheersen.
Geneeskundig handelen is heel wat anders dan een geleide economie en de zorg is geen markt (ook al wordt die momenteel helaas zo benaderd).
Reactie 61 op zaterdag 25 oktober 2008, 17:28 uur:
ad vraag 5. Hoe gaat de wetenschappelijke gemeenschap om met controversen in eigen kring en met controversiële inzichten die niet uit het eigen kamp voorkomen?
In het gebied tussen de beoefening van de wetenschap en de toepassing daarvan bestaat altijd een spanningsveld. Dit spanningsveld omvat de wisselwerking tussen enerzijds waarneming en wetenschappelijke theorievorming onder standaardcondities en anderzijds het ontdekken van nieuwe mogelijkheden in het werkveld van de pragmatische therapie. In het ideale geval werkt deze wisselwerking onderling stimulerend en bevruchtend. Tenslotte is alles wat nu wetenschappelijk bewezen is begonnen als intuïtieve vondst, als waarneming of experiment of onbewezen hypothese. Dit houdt in dat er behandelingsmethoden zijn, waar we (nog) geen wetenschappelijke onderbouwing voor paraat hebben en waar dan voor- en tegenstanders van ontstaan. Zo’n verschil van inzicht in een ‘probleemtherapie’ noemt men een controverse: twee tegenovergestelde handelwijzen zijn verdedigbaar binnen een en dezelfde geneeskunde.
Een bekend voorbeeld is het knippen van de amandelen, een ‘therapie’ waarvan het nut voor de patiënt op lange termijn nog op geen enkele manier eenduidig is aangetoond. De indicatiestelling voor deze ingreep verschilt per medische faculteit en van tijd tot tijd komt de discussie erover weer op gang. De oplossing bestaat erin dat men probeert tot consensus te komen. Dat wil zeggen, men houdt een congres, consensus meeting of een openbare discussie in gerenommeerde tijdschriften, zodat alle autoriteiten hun mening kunnen geven en dan wordt als het ware bij stemming besloten wat het beste beleid is.
Wanneer dit spanningsveld tussen theorie en praktijk zich voordoet op het grondgebied van de reguliere geneeswijzen spreekt men dus van een controverse en streeft men naar consensus.
Echter, wanneer dit spanningsveld ontstaat buiten het grondgebied van de mainstream geneeswijzen komt er een heel ander soort gedrag tot stand. Er ontstaat verzet tegen de behandelwijze die ter discussie staat en men probeert niet te komen tot consensus, maar men werkt toe naar polarisatie, waarbij allerlei rationele en irrationele argumenten lijken toegestaan. In het spanningsveld tussen de theorievormende wetenschap en de oplossingen-voor-concrete-situaties-zoekende therapie doemt dan ineens de term kwakzalverij op. Een therapie waarvan het nut niet wetenschappelijk is vastgesteld, noemt men dus controversieel wanneer ze in de geaccepteerde geneeskunde wordt toegepast. Een therapie waarvan het nut niet wetenschappelijk is vastgesteld noemt men kwakzalverij, wanneer ze toegepast wordt buiten de standaardgeneeskunde.
We zien dus dat het criterium of een behandeling al dan niet als kwakzalverij beschouwd wordt, direct ermee samenhangt of ze binnen of buiten de scientific community van de mainstream plaatsvindt, waarbij deze community zonder enig geldig bewijs (zie het inductieprobleem) haar door zichzelf soeverein verklaarde operationele definitie van wetenschap toepast.
Wat gebeurt er nu, wanneer een behandelwijze in de reguliere geneeskunde in zwang is en gaandeweg blijkt, dat deze niet effectief is of zelfs gevaarlijk, of ze wordt door nieuwe wetenschappelijke inzichten achterhaald? Bijvoorbeeld de behandeling van allerlei psychische stoornissen door middel van de electroshock, een therapie die in de vijftiger jaren voor een veelvoud van indicaties werd toegepast (kijk eens naar de film One flew over the cuckoo’s nest). Na verloop van tijd bleken er grote nadelen aan verbonden, met name het optreden van persoonlijkheidsveranderingen. Daardoor werd de methode ter discussie gesteld en werd het indicatiegebied sterk ingeperkt tot uitsluitend de zogenaamde endogene depressies. Op deze manier is dus een schadelijke manier van behandelen stilzwijgend verlaten via de weg van het controversieel worden. Maar niemand haalt het in zijn hoofd om nu achteraf te zeggen, dat de electroshocktherapie als kwakzalverij beschouwd moet worden. In deftig potjeslatijn heet dit dat de methode ‘obsoleet’ geworden is en daarmee zijn de boeken gesloten en heeft de wetenschap haar werk gedaan. Hetzelfde lot is ten deel gevallen aan talloze geneesmiddelen en andere therapeutische technieken (Softenondrama, Halcionaffaire, uterusextirpatie bij bloedingen na de menopauze etc).
Wanneer we terugkijken in de geschiedenis van de geneeskunde zien we dat telkens wanneer er nieuwe technische inzichten ontstaan deze met volle kracht op alle mogelijke aandoeningen worden uitgeprobeerd. Zo is na het ontdekken van de röntgenstralen geprobeerd of men er kanker mee kon genezen, men heeft eczemen bestraald, men heeft er zelfs de volstrekt onschuldige wijnvlekken mee bestraald. Een patiënte toonde mij dat haar ene hand na zo’n behandeling voor een wijnvlek niet verder gegroeid was, zodat ze haar hele leven de hand van een achtjarig kind heeft gehouden. Was dat kwakzalverij?
Binnen de grenzen van wat men als wetenschap beschouwt zijn kennelijk allerlei experimenten gerechtvaardigd, ook al zijn ze risicovol, gevaarlijk of schadelijk. De legitimatie hiervoor wordt gevormd door de statistische evaluatie waaraan in wetenschappelijke kringen een soort slaafse gehoorzaamheid tot norm is verheven.
Sommige kwakzalverspraktijken worden na verloop van tijd opgenomen in de erkende wetenschappelijke geneeskunde. Zo was in de achttiende eeuw het zetten van gebroken beenderen vrijwel geheel in handen van niet-artsen, die er ook veel bedrevener in waren. Talloze geneesmiddelen zijn uit de volksgeneeskunde overgenomen, zoals Digitalis (Vingerhoedskruid). Hoe moeilijk het is nieuwe inzichten in de geneeskunde in te voeren zagen we al bij de geschiedenis van Semmelweiss, die als assistent niet tot het toenmalige wetenschappelijke establishment behoorde. En de wiskundestudent Adams, die de positie van Neptunus berekende, maar niet serieus genomen werd door de sterrenwacht van Greenwich, maar wel gelijk bleek te hebben.
Reactie 65 op zondag 26 oktober 2008, 20:57 uur:
ad vraag 4. Wat is de grondslag van de uitdrukkelijke wens van vele miljoenen aardbewoners om anders dan regulier-technologisch behandeld te worden in geval van ziekte en waar komt het vertrouwen vandaan dat deze mensen hebben in de CAM methoden, respectievelijk: hoe kan het dat wereldwijd vele duizenden universitair opgeleide artsen, wetende dat e.e.a. nog niet is bewezen volgens gangbare methodologieën toch kiezen voor een CAM benadering?
Het antwoord op deze vraag luidt als volgt: De grote tevredenheid van de patiënten die zich laten behandelen met CAM methoden, wordt verklaard door de verbetering van het existentiële welbevinden dat gepaard gaat met genezing van klachten of ziekten volgens een natuurlijke hiërarchie. Wie deze stelling ten volle wil bevatten leze mijn boek ‘Diadoxie’ (uitg. Alonnissos, Utrecht 2000.)
Verkorte uitwerking: Al ten tijde van Hippocrates, ca 450 jaar voor onze jaartelling waren de Griekse artsen bekend met het fenomeen syndroomverschuiving ofwel diadoxie (diadoxis). Dit houdt in dat ziekte-uitingen elkaars plaats kunnen innemen of in elkaar over kunnen gaan. In de Nederlandse vakliteratuur is daar bij mijn weten voor het laatst over geschreven in 1958 door Prof. Groen (NTVG, I 13. 1958 pag 616-625) die net als Hippocrates in zijn werk ‘Aforismen’ talrijke voorbeelden beschrijft. Het bekendste voorbeeld is het verdwijnen of verbeteren van astma, wanneer er een eczeem optreedt en omgekeerd. Ook de verschuiving van psychische klachten naar lichamelijke, en omgekeerd, is in brede medische kring (helaas niet zozeer in reguliere kringen) bekend. Bijvoorbeeld het ontstaan van een colitis bij het herstellen van een depressie, door Groen beschreven, of het verdwijnen van neurotische symptomen wanneer een acute koortsende ziekte optreedt, zoals door Sigmund Freud in een briefwisseling met Viktor von Weiszäcker wordt beschreven.
Het is in de natuurgeneeskunde, in de homeopathie en in de TCM (traditional chinese medicine) e.a. bekend dat een verschuiving van binnen naar buiten prognostisch gunstig is, omdat blijkt dat gepaard daarmee het algemeen welbevinden en hogere psychische, mentale en spirituele funkties verbeteren en daarmee de kwaliteit van leven (let in dit verband op het woord ‘leven’ en zie reactie 48 hierboven).
Er is dus een hiërarchie van levensfuncties, zoals die bv ook beschreven is door de Franse psychiater Janet. Wanneer men ziekten behandelt op een zodanige manier dat de diadoctische verschuivingen van buiten naar binnen gaan, astma i.p.v. eczeem, depressie i.p.v. colitis, treedt er een verslechtering op van de hogere psychomentale en spirituele functies en zal de patiënt zich existentieel slechter voelen.
De verklaring hiervoor is, dat ons organisme in geval van bedreiging of verstoring altijd het gunstigste homeostatische evenwicht zoekt voor de handhaving van het organisme als geheel. Dat wil zeggen dat een ziekte of klacht altijd de best mogelijke oplossing voor het organisme is op het gegeven moment onder de gegeven omstandigheden en in de ontwikkeling waarin het organisme zich bevindt. Als er een betere oplossing mogelijk was had het organisme in zijn ‘biologische wijsheid’ die immers gekozen. Wanneer men nu deze symptomen onderdrukt, is het organisme genoodzaakt een minder gunstig homeostatisch evenwicht in te stellen. Dit gaat gepaard met de boven genoemde psycho-mentaal-spirituele vermindering van het existentiële welbevinden. Het mechanisme van diadoxie verklaart ook waarom het onderdrukken van acute koortsende ziekten op den duur leidt tot chroniciteit: acute ziekten zijn genezingspogingen van het organisme (o.a. Dieter Beck, Krankheit als Selbstheilung) en wanneer ze onderdrukt worden, wijkt het ziekteproces als het ware uit naar diepere lagen en chronisch verstorende compensatiemechanismen waarop het organisme dan een beroep moet doen. Bij niet toelaten van de door het organisme gekozen symptomatologie treden diadoctische reeksen ‘naar binnen’ op, bv eczeem – astma – colitis – depressie met de daarmee gepaard gaande achteruitgang in existentieel welbevinden.
Mensen die deze verschuivingen aan den lijve ondervonden hebben weten heel goed onderscheid te maken tussen onderdrukkende therapieën, die in de technologische farmacotherapie regel zijn: anti-biotica, anti-flogistica, anti-reumatica, anti-arhitmica, anti-depressiva anti-etcetera etc. en therapieën die de genezingshiërarchie van binnen naar buiten respecteren en deze als maatstaf voor wezenlijk herstel nemen.
Het hierboven beschreven fenomeen, in de homeopathie bekend als de wet van Hering, verklaart de populariteit van veel CAM methoden bij mensen die er bekend mee zijn. Ondanks het feit dat er voor dit verschijnsel, diadoxie, geen plausibele causale verklaring is. En het verklaart ook de door patiënten vaak niet nader specificeerbare onvrede die ze ervaren bij reguliere behandeling, ook als deze correct uitgevoerd wordt: onderdrukken van symptomen leidt tot existentiële verslechtering. Overigens verklaart dit ook de soms marginale resultaten van klinisch effectonderzoek naar CAM methoden: wanneer men een meetmethode zou ontwikkelen om de subtiele psycho-mentale en spirituele verbetering te meten naast de klinische symptoomverbetering en diadoctische verschuivingen mee zou beoordelen, zou het verschil tussen placebo en CAM wel eens veel significanter kunnen zijn.
Hier dringt zich de vraag op: kunnen we van genezing spreken wanneer iemand levenslang geneesmiddelen moet nemen?
Voor alle duidelijkheid: de hierboven gevolgde redenering geldt voor ziekten in engere zin, dus niet voor trauma’s en reeds in de materie geconsolideerde eindtoestanden van ziekteprocessen als bv verkalkte vaten en galstenen; wanneer een ziekteproces eenmaal geleid heeft tot mechanische veranderingen in de materie van het lichaam is in veel gevallen (maar lang niet in alle!) ook een mechanische oplossing onontkoombaar en zoals bekend is de moderne technologische geneeskunde daar zeer goed in. Kortom: iedere methode haar eigen indicatiegebied.
De wet van Hering, zoals hierboven kort beschreven, vormt de grondslag voor de gedoemde mislukking van de pogingen die in Nederland door overheid en pers momenteel ondernomen lijken te worden om een staatsgeneeskunde te vestigen door de CAM methoden uit te roeien en de patiënten monddood te maken.
Want de wezenskern van de mens verlangt naar waarheid.
Reactie 67 op zondag 26 oktober 2008, 22:49 uur:
ad vraag 7. Mogen wij ervan uitgaan dat wat nog niet bewezen is ook onbewijsbaar is?
De geschiedenis van de wetenschap is een aaneenschakeling van herzieningen van standpunten en inzichten. We kunnen erop rekenen dat over honderd jaar op onze chemokuren terug gekeken zal worden met dezelfde verbijstering als waarmee wij nu terugblikken op voorheen gangbare en voor toenmalige wetenschappelijke inzichten volkomen verantwoorde therapieën als aderlaten en purgeren.
Het denkbeeld dat de wereld slechts met één model te benaderen of te verklaren zou zijn – m.n. het huidige westerse materialistische wereldbeeld en mensmodel, met als verlangen de maakbare mens - komt voort uit wat de filosoof Ortega y Gasset in zijn boek ‘De opstand der horden’ noemt: het gevoel van de volheid der tijden: ‘Tijden derhalve waarin men geloofd heeft dat men aan het eindpunt van een weg was gekomen, waardoor een langdurig gekoesterd verlangen werd vervuld en een verwachting werd verwezenlijkt. Dit is de volheid der tijden, het geheel en al volgroeid zijn in de tijd.’
Zo meende de natuurkundige Kelvin (van het absolute nulpunt) aan het eind van de 19e eeuw dat de natuurkunde haar taak wel zo ongeveer volbracht had. Hoe had hij ook kunnen vermoeden dat Einstein in 1905 met zijn relativiteitstheorie de hele natuurkunde en ons hele wereldbeeld op zij kop zou zetten? Sommige mensen hebben stilzwijgend het idee dat de evolutie iets van het verleden is, dat die gestopt is op het moment dat Darwin zijn evolutietheorie wereldkundig maakte. Dat is natuurlijk niet zo, de evolutie gaat gewoon door, dus ook die van het menselijk bewustzijn. De volheid der tijden is ook nu nog niet bereikt.
Niet-materialistische ofwel energetische wereldbeelden gaan ervan uit dat energie of bewustzijn voorafgaat aan materie en dat materie een verdichting ervan is, ook al snappen wij niet hoe dat kan. Maar het denkbeeld dat leven uit materie ontstaat is even onbegrijpelijk. Zowel het primaat van de materie als het primaat van bewustzijn berust namelijk op een metafysische hypothese en deze hypothesen zijn derhalve volkomen gelijkwaardig. Bovendien zijn ze als denkbeeld antinomisch van karakter, hetgeen wil zeggen dat ze onverenigbaar zijn en niet in een of-of relatie in de kenbare wereld kunnen bestaan, maar alleen in een en-en relatie. Net als het causaal analytische denken en het synthetische systeemdenken respectievelijk materialistische geneeskunde en energetische geneeskunde. De enige manier om de of-of relatie van antinomische levensopvattingen af te dwingen is met behulp van machtsmiddelen die we uit de geschiedenis in overvloed kennen, bv in de vorm van verboden, boekverbrandingen, vervolgingen etc.
Welke politicus wil de historische vergissing op zijn naam hebben de vruchteloze poging ondernomen te hebben van twee antinomische wereldopvattingen en hun practisch-therapeutische consequenties er één uit de (Nederlandse) wereld te helpen zonder door de telescoop van Galileo naar de manen van Jupiter te hebben gekeken?
Slotvraag.
Toen 200 jaar na de ontdekkingen van Copernicus eindelijk door wetenschap, kerk en staat erkend moest worden dat de aarde rond is en zich om de zon beweegt, is er toen iets aan ons zonnestelsel veranderd?
Conclusie: er bestaat geen enkele wetmatigheid die zegt dat de laatste criticus ook het grootste gelijk heeft.
Epiloog:
‘Eppur si muove.’ (En toch beweegt zij (de aarde).) Toegeschreven aan Galileo op zijn sterfbed, een der grootste westerse wetenschappers aller tijden; door de machtshebbers veroordeeld wegens ketterij in 1633 tot levenslang huisarrest en ternauwernood ontkomen aan het lot van zijn collega-vrijdenker Giordano Bruno, die in 1600 op de brandstapel was beland omdat hij niet zijn opvatting wilde herroepen dat het heelal oneindig is. Galileo werd in 1992 na 360!! jaar gerehabiliteerd door Johannes Paulus II.
Fernand Debats
Nu dacht u misschien dat u er al was? Mooi niet, want ik heb nog wat in petto. Op zoek naar Fernand Debats kwam ik ‘Module V1. Basiskennis homeopathie (HBO niveau)’ tegen. Daarin vond ik een soortgelijke tekst, dat ik wel moet denken dat deze ook van hem afkomstig is (en zeker als hij ook als opleider optreedt). Na een korte herhaling van al eerder beschreven argumenten gaat hij echter heel gestructureerd verder en komt met een beschrijving van wat ook in antroposofisch opzicht herkenbaar is als de vier lagen van de werkelijkheid, namelijk op het gebied van fysiek lichaam, etherisch lichaam, astraal lichaam en ik, om even in vaktermen te spreken. Maar bij hem is het zeer duidelijk uiteengezet, zonder jargon.
‘Vrije modules/ bij- en nascholing (geaccrediteerd door de VBAG en VIV)
In deze module leert u de achtergronden, de basisprincipes en de werking van de homeopathie kennen.
Genezen van binnenuit
Een volkswijsheid zegt dat een uitslag naar binnen slaat, als je hem onderdrukt. Die wijsheid is al heel oud. We kunnen al erover lezen in de geschriften van Hippokrates, die 450 jaar voor onze jaartelling leefde in het oude Griekenland, de bakermat van onze cultuur. In deze geschriften, de Aforismen, vermeldt deze Vader der Geneeskunst, dat het gunstig is, wanneer inwendige ziekten naar buiten komen en ongunstig, wanneer ze naar binnen slaan. Wanneer astma naar buiten komt in de vorm van eczeem is dat gunstig. Wij noemen dat ook heel toepasselijk “uitslag”.
Genezing gaat altijd van binnen naar buiten. In de homeopathie staat deze wetmatigheid bekend als de Wet van Hering, naar de Duitse arts Constantine Hering, (1800-1880), die dit voor het eerst duidelijk formuleerde. Deze wetmatigheid is voor iedere vorm van geneeskunde van toepassing. Het heeft geen zin symptomen te onderdrukken, want dan duiken ze meestal in een diepere laag van ons gestel weer op. Dat is de betekenis van Genezen van binnenuit. U kunt hierover alles lezen het studieboek Diadoxie.
De homeopathie
Iedereen kan in de loop van zijn leven in situaties komen waarin hij baat kan hebben bij homeopathische behandeling. Homeopathie houdt zich bezig met levende wezens, dat wil zeggen wezens waar levenskracht in huist. De kracht die maakt dat een wond geneest, dat je ogen glanzen en dat je kunt genieten van de wereld om je heen. Als deze kracht verdwijnt, is je lijf een lijk geworden. Maar zolang dat nog niet zo is, kun je die genezende levenskracht stimuleren. Dat doet de homeopathie: geen symptomen onderdrukken, maar het eigen herstel stimuleren met middelen die de natuur ons levert. Alle levende wezens kunnen reageren op de informatie die in homeopathische middelen ligt besloten, mensen, dieren en planten.
Je kunt de geneeskracht op vier manieren stimuleren.
1. Allereerst via de structuur van ons lichaam. De weefsels waaruit ons lichaam is opgebouwd kunnen beschadigd zijn, bv. je verstuikt je enkel, dan bevordert het middel Ledum het herstel, of je hebt een bloeduitstorting en dan zorgt Arnica ervoor dat die sneller wordt opgeruimd.
2. Weefsels vormen organen en in de functie van de organen kan ook iets verkeerd lopen. Dan ontstaan patronen van klachten waar meestal een diagnosenaam bij past: bronchitis, maagslijmvliesontsteking etc. Hoewel een dergelijke diagnose dan bij verschillende mensen hetzelfde is, zien we toch dat er persoonlijke variaties in de symptomen bestaan. De een gaat hoesten als hij gaat liggen, terwijl het bij een ander dan juist beter wordt. In deze gevallen wordt het homeopathische middel gekozen op basis van het individuele patroon van de klachten: reageert het op omstandigheden als temperatuur, jaargetijde, vocht, beweging, lichaamshouding...? Wat voor pijn is het, stekend, brandend...? Straalt het uit? Wat kun je doen om het te verlichten? Gaat het gepaard met andere klachten, b.v. koude voeten krijgen als je hoofdpijn hebt.
3. Met onze weefsels en organen begeven wij ons als mens in de wereld. We geven betekenis aan de dingen om ons heen. Op basis daarvan hebben we gevoelens en bepalen we ons gedrag. Iemand kan bijvoorbeeld maagpijn krijgen omdat hij zich ergert. Dan ontstaat de klacht door de betekenis die we geven aan de gebeurtenissen. En die betekenis hangt af van onze persoonlijkheid. De een ergert zich aan dingen die een ander koud laten. Het gedrag en de persoonlijkheid spelen een grote rol bij het kiezen van een homeopathisch middel. Iemand die temperamentvol is reageert op andere middelen dan een rustige persoonlijkheid.
4. Onze persoonlijkheid en de manier waarop we reageren op omstandigheden bepalen hoe we ons leven inrichten. Zijn we ambitieus en willen we groots leven of zijn we bescheiden en genieten we van de kleine geneugten. Wijden we ons leven aan de verzorging van een zieke vader of laten we dat door professionele hulpverleners doen? Knokken we ons hele leven met een dominante schoonmoeder of treffen we altijd maar weer een chef waar we niet mee door één deur kunnen? Wanneer je last van je maag krijgt als je je ergert, zul je situaties die ergernis opwekken uit je leven proberen weg te houden. De manier waarop we onze levensloop inrichten volgt uit de bestemming die we aan ons leven geven. Dit is het niveau van zelfverwezenlijking en zingeving, waar we onze menselijke vrije wil kunnen inschakelen. En ook op dit niveau van menselijk bewustzijn kunnen homeopathische middelen verhelderend werken.
Het hoogste doel van de homeopathie is om mensen te helpen hun zelfverwezenlijking zo goed mogelijk tot stand te brengen.
– Door het herstel van de structuur van weefsels
– Door de verbetering van de funktie van organen
– Door het verbeteren van patronen in gedrag en relaties
– Door het verhelderen van de samenhang van gebeurtenissen in de levensloop.’
Na deze wel zeer inhoudelijke beschouwing nog een kort commentaar dat zich weer direct richt tot minister Klink, om wie het oorspronkelijk toch allemaal draait. Hij is van niemand minder dan Huib van den Doel, die een van zijn oude functies opgeeft, maar ik ken hem vooral van de laatste plusminus acht jaar, waarin hij voorzitter was van de Federatie Antroposofische Gezondheidszorg. Hij schreef reactie 55 op donderdag 23 oktober 2008, 17:19 uur:
‘Ik schaam mij bijna voor mijn CDA-lidmaatschap. Terwijl ik vroeger in het CDA (1970-1980) in de voorste gelederen heb gestreden tegen de toenmalige pogingen tot staatspedagogiek, gaat nu een minister van CDA-signatuur de eenheidsworst van de staatsgezondheidszorg proberen overeind te houden. Nog droeviger is dat het gevecht plaats vindt als was het een belastingtechnische kwestie. Dr. Klink, ik verwacht van u, oud-directeur van het CDA-wetenschappelijk bureau, dat u gevoel toont voor het onderscheid tussen uiteenlopende paradigma’s, “waarden” in de zorg; deze verschillen in de zorg zijn van even groot belang als die in het onderwijs.’
Dr. Huib G. van den Doel, oud directeur Nationale Ziekenhuis-Raad (NZR)